ECLI:NL:RBOBR:2023:2799

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
SHE 23/86, SHE 23/140, SHE 23/194, SHE 23/295, SHE 23/237 en SHE 23/255
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging omgevingsvergunning voor de bouw van een gezondheidscentrum met appartementen in Stiphout wegens gebrekkige parkeerbehoefte en onvoldoende onderzoek naar geluidsoverlast

Op 9 juni 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een gezondheidscentrum met 19 appartementen in Stiphout, gemeente Helmond. De rechtbank heeft de omgevingsvergunning vernietigd op basis van meerdere gebreken in de vergunningverlening. De eisers, waaronder de Beheerstichting Multifunctioneel Centrum Stiphout en Fanfare de Vooruitgang, stelden dat de parkeerbehoefte niet goed was geborgd en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar mogelijke geluidsoverlast voor de bewoners van de appartementen door het naastgelegen multifunctioneel centrum en de fanfare. De rechtbank oordeelde dat de parkeerbehoefte van de appartementen niet correct was vastgesteld en dat het college van burgemeester en wethouders niet had aangetoond dat er voldoende parkeergelegenheid zou zijn voor de bezoekers van het gezondheidscentrum en de bewoners van de appartementen. Daarnaast werd vastgesteld dat de geluidsoverlast van de activiteiten in het multifunctioneel centrum en de fanfare onvoldoende was onderzocht, wat de leefbaarheid van de nieuwe appartementen in gevaar zou kunnen brengen. De rechtbank concludeerde dat het college niet had voldaan aan de vereisten van een goede ruimtelijke ordening en dat er meerdere besluiten moesten worden genomen om de gebreken te herstellen. De rechtbank heeft het college opgedragen om binnen zes maanden na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerder genoemde gebreken in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 23/86, SHE 23/140, SHE 23/194, SHE 23/295, SHE 23/237 en SHE 23/255

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 juni 2023 in de zaak tussen

Beheerstichting Multifunctioneel Centrum Stiphout (MCS), uit Helmond en
Fanfare de Vooruitgang (Fanfare), uit Helmond, eisers 1 SHE 23/86)
(gemachtigde: mr. A.C.P.M. van Dun),

[naam] , uit [woonplaats] , eiser 2 (SHE 23/140)

(gemachtigde: mr. M. van Hoorne)

[naam] , uit [woonplaats] , eiseres 3 (SHE 23/194)

(gemachtigde: [naam] )

[naam] , uit [woonplaats] , eiser 4 (SHE 23/295)

(gemachtigde: mr. Y. van der Meulen)

[naam] , uit [woonplaats] , eiser 5 (SHE 23/237)

(gemachtigde: [naam] )

[naam] en [naam] , uit [woonplaats] , eisers 6 (SHE 23/255)

(gemachtigde: mr. J. Schmidt - Lo Fo Wong)
gezamenlijk aan te duiden als eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond,het college
(gemachtigden: mr. J.L.G. Niederer en mr. J.W.M. Hagelaars).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[bedrijf] B.V,vergunninghoudster, uit Helmond, (gemachtigde: mr. N.M.C.H. Crooijmans).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning op 22 december 2022 aan vergunninghoudster voor de bouw van een gezondheidscentrum met 19 appartementen op de hoek van de Kloosterstraat en Dorpsstraat in Stiphout (gemeente Helmond).
1.2
Eisers hebben hiertegen afzonderlijk beroep ingesteld. De beroepen zijn geregistreerd onder de hierboven genoemde zaaknummers. Eisers 1 hebben ook een voorlopige voorziening ingediend. Die is geregistreerd onder zaaknummer SHE 23/93.
1.3
Het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 24 februari 2023.
1.4
De rechtbank heeft de beroepen op 16 mei 2023 op zitting behandeld, gelijktijdig met de voortzetting van de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening en de zaken SHE 23/250 en SHE 23/275. Hieraan hebben deelgenomen: eisers waaronder [naam] , [naam] , [naam] en [naam] en [naam] namens eisers 1 en [naam] en [naam] namens eiseres 3, de gemachtigden van eisers, de gemachtigden van verweerder, vergezeld door [naam] , [naam] van de Veiligheidsregio Brabant Zuid Oost (Veiligheidsregio) en [naam] , [naam] namens vergunninghoudster en de gemachtigde van vergunninghoudster.
1.5
De rechtbank zet hieronder eerst de feiten op een rij. Daarna behandelt de rechtbank de beroepsgronden van eisers in drie onderdelen: de beroepsgronden over het vergunde gebouw, over parkeren en over de gevolgen van de omgevingsvergunning voor de bedrijfsvoering van het MCS en de Fanfare.

Beoordeling rechtbank

Feiten
2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten
 Vergunninghoudster heeft de percelen kadastraal bekend gemeente Stiphout, sectie [letter] , perceelnummers [nummers] (verder: het projectgebied) in eigendom. Het project ligt op de hoek van de Kloosterstraat en de Dorpstraat in Stiphout (gemeente Helmond).
 Het aangrenzende perceel en het gebouw op dit perceel aan de [adres] zijn in eigendom van de gemeente Helmond. Hier staat het multifunctioneel centrum Stiphout (het gebouw wordt verder aangeduid als ‘multifunctioneel centrum’). Onderdeel van dit multifunctioneel centrum is het zalencentrum [naam] . Het multifunctioneel centrum wordt gehuurd door MCS (eiseres 1) van de gemeente Helmond. Het MCS verhuurt het gehuurde aan eiser 2. Zijn eensmanszaak exploiteert het zalencentrum (eiser 4). Boven het centrum liggen appartementen. De eigenaren van deze appartementen, waaronder eiser 2, zijn verenigd in een vereniging van eigenaren (eiseres 3). De Fanfare (eiseres 1) is eigenaar van het gebouw aan de [adres] . De gebouwen van MCS en de Fanfare liggen naast elkaar.
 Het gebouw van het multifunctioneel centrum is uitgebreid. Hiervoor is in 2004 een bouwvergunning verleend. Aan deze vergunning zijn voorschriften verbonden die strekken tot het aanleggen en in stand houden van 24 parkeerplaatsen voor motorrijtuigen en een fietsenstalling van 100 m² op het bij het multifunctioneel centrum behorende terrein.
 In het projectgebied lag voorheen het Café Het Aambeeld. Dit café is inmiddels gesloopt.
 Vergunninghoudster is eigenaar van een monumentaal gebouw gelegen aan de [adres] . Dit perceel grenst weer aan het perceel met het gebouw van de Fanfare.
 Eisers 5 en 6 wonen in de buurt van het projectgebied.
 Aan de Kloosterstraat op de percelen [nummers] lag een parkeerterrein dat tot omstreeks 2010 in eigendom was van de eigenaar van café het Aambeeld (inmiddels is het in eigendom van vergunninghoudster). Hiervan werd gebruik gemaakt door de bezoekers van het multifunctioneel centrum en de Fanfare, maar het terrein is nu enkele jaren afgesloten door vergunninghoudster.
 Eisers 1 hebben twee verzoeken om handhaving ingediend. Zij stellen dat het parkeerterrein een openbare weg is en dat vergunninghoudster handelt in strijd met artikel 2.1.5.1, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Helmond. Deze verzoeken zijn afgewezen in het voorjaar van 2022. Hiertegen hebben eisers 1 bezwaar gemaakt. In twee afzonderlijke besluiten heeft het college de bezwaren ongegrond verklaard. Hiertegen hebben eisers 1 beroep ingesteld. Deze zaken zijn geregistreerd onder zaaknummers SHE 23/250 en SHE 23/272.
 Op het projectgebied rusten de bestemmingsplannen “Stiphout” en “Paraplubestemmingsplan parkeren”.
 Vergunninghoudster heeft op 14 juli 2021 een aanvraag voor omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van een gezondheidscentrum in combinatie met 19 levensloopbestendige appartementen. Achterliggende percelen, waaronder de tuin bij het pand [adres] , worden ingericht als parkeerterrein met 28 parkeerplaatsen. Een ruimtelijke onderbouwing maakt onderdeel uit van de aanvraag.
2.2
Het college heeft aanvankelijk het voornemen gehad de omgevingsvergunning te weigeren. Op basis van een notitie van RHO adviseurs heeft het college op 2 december 2022 de omgevingsvergunning alsnog verleend.
Beroepsgronden met betrekking tot het gebouw zelf
3.1
Alle eisers vinden dat de behoefte aan een gezondheidscentrum in Stiphout onvoldoende is onderbouwd. Zij wijzen erop dat in de buurt van het geplande gezondheidscentrum een huisarts, een afhaalpunt voor een apotheek en twee fysiotherapeuten zijn gevestigd. Ook het tekort aan huisartsen in Stiphout is niet onderbouwd. De huisarts die zich zal vestigen in het gezondheidscentrum is nu ook al in Stiphout gevestigd.
3.2
Het college wijst erop dat Stiphout als enige wijk van Helmond geen volwaardige apotheek heeft en dat maar minder dan de helft van de bewoners van Stiphout binnen de wijk een huisarts heeft. De bestaande tandartsenpraktijk in het pand [adres] wordt verplaatst naar het gezondheidscentrum en het pand [adres] krijgt een woonbestemming. Het gezondheidscentrum voorziet volgens het college wel degelijk in een behoefte. Voor de levensloopbestendige serviceappartementen zijn meer aanmeldingen dan beschikbare appartementen. De doelgroep voor de appartementen vindt de combinatie met een gezondheidscentrum zeer aantrekkelijk.
3.3
Bij nieuwe ontwikkelingen in bestaand stedelijk gebied dient er op grond van de in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verankerde Ladder voor Duurzame Verstedelijking nog wel te zijn onderbouwd dat sprake is van een behoefte aan deze ontwikkeling. De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een behoefte. Er is een grote woningnood in de regio waarmee de behoefte aan 19 appartementen al voldoende is onderbouwd. Er is ook voldoende behoefte aan een apotheek in Stiphout, want die is er nu niet. Ook bij het bestaan aan de behoefte aan een huisartsenpraktijk met voldoende capaciteit heeft de rechtbank geen twijfels. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.1
Alle eisers voeren aan dat het pand niet zal gaan passen in de omgeving en stedenbouwkundig onaanvaardbaar is. Het pand is te groot. Het college heeft in het verleden niet mee willen werken aan soortgelijke initiatieven omdat het stedenbouwkundig onaanvaardbaar was en eisers begrijpen niet waarom het college van mening is veranderd na het ontwerpbesluit. Eisers stellen ook dat het plan in strijd is met gemeentelijk beleid waaronder “het masterplan Stiphout” (masterplan), de Structuurvisie Stiphout 2009 (structuurvisie 2009) en de Visie Hoger Bouwen Helmond (visie). Eisers vinden dat het pand in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
4.2
Het college vindt het bouwplan stedenbouwkundig aanvaardbaar, ook al had het college een ander standpunt in het ontwerpbesluit. Het college heeft voortschrijdend inzicht gekregen op basis van een advies van RHO dat het college heeft gevraagd naar aanleiding van zienswijzen op het ontwerpbesluit. De omstandigheid dat door het bouwplan het multifunctioneel centrum en het pand van de Fanfare grotendeels aan het zicht worden onttrokken, vindt het college stedenbouwkundig van ondergeschikt belang. Bovendien blijft de hoofdingang van het multifunctioneel centrum in het hoofdgebouw aan de Dorpstraat. Het college vindt het plan passen binnen de drie door eisers genoemde beleidsdocumenten. Dit is overigens beleid ouder dan 15 jaar. Het bouwplan heeft 4 bouwlagen en past binnen de Visie. Een gezondheidscentrum en appartementen zijn belangrijke segmenten voor het functioneren van het dorp en bovendien geeft de structuurvisie 2009 aan dat naast wonen dienstverlening en kantoren mogelijk zijn. Het college benadrukt dat het bouwplan zeker past in de Structuurvisie Helmond 2030.
4.3
In het advies van RHO staat het volgende: “
Het nieuwe gebouw is forser dan veel andere de gebouwen in het centrum van Stiphout. Rond de kerk zijn echter op enkele plekken ook forsere (woon)gebouwen gerealiseerd zoals op het kaartje aangegeven. Dit nieuwe gebouw doet hier in mee. Door de plaatsing in de rooilijnen van de omliggende bebouwing, het opdelen van de gevels en het werken met een setback wordt voldoende aangesloten op de directe omgeving. Gezien de verschillende bouwstijlen en afwisseling van vormen en volumes, kan ook een voorgestelde hedendaagse vormgeving worden ingepast. Door het gebruik van terughoudend kleur- en materiaalgebruik (baksteenarchitectuur) wordt aangesloten bij het dorpse straatbeeld. Het nieuwe gebouw is qua plaatsing, volume, opbouw en vormgeving daarmee stedenbouwkundig aanvaardbaar.”
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het college zich met verwijzing naar het RHO advies op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan stedenbouwkundig aanvaardbaar is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het college na voortschrijdend inzicht niet is gebonden door een standpunt in eerdere besluitvorming of in een ontwerpbesluit. Het college heeft minder waarde hoeven te hechten aan de zichtbaarheid van het multifunctioneel centrum en het Fanfaregebouw dan aan het belang bij realisatie van het projectplan en heeft hierbij terecht opgemerkt dat de hoofdingang van het multifunctioneel centrum en het zalencentrum niet aan de Kloosterstraat maar aan de Dorpsstraat zijn gelegen. Het college heeft verder voldoende gemotiveerd dat het bouwplan niet in strijd is met de Visie of de
structuurvisie 2009. Weliswaar is het bouwplan in strijd met het masterplan dat voorziet in een groen knooppunt Dorpsstraat/Kloosterstraat, maar het college wijst er ook terecht op dat het masterplan uit 2009 dateert en dat de omgeving en de behoeftes in het dorp nadien zijn gewijzigd. Met verwijzing naar de behoefte aan een gezondheidscentrum en appartementen heeft het college voldoende gemotiveerd waarom hij van het masterplan afwijkt. Deze beroepsrond slaagt niet.
5.1
Eisers vinden het bouwplan niet passen bij het naastgelegen monumentaal pand [adres] . De benodigde parkeerplaatsen nemen een deel van de tuin van dit pand in beslag. De monumentencommissie heeft zich in een drietal rapporten kritisch uitgelaten over de ontwikkeling. Eisers betwijfelen ook of de monumentencommissie is medegedeeld dat er voor de papiercontainer van de Fanfare nog een plek moet worden gevonden en dat er voor het monumentale pand is voorzien in een ondergrondse vuilcontainer. Ook al is er een positief welstandsadvies voor het bouwplan afgegeven, dat wil nog niet zeggen dat het bouwplan past in het monumentale straatbeeld van de Kloosterstraat.
5.2
Het college is van mening dat de wet- en regelgeving over cultuurhistorie niet strekt tot bescherming van de belangen van eisers. Verder stelt het college dat de monumentencommissie Helmond (de monumentencommissie) het college de ruimte heeft gegeven om in een belangenafweging het cultuurhistorische belang en het verkeersbelang tegen elkaar af te wegen en dat hij het belang van parkeren zwaarder heeft laten wegen dan het cultuurhistorisch belang. Het aantal benodigde parkeerplaatsen is net toereikend volgens de parkeerberekening en er is geen ruimte om elders op eigen terrein
parkeerplaatsen te realiseren. Over de inpassing van het monument aan de zichtzijden is wel positief geadviseerd door de monumentencommissie. De monumentencommissie heeft nadrukkelijk niet geadviseerd over de toekomstige functie van het pand [adres] en de containers en de terreininrichting rond het Fanfaregebouw.
5.3
De monumentencommissie heeft in haar laatste advies het volgende aangegeven: “
De monumentencommissie adviseert het college echter over het belang van cultuurhistorie en de instandhouding, uitstraling en toekomstwaarde van het monument. Om die reden adviseert de commissie dan ook om meer tuin aan de achterzijde van het monument te handhaven. Als hier een of twee parkeerplaatsen kunnen vervallen kan hier qua cultuurhistorische waarde substantiële winst worden geboekt. Het is aan het college om het cultuurhistorische belang en het verkeersbelang tegen elkaar af te wegen. (…) De voorzitter geeft aan dat de commissie enkel adviseert over de cultuurhistorische waarden die het monument aan gaan. De vragen met betrekking tot containers en de terreininrichting rond het fanfaregebouw vallen buiten het werkterrein van de commissie.(…) De commissie adviseert positief over het aangepaste plan aan de straatzijde en de oprit. Ze is ook positief over de voorgestelde inrichting ter plaatse van toegang naar het parkeerterrein. Ten aanzien van de achterzijde adviseert de commissie om in het belang van de cultuurhistorie en de instandhouding, uitstraling en toekomstwaarde van het monument meer tuinruimte en minder parkeerruimte te realiseren.
5.4
De rechtbank stelt voorop dat het toekomstige gebruik van het pand [adres] geen onderdeel is van het bestreden besluit. De rechtbank kijkt alleen naar de gevolgen voor het monumentale pand door het bestreden besluit zelf. Het bestreden besluit maakt de bouw van het bouwplan mogelijk en verplicht vergunninghoudster tot een bepaalde inrichting van het omliggende terrein tot parkeerterrein.
5.5
De rechtbank is van oordeel dat het college zich met verwijzing naar het advies van de monumentencommissie op het standpunt heeft kunnen stellen dat realisering van het bouwplan zelf geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het pand [adres] . De monumentencommissie adviseert hierover positief.
5.6
Het college is niet gebonden door het advies van de monumentencommissie en mag hiervan afwijken mits hij dit voldoende motiveert. De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom hij het belang van voldoende parkeergelegenheid zwaarder laat wegen dan het behoud van een grotere tuin bij het pand [adres] . De monumentencommissie heeft niet geadviseerd over de plaatsing van de containers voor inzameling van oud papier op het terrein dus het college wijkt op dit punt ook niet af van het advies. De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende heeft onderbouwd dat het monumentale karakter van het pand [adres] niet wordt aangetast door plaatsing van deze containers op een plaats op het terrein bij het gezondheidscentrum, omdat deze containers er niet doorlopend staan. De rechtbank concludeert dat het college in het monumentale karakter van het pand [adres] geen aanleiding heeft hoeven zien om de gevraagde omgevingsvergunning voor de bouw van het gezondheidscentrum en de inrichting van het projectgebied te weigeren. Deze beroepsgrond slaagt niet. In het midden kan blijven of de normen waar eisers zich in dit verband op beroepen, strekken tot bescherming van hun belangen.
6.1
Eisers voeren aan dat het bouwplan voorziet in de realisering van appartementen (en galerijen die toegang geven tot deze appartementen) op zeer korte afstand van hun appartement met bijbehorende terrassen op de eerste verdieping van het multifunctioneel centrum. Eiser 2 heeft met name moeite met de derde laag van het nieuwe complex. Op 5 meter afstand van zijn appartement komt een complex van 12,5 meter hoog waardoor hij veel zijn uitzicht verliest en veel van zijn privacy moet inleveren, omdat de dakterrassen van het nieuwe complex uitkijken op zijn dakterras. Weliswaar worden schuine lamellen geplaatst, maar deze zijn niet geborgd en helpen niet. Ook eiseres 3 en eiser 5 vrezen aantasting van hun privacy vanwege inkijk vanuit de nieuwe appartementen. Tot slot stellen eiser 2 en eiseres 3 dat als gevolg van het appartementencomplex de zon- en daglichttoetreding flink zal worden beperkt.
6.2
Het college stelt zich op het standpunt dat eisers wonen in een stedelijk gebied en dat dit gepaard kan gaan met een zekere mate van inbreuk op de privacy. Een appartementencomplex of woningen nabij de eigen woning van 12,5 meter hoog op 5 meter afstand in stedelijke gebied is niet ongebruikelijk. De lamellen zijn onderdeel van het aangevraagde bouwplan en kunnen niet worden verwijderd zonder af te wijken van de verleende omgevingsvergunning. Het college vindt dat er geen recht is op het behouden van vrij uitzicht en vindt de beperking van het uitzicht acceptabel. Het college stelt op basis van de zonnestudie voor het bouwplan dat door het bouwplan vanaf 18:00 uur schaduwwerking op de appartementen op het multifunctioneel centrum zal gaan optreden. Het college acht dat aanvaardbaar en stelt dat er sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat.
6.3
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Het bouwplan heeft ontegenzeggelijk gevolgen voor het uitzicht van eisers, de daglichttoetreding op de percelen of panden van eisers en de privacy van eisers. De rechtbank beseft dat de leefomgeving van eisers er anders uit zal gaan zien als het bouwplan wordt gerealiseerd. Dat neemt echter niet weg dat eisers in een centrumgebied wonen. In dit centrumgebied zijn ook andere hogere gebouwen. In een wat drukkere woonomgeving kunnen veranderingen optreden en hebben eisers niet het recht dat alles blijft bij het oude. De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevolgen van het bouwplan voor eisers niet zodanig groot zijn dat het bouwplan reeds daarom onaanvaardbaar is. In dit verband wijst de rechtbank op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 25 januari 2023 [1] , waarin over een ander gezondheidscentrum is geoordeeld dat de goot- en bouwhoogte hiervan weliswaar hoger zijn dan in de directe omgeving is toegelaten, maar dat dat niet ongebruikelijk is voor gebouwen in het centrumgebied van een dorp.
Deze beroepsgronden slagen niet.
7.1
Eisers 1 stellen verder dat in de Aerius-berekening van stikstofdepositie niet is gekeken naar de gevolgen voor nabijgelegen Natura 2000 gebieden als gevolg van de bouw van het bouwplan.
7.2
De rechtbank stelt vast dat eisers 1 hiermee een beroep doen op artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming. Deze norm strekt tot bescherming van Natura 2000 gebieden. Eisers 1 wonen niet in de directe omgeving van een Natura 2000 gebied. Deze norm strekt niet tot bescherming van de belangen van eisers en kan op basis van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
8.1
Verschillende eisers vrezen dat zij schade zullen leiden als gevolg van het bouwplan.
8.2
Het college is van mening dat een mogelijke planschade geen deel uitmaakt van de procedure.
8.3
De rechtbank ziet in hetgeen de eisers hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat sprake zal zijn van een zodanige planschade dat het bouwplan daardoor niet uitvoerbaar is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9.1
Eiser 5 ziet onvoldoende draagvlak in de omgeving voor het bouwplan.
9.2
Het college is van mening dat het vergunnen van het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
9.3
De huidige regelgeving voor het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van een bestemmingsplan, als hier aan de orde, bevat voor vergunninghoudster geen verplichting tot participatie of het verkrijgen van voldoende draagvlak (zie de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020). [2] Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eisers met betrekking tot het gebouw zelf niet slagen.
Beroepsgronden over parkeren
11. Eisers hebben meerdere beroepsgronden ingediend met betrekking tot parkeren. Deze zien op het benodigde aantal parkeerplaatsen, de beschikbaarheid van deze parkeerplaatsen en de vraag of er wel voldoende parkeergelegenheid is voor de bezoekers van het gezondheidscentrum, de bewoners van de nieuwe appartementen en voor de bezoekers van het MCS en de Fanfare. De rechtbank zal hierna deze beroepsgronden behandelen.
Het benodigde aantal parkeerplaatsen
12.1
Eisers betwisten de parkeerbehoefte (het benodigde aantal parkeerplaatsen) bij het bouwplan in het bestreden besluit. De parkeerbehoefte van de appartementen is ten onrechte berekend op basis van gebruik als aanleunwoning of serviceflat, omdat deze gebruiksvorm niet is vastgelegd in de vergunning en de appartementen eigenlijk niet gelijk zijn te stellen met serviceappartementen. Zij betwisten ook de bepaling van de parkeerbehoefte van het gezondheidscentrum. Er moeten niet 2 maar 3 parkeerplaatsen zijn per praktijk op basis van de Beleidsregel Parkeernormen Helmond 2020 (de Beleidsregel). Er zijn veel meer dan 6 behandelkamers voorzien. Er wordt gesproken over een optionele 7e behandelkamer, maar die is niet vergund. Er wordt geen rekening gehouden met de parkeerbehoefte bij het gebruik van de gemeenschappelijke ontmoetingsruimte bij de appartementen.
12.2
Aan het bestreden besluit is het volgende voorschrift verbonden: “
ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen moeten er conform situatie- inrichtingstekening op het bijbehorende eigen terrein minimaal 25 parkeerplaatsen worden aangelegd én in stand gehouden. Het aantal parkeerplaatsen is gebaseerd op het bouwplan waarin 6 behandelkamers zijn opgenomen. De optionele 7e behandelkamer is alleen mogelijk als er op eigen terrein minimaal 27 parkeerplaatsen worden aangelegd én in stand gehouden.” Het college heeft de parkeerbehoefte vastgesteld aan de hand van de Beleidsregel. Wat de appartementen betreft heeft het college aangesloten bij de normen voor een serviceflat/aanleunwoning, omdat deze beter aansluiten bij de ontwikkeling dan de andere woonvormen waarvoor parkeernomen gelden namelijk koopwoningen, huurwoningen, verpleeg/verzorgingshuis en studentenhuisvesting. De appartementen zijn voor de doelgroep 55+ (en waarschijnlijk ouder) die gelijkvloers willen wonen met de mogelijkheid van zorgverlening en eerstelijnszorg in de nabijheid. Daaraan voldoen de appartementen. Het college heeft ook voor het gezondheidscentrum de parkeernormen uit de Beleidsregel gehanteerd. In het verweerschrift heeft het college erkend dat toepassing van deze norm (2 parkeerplaatsen per behandelkamer met een minimum van 3 per praktijk) leidt tot een parkeerbehoefte van 13 parkeerplaatsen en niet van 12 parkeerplaatsen. In de norm is het aandeel van de bezoekers van de praktijk (65%) inbegrepen. De parkeernorm voor de apotheek is 4 parkeerplaatsen per 100 m² BVO hetgeen (met een oppervlakte van 40 m2) leidt tot een parkeerbehoefte van 1,6 parkeerplaats. Het college gaat uit van dubbelgebruik en een bezettingsgraad van 60% voor de functie wonen. Het college gaat in het verweerschrift uit van een totale parkeerbehoefte van
26 parkeerplaatsen.
12.3
Het “Paraplubestemmingsplan Parkeren” stelt regels over parkeren in, onder andere, het plangebied van bestemmingsplan “Stiphout”. De Beleidsregel geldt voor alle bouwinitiatieven tenzij afwijkende parkeernormen in het ter plaatse geldende bestemmingsplan zijn opgenomen. Dat is hier niet het geval.
12.4
In de Beleidsregel worden parkeernormen gesteld per gebiedscategorie. Het projectgebied ligt in de gebiedscategorie ‘rest’. Voor woningen geldt in het segment duur (> € 290.000) een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning. Voor aanleunwoningen/serviceflats geldt een parkeernorm van 1 parkeerplaats. Er is geen aparte parkeernorm voor appartementen. De keuze voor de parkeernorm aanleunwoning/serviceflats is op zich begrijpelijk en verdedigbaar gelet op de voorzieningen en de locatie van het project. In de aanvraag van vergunninghoudster (het aanvraagformulier in het omgevingsloket) wordt echter de bouw van 19 appartementen aangevraagd (en niet de bouw van 19 serviceflats of zorgwoningen). Het gebruik van de 19 appartementen als aanleunwoning/serviceflat is niet geborgd in de omgevingsvergunning. Het is mogelijk en niet onwaarschijnlijk in deze tijd van woningnood, dat een appartement wordt gebruikt door een persoon of personen die geen enkele behoefte hebben aan zorg en misschien wel meer dan één auto hebben. Dat de appartementen worden ingericht als serviceflats met alle daarbij behorende voorzieningen en gemakken, maakt dit niet anders. Dit maakt nogal wat uit voor de parkeerbehoefte en de mogelijke parkeeroverlast. De rechtbank is daarom van oordeel dat het op de weg van het college had gelegen om op enigerlei wijze te borgen dat de appartementen slechts kunnen worden gebruikt door een persoon of personen die maar één auto per huishouden hebben door een afwijkende parkeernorm uitdrukkelijk vast te leggen in het bestreden besluit. De rechtbank acht dat laatste niet in strijd met de Beleidsregel die reeds voorziet in afwijkende parkeernormen in bestemmingsplannen. Dit is niet gebeurd en de rechtbank ziet geen aanleiding het bestreden besluit zodanig ruim uit te leggen. De vastlegging van het gebruik van de appartementen in de anterieure overeenkomst leidt niet tot een ander oordeel. Eisers kunnen geen beroep doen op de anterieure overeenkomst als zij bij een afwijkend gebruik willen protesteren. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het college van de verkeerde parkeernorm is uitgegaan en dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de Beleidsregel.
12.5
De rechtbank acht de bepaling van de parkeerbehoefte van de apotheek niet in strijd met de Beleidsregel. De parkeernorm voor het gebruik van een zorggebouw is in de Beleidsregel bepaald op 2 parkeerplaatsen per behandelkamer met een minimum van 3 parkeerplaatsen per praktijk. Het college heeft al erkend dat toepassing van deze norm leidt tot een hogere parkeerbehoefte. De vervolgvraag is of het aantal behandelkamers op een juiste wijze is geborgd in het bestreden besluit. Het aantal behandelkamers is niet vastgelegd in de aanvraag. Het voorwaardelijk toelaten van een extra behandelkamer is eveneens niet juist. Nu blijft onduidelijk of er vergunning is verleend voor 6 of 7 behandelkamers. Volgens de rechtbank had het college de hoeveelheid gelijktijdig te gebruiken behandelkamers en praktijken wel kunnen vastleggen in een voorschrift in combinatie met een verplichting om een x aantal parkeerplaatsen aan te leggen en in stand te houden.
12.6
De rechtbank gaat ervan uit dat voor de bepaling van het percentage ‘dubbelgebruik’ wordt gedoeld op de volgende passage in de Beleidsregel: “
Het kan ook zijn dat één gebouw meerdere functies heeft. De parkeernorm voor het gebouw wordt dan bepaald door een parkeerbalans voor het gebouw op te stellen. Voor alle functies binnen het gebouw wordt de parkeernorm vastgesteld en wordt nagegaan of gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen mogelijk is.” De rechtbank stelt vast dat voor dit project geen parkeerbalans is opgesteld. Het bestreden besluit is in zoverre onvoldoende onderbouwd. In het verweerschrift wordt het percentage dubbelgebruik wel onderbouwd. Hierbij wordt gekeken naar de aanwezigheidspercentages op verschillende momenten in de week (de gemiddelde drukte in een week). Het drukste moment is voor woningen doordeweeks overdag 60% en voor medisch 100%. Op geen enkel ander moment zijn de gemiddelde aanwezigheidspercentages van de functie woningen en de functie sociaal-medisch bij elkaar opgeteld hoger. Verder heeft het college aangegeven dat in de parkeernorm altijd een percentage is verdisconteerd voor het gebruik door bezoekers. De rechtbank is van oordeel dat met deze aanvullende onderbouwing het percentage dubbelgebruik voldoende is gemotiveerd. Dat kan het college en vergunninghoudster echter niet baten. Als de parkeerbehoefte onjuist is bepaald of niet goed is geborgd, stijgt het aantal benodigde parkeerplaatsen ongeacht het percentage dubbelgebruik. De rechtbank verwijst hierbij naar de voorgaande rechtsoverwegingen over de bepaling van de parkeerbehoefte van de appartementen en het zorgcentrum.
12.7
De rechtbank concludeert dat de parkeerbehoefte niet goed is bepaald en is geborgd in het bestreden besluit.
De beschikbaarheid van parkeerplaatsen
13.1
Eisers wijzen erop dat het bouwplan en de benodigde parkeerplaatsen deels worden aangelegd op een parkeerterrein dat lag direct achter het voormalige café ‘Het Aambeeld’. Volgens eisers kleven op dit punt meerdere gebreken aan het bestreden besluit:
 In de eerste plaats leidt de bouw van het gebouw tot het verlies van parkeerplaatsen die in het verleden werden gebruikt en waren toegewezen aan het MCS en de Fanfare. Gebruik van dit perceel is in strijd met artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Nu dit parkeerterrein niet meer beschikbaar is, wordt het voorschrift bij de bouwvergunning in 2004 ten behoeve van de uitbreiding van het multifunctioneel centrum overtreden. Op grond van deze vergunning moeten 24 parkeerplaatsen op B3998 en 3999 in stand worden gelaten. Nu wordt er in strijd met deze voorwaarde gehandeld. Eisers 1 hebben het college verzocht hieraan iets te doen.
 In de tweede plaats stellen eisers dat dit parkeerterrein al gedurende meer dan 30 jaar door eenieder wordt gebruikt en dus tot de openbare weg behoort. Door het gebouw en het exclusieve gebruik van de parkeerplaatsen wordt het terrein gedeeltelijk aan de openbaarheid onttrokken. Dat is echter een bevoegdheid van de gemeenteraad en niet van het college. Het gebruik is in strijd met artikel 4 van de Wegenwet en onder deze omstandigheden is een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad vereist.
 Eisers 1 merken op dat linksom of rechtsom de bezoekers van het multifunctioneel centrum en het Fanfaregebouw parkeergelegenheid nodig hebben.
13.2
Het college is van mening dat de bouwvergunning voor het multifunctioneel centrum uit 2004 is uitgewerkt. Het voormalige parkeerterrein ligt buiten het plangebied voor het multifunctioneel centrum en kan daarom niet worden aangemerkt als het bij het multifunctioneel centrum behorende terrein. Het voorschrift bij de bouwvergunning uit 2004 is niet uitvoerbaar op het oude parkeerterrein omdat het parkeerterrein in eigendom is van vergunninghoudster die het gebruik ervan verbiedt. Volgens het college is het andersoortige gebruik van het (oude) parkeerterrein voor het gezondheidscentrum en ten behoeve van het gezondheidscentrum niet in strijd met de strekking van artikel 3.2.4 van het Bro. Het parkeerterrein is volgens het college geen openbare weg, omdat het terrein binnen de termijn van 30 jaar enkele malen is afgesloten ten behoeve van evenementen die zijn georganiseerd door de eigenaar van het terrein (café ‘Het Aambeeld’). Daarom is ook geen verklaring van geen bedenkingen vereist. Overigens wijst het college erop dat de stelling dat het oude parkeerterrein een openbare weg is, zich niet verhoudt met de stelling dat het oude parkeerterrein hoort bij de bouwvergunning voor het multifunctioneel centrum uit 2004. Het bouwplan komt in de plaats van het voormalige café ‘Het Aambeeld’. Ook dit café had een parkeerbehoefte van 38 parkeerplaatsen. Op het oude parkeerterrein waren 24 parkeerplaatsen. Het bestaande tekort aan parkeerplaatsen bij dit café kan buiten beschouwing worden gelaten. Wat er komt als gevolg van de bouw van het gezondheidscentrum en de appartementen (een parkeerbehoefte van 26 parkeerplaatsen) is volgens het college beter dan wat er aanwezig was en had moeten zijn.
13.3
Vergunninghoudster is niet voornemens het terrein na realisatie af te sluiten. Dit kan anders zijn als er een parkeerprobleem ontstaat voor bewoners of bezoekers van het gezondheidscentrum.
13.4
Op basis van artikel 3.2.4 van het Bro wordt in een bestemmingsplan de volgende anti-dubbeltelregel opgenomen: “Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.” De rechtbank stelt vast dat deze anti-dubbeltelbepaling in het bestemmingsplan “Paraplubestemmingsplan parkeren” (dat een deel van het bestemmingsplan “Stiphout” over parkeren vervangt) is opgenomen in artikel 2 van de planregels.
13.5
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 21 april 2021 [3] , hoeft bij de beoordeling of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. Een eventueel bestaand tekort kan als regel buiten beschouwing worden gelaten. Dit houdt in dat slechts rekening moet worden gehouden met de toename van parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan ten opzichte van de al bestaande parkeerbehoefte vanwege het te verbouwen pand.
13.6
Aan de vergunning voor de uitbreiding van het MCS is het volgende voorschrift verbonden: “
Op het bij het multifunctioneel centrum behorende terrein ten behoeve van de stalling van motorvoertuigen 24 parkeerplaatsen dienen te worden aangelegd en in stand gehouden”.
13.7
De gemeenteraad van Helmond heeft op 13 juli 2021 een aantal categorieën van gevallen aangewezen waarbij geen verklaring van geen bedenkingen is vereist. Wel moet zijn voldaan aan algemene voorwaarden waaronder de voorwaarde dat geen sprake is van strijd met relevante wet- en regelgeving.
13.8
De rechtbank is van oordeel dat, ook al is gebruik gemaakt van een omgevingsvergunning voor bouwen, een vergunninghoudster zich nog steeds moet houden aan voorschriften bij deze omgevingsvergunning. Gebeurt dat niet, dan wordt gehandeld in strijd met artikel 2.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Voor zover het college bedoelt dat het voorschrift verbonden aan de vergunning voor de uitbreiding van het multifunctioneel centrum niet meer geldt, is deze stelling onjuist.
13.9
Niet in geschil is dat het oude parkeerterrein achter café ‘Het Aambeeld’ het enige parkeerterrein is bij het multifunctioneel centrum en bij de Fanfare. Naar het oordeel van de rechtbank is dit parkeerterrein het terrein dat wordt bedoeld in de omgevingsvergunning van 2004. De omstandigheid dat dit perceel in eigendom is van een derde, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank kan niet uitsluiten dat in 2004 de eigenaar van café ‘Het Aambeeld’ toestemming heeft gegeven om het parkeerterrein te gebruiken ten behoeve van het multifunctioneel centrum. Dat is zelfs waarschijnlijk, omdat de oude eigenaar van het café ‘Het Aambeeld’ ook het zalencentrum in het multifunctioneel centrum heeft geëxploiteerd. Het is in ieder geval niet in strijd met de voorschrift in de omgevingsvergunning van 2004. Dit voorschrift verplicht niet tot parkeren op ‘
eigen terrein’ maar op het ‘
bij het multifunctionele centrum behorende terrein’. Vast staat dat vergunninghoudster het gebruik van het oude parkeerterrein onmogelijk heeft gemaakt door er een hek omheen te zetten. Deze handeling is mede inzet van een lopende civiele procedure bij de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank stelt vast dat door het bestreden besluit het gebruik van het parkeerterrein door bezoekers van het multifunctioneel centrum feitelijk onmogelijk wordt gemaakt. Dit geldt in ieder geval voor wat betreft het gedeelte waar het gebouw van het gezondheidscentrum komt te staan. Het resterende deel van het oude parkeerterrein moet op basis van artikel 2 van het bestemmingsplan “Parapubestemmingsplan parkeren” buiten beschouwing blijven bij de beoordeling van het parkeren ten behoeve van het gezondheidscentrum. Het college is in het bestreden besluit niet kenbaar afgeweken van artikel 2 van de planregels. De rechtbank is bovendien van oordeel dat het college deze omstandigheden bij het bestreden besluit had moeten betrekken in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Het gebruik van het oude parkeerterrein voor de bouw van het gezondheidscentrum en parkeren (bij het gezondheidscentrum en de daarboven gelegen appartementen) kan er niet toe leiden dat bezoekers van het multifunctioneel centrum maar elders een plekje moeten zoeken. De verwijzing naar de vaste rechtspraak van de Afdeling over een bestaand tekort in de parkeerbehoefte kan het college en vergunninghoudster niet baten. Er was geen bestaand tekort aan parkeerplaatsen voor het MCS want die plaatsen lagen op het voormalige parkeerterrein. Het tekort wordt gecreëerd door de afsluiting van het voormalige parkeerterrein. Als door het gebruik dan wel de afsluiting van het parkeerterrein voor bezoekers van het multifunctioneel centrum sprake is van strijd met het voorschrift bij de bouwvergunning van 2004, wordt ook gehandeld in strijd met artikel 2.3 van de Wabo. Dat het onmogelijk is om aan het voorschrift te voldoen door handelen van vergunninghoudster neemt niet weg dat wordt gehandeld in strijd met artikel 2.3 van de Wabo. In dat geval wordt evenmin voldaan aan de algemene voorwaarde in het besluit van de gemeenteraad van 13 juli 2021 en is een verklaring van geen bedenkingen vereist. Die verklaring heeft de gemeenteraad niet gegeven.
13.1
Voor zover eisers stellen dat het parkeerterrein tot de openbare weg behoort, overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 4 van de Wegenwet is, voor zover hier relevant, bepaald dat een weg openbaar is als hij gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat degene die zich beroept op openbaarheid dit aannemelijk moet maken. Het is niet genoeg dat er gedurende 30 jaren een feitelijke mogelijkheid is geweest om de weg te betreden. Dat betreden moet tevens niet wederrechtelijk zijn geweest en met name dus niet tegen de kenbaar gemaakte wil van de rechthebbende zijn gebeurd. Dit betekent dat het fysiek afsluiten van een weg of het plaatsen van een bordje met het opschrift "verboden toegang", waarmee de wil van de rechthebbende dat de weg niet voor een ieder toegankelijk is, kenbaar is gemaakt, het tijdvak van dertig jaren als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder I, doorbreekt, ook al gebeurt dat slechts korte tijd. Vast staat dat het terrein gedurende een periode van 30 jaar is gebruikt door het publiek om er auto’s te parkeren (totdat vergunninghoudster het heeft afgesloten). Overigens is niet duidelijk of deze periode al was verstreken in 2004. In zoverre zijn eisers geslaagd in de op hen rustende bewijslast. De rechtbank betwijfelt of het openbare gebruik van het parkeerterrein gedurende 30 jaren daadwerkelijk is gestuit door het houden van enkele korte evenementen. De rechtbank kan op basis van de stukken niet vaststellen of de wil van de eigenaar van café ‘Het Aambeeld’ door het plaatsen van een hek tijdens een evenement gericht is geweest op het verbieden van de toegankelijkheid van het gehele perceel. Ter zitting hebben eisers ook gezegd dat het perceel nog steeds toegankelijk was voor voetgangers omdat het hek het gehele terrein overduidelijk niet afsloot. Het is niet duidelijk of het evenement voor iedereen toegankelijk was of dat het een besloten evenement was. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank niet uitsluiten dat het perceel een openbare weg is geworden waarop bezoekers van het multifunctioneel centrum en de Fanfare mochten parkeren. Dit heeft het college in het licht van de betwisting door eisers onvoldoende onderzocht in het bestreden besluit. Overigens wil dat nog niet zeggen dat het voorschrift in de vergunning uit 2004 wordt overtreden. Ook al is het een openbare weg, het oude parkeerterrein kan ook worden aangemerkt als het terrein dat wordt bedoeld in het voorschrift. Als het parkeerterrein moet worden beschouwd als een openbare weg, dan zal de gemeenteraad van Helmond moeten besluiten of (een deel van) het betreffende perceel wordt onttrokken aan de openbaarheid. Het bouwen van een gebouw op een openbare weg is in strijd met de Wegenwet. Ook het afsluiten van een terrein ten behoeve van exclusief parkeren kan in strijd zijn met de Wegenwet en gelet op de verklaring van vergunninghoudster ter zitting kan niet worden uitgesloten dat zij dit zal doen in de toekomst. Dat betekent dat een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad van Helmond kan zijn vereist. Die verklaring heeft de gemeenteraad niet gegeven.
De beoogde realisatie van de parkeerplaatsen
14.1
Eisers voeren tot slot aan dat de parkeerplaatsen die worden gerealiseerd niet voldoen aan de Aanbevelingen voor Verkeersvoorzieningen Binnen de Bebouwde Kom (ASVV). Er is een te smalle toegangsweg, omdat de afstand tussen twee tegenover elkaar gelegen parkeerplaatsen minder dan 6 meter is. Bovendien wordt een oprit ten onrechte als parkeerplaats meegeteld. Ook voeren eisers aan dat er geen gehandicaptenparkeerplaats is aangewezen.
14.2
Het college geeft aan dat alle parkeerplaatsen voldoen aan de ASVV. De ASVV is bovendien een richtlijn en niet een verplichting. In de rechtspraak zijn smallere toegangswegen en afmetingen acceptabel geacht.
14.3
Het gebruik van de oprit door twee auto’s geschiedt volgens vergunninghoudster sinds jaar en dag zonder problemen.
14.4
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het gebruik van de oprit in de toekomst niet meer zou kunnen plaatsvinden. De afstand tussen de twee tegenover elkaar gelegen parkeerplaatsen is weliswaar geen zes meter, maar dat is geen aanleiding voor het oordeel dat twee van de vier parkeerplaatsen onbruikbaar zijn. De rechtbank is tot slot van oordeel dat niets er aan in de weg staat om na realisering van het parkeerterrein gehandicaptenparkeerplaatsen aan te wijzen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Privaatrechtelijke belemmeringen
15.1
Er zijn volgens eisers 1 ook privaatrechtelijke belemmeringen om het parkeerterrein te bebouwen. Er is een erfdienstbaarheid gevestigd om de meest linker uitgang van het multifunctioneel centrum te kunnen gebruiken als nooduitgang en het bouwplan voorziet in het plaatsen van een muur waardoor de erfdienstbaarheid onmogelijk wordt gemaakt. Ook wordt erfdienstbaarheid van eisers 1 om te komen en te gaan naar de Kloosterstraat beperkt en wordt de erfdienstbaarheid ten behoeve van het multifunctioneel centrum om de bouwkundige toestand te handhaven geschonden, omdat er ramen en deuren van het multifunctioneel centrum worden dichtgemaakt. Een andere privaatrechtelijke belemmering is gelegen in de mandelige muur tussen de Fanfare en [adres] . Deze moet voor het bouwplan wijken en de Fanfare wil daar niet aan meewerken. Het voorgaande had volgens eisers 1 moeten leiden tot weigering van de vergunning. Een laatste privaatrechtelijke belemmering is gelegen in een kwalitatieve verplichting ten behoeve van de Fanfare met betrekking tot de verzameling en opslag van oud papier.
15.2
De mandelige muur is inmiddels gesloopt en is er dus niet meer. Dit is dus ook geen belemmering meer voor het bouwplan. De rechtbank ziet geen aanleiding de overige aangevoerde private belemmeringen te bespreken gelet op de lopende civiele procedure.
Conclusie parkeren
16. De rechtbank concludeert dat er meerdere gebreken zijn in het bestreden besluit. De parkeerbehoefte van 1 parkeerplaats per appartement en de parkeerbehoefte van het gezondheidscentrum hadden (beter) moeten worden geborgd in het bestreden besluit. Verder heeft het college om meerdere redenen niet voorbij kunnen gaan aan het gebruik van het voormalige parkeerterrein bij café Het Aambeeld door bezoekers van het multifunctioneel centrum en de Fanfare.
Beroepsgronden over de gevolgen van het bouwplan voor de bedrijfsvoering van het multifunctioneel centrum en het Fanfaregebouw.
17.1
Eisers 1 voeren verder aan dat het bouwplan leidt tot handelen in strijd met voorwaarden van de vergunning uit 2004 (noodafvoeren) en eisen in het Bouwbesluit 2012 met betrekking tot daglichttoetreding en de toegankelijkheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Eisers 1 denken verder dat de bouw van het pand noodzaakt tot verplaatsing van voorzieningen en installaties, zoals de biertank en vetafscheider.
17.2
Het college wijst er op dat MCS geen eigenaar is van het pand. Zij zal zich moeten wenden tot de verhuurder (de gemeente) als niet aan het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Het college heeft al aangegeven dat hij de werkzaamheden zal uitvoeren om het gebouw te laten voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. Dat geldt ook voor eventuele aanpassing aan de luchtafvoer. De bedrijfsvoering van het multifunctioneel centrum wordt niet belemmerd, omdat het multifunctioneel centrum nog steeds kan worden bevoorraad, het afval kan worden opgehaald en de vetvangput kan worden geleegd. De vertegenwoordiger van de Veiligheidsregio heeft tijdens de zitting verklaard dat het gebouw van de Fanfare voldoende bereikbaar is voor hulpdiensten en er voldoende opstelplaatsen zijn. Tegen de tijd dat de brandweer arriveert zijn de meeste mensen gevlucht en hij ziet geen belemmeringen van vluchtroutes van de Fanfare.
17.3
De rechtbank is van oordeel dat het aan de eigenaar van het gebouw van het multifunctioneel centrum (de gemeente Helmond) is om zorg te dragen dat het pand voldoet aan het Bouwbesluit. Het college heeft aangegeven dat hieraan kan worden voldaan en zal worden voldaan en de rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Bovendien kan MCS als huurder de gemeente aanspreken op basis van de huurovereenkomst. Het college mocht dit betrekken bij het nemen van het bestreden besluit en heeft in een mogelijke strijd met het Bouwbesluit van het multifunctionele centrum in de huidige staat na realisering van het vergunde bouwplan geen aanleiding hoeven zien om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. De rechtbank is verder van oordeel dat het college de vrees van MCS voor een eventuele noodzakelijke verplaatsing van voorzieningen en installaties voldoende heeft weerlegd. De rechtbank ziet, mede op basis van de verklaring van de medewerker van de veiligheidsregio ter zitting, geen aanleiding voor het oordeel dat het terrein niet voldoet aan de eisen ten behoeve van (de bereikbaarheid door) hulpdiensten voor calamiteiten in het multifunctioneel centrum of het Fanfare gebouw. Ook is de rechtbank van oordeel dat de vluchtroutes bij de Fanfare niet onbruikbaar worden ten gevolge van de realisatie van het bouwplan. Het college heeft hier geen aanleiding in hoeven zien om de vergunning te weigeren.
18.1
Eisers 1 voeren verder aan dat verschillende nooduitgangen van het multifunctioneel centrum worden afgesloten. Dat betreft in ieder geval een nooduitgang via een ruimte aangeduid met ‘25’ (nooduitgang 25) waar het gebouw voor wordt gebouwd. De nooduitgang in de keuken (verder: nooduitgang 14) wordt in de nieuwe situatie niet afgesloten, maar de noodroute loopt door de entree van het appartementencomplex boven het gezondheidscentrum. Daardoor kan het multifunctioneel centrum veel minder bezoekers toelaten. Dit is volgens eisers 1 in strijd met een erfdienstbaarheid ten behoeve van het perceel met het multifunctioneel centrum ten laste van het perceel waar het gezondheidscentrum op komt om nooduitgang 25 te gebruiken. Het is in strijd met de voorwaarden in de verleende vergunningen op basis van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) en in strijd met de laatste melding in 2021 op grond van het Gebruiksbesluit. Zij onderbouwen deze stelling met een rapportage van deskundige Aveco de Bondt. Hierin wordt ook de suggestie gedaan voor een vluchtroute naar de Dorpsstraat tussen het multifunctioneel centrum en het gezondheidscentrum.
18.2
Het college wijst op een melding op grond van het Gebruiksbesluit. Hierop is nooduitgang 25 niet als vluchtroute voor het multifunctioneel centrum aangegeven. Nooduitgang 25 was een vluchtroute voor het voormalige café “Het Aambeeld’, niet voor het MCS. Er is ook geen sprake van strijd met een erfdienstbaarheid, want die erfdienstbaarheid is gevestigd om te komen en te gaan over een parkeerterrein. De vertegenwoordiger van de Veiligheidsregio heeft tijdens de zitting verklaard dat het gebruik van een vluchtroute door een belendend pand niet ongebruikelijk is (het gebeurt ook in een bedrijfsverzamelgebouw) en geen gevolgen hoeft te hebben voor het maximum aantal personen dat in het MCS aanwezig mag zijn. . Er zijn (bestaande) belemmeringen in vluchtroutes 14 en 17 door de huidige inrichting van die vluchtroutes (de breedte van de deuren).
18.3
Vergunninghoudster voegt daaraan toe dat de melding Gebruiksbesluit uit 2021 (waarop nooduitgang 25 wel is aangegeven) is gedaan nadat in ruimte 25 (die staat op haar terrein) zonder toestemming een deur was gemaakt. Deze deur is binnen enkele dagen weer dichtgemaakt.
18.4
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast. Ruimte 25 is een halletje tussen café ‘Het Aambeeld’ en het zalencentrum. Op de bouwtekening voor de verbouwing van het multifunctioneel centrum in 2004 was géén doorgang tussen het MCS en café ‘Het Aambeeld’. Beide panden waren voorheen in eigendom van één persoon. In het verleden is er wel een doorgang geweest tussen beide gebouwen. Deze doorgang is omstreeks 2010 dichtgemaakt. Op 24 oktober 2017 heeft MCS een melding ingediend bij het college op basis van het Gebruiksbesluit ten behoeve van het gebruik van het multifunctioneel centrum door maximaal 837 personen. Hierop is aangegeven dat in 2010 de deur in ruimte 25 tussen café ‘Het Aambeeld’ en het zalencentrum is dichtgemaakt. Dit volgt ook uit de bijbehorende tekening. Op basis van de zitting stelt de rechtbank vast dat in 2021 opnieuw een deur is gemaakt in ruimte 25. Op dat moment was café ‘Het Aambeeld’ al gesloopt en de deur kwam uit in de buitenlucht. Op dat moment is een nieuwe melding Gebruiksbesluit gedaan ten behoeve van het gebruik van het multifunctioneel centrum door maximaal 854 personen, waarbij een vluchtroute via ruimte 25 is aangeduid. Op verzoek van vergunninghoudster heeft een controle door de veiligheidsregio plaatsgevonden. Hierna is de opening weer dichtgemaakt.
18.5
Naar het oordeel van de rechtbank hoefde het college het gebruik van nooduitgang 25 zoals dat is aangegeven in de melding Gebruiksbesluit 2021 niet te betrekken bij het nemen van het bestreden besluit. De rechtbank is van oordeel dat nooduitgang 25 geen legale vluchtroute is van het multifunctioneel centrum. Dat in het verleden nooduitgang 25 wel is gebruikt, leidt niet tot een ander oordeel. Dat gebeurde toen er een organisatorisch verband was tussen het café ‘Het Aambeeld’ en MCS en beide panden nog in bezit waren van een en dezelfde eigenaar. Gelet op de gang van zaken rond de melding Gebruiksbesluit 2021 heeft het college aan deze melding geen waarde hoeven te hechten.
18.6
De rechtbank is verder van oordeel dat het bestreden besluit geen gevolgen heeft voor de bruikbaarheid van vluchtroute 14. Gelet op de verklaring van de vertegenwoordiger van de veiligheidsregio is deze vluchtroute volgens de rechtbank niet in strijd met het Gebruiksbesluit of het Bouwbesluit.
18.7
De rechtbank is tot slot van oordeel dat het bestreden besluit geen gevolgen heeft voor het toegelaten aantal bezoekers van het multifunctioneel centrum. Het college heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat eventuele beperkingen aan dit bezoekersaantal ten opzichte van de melding Gebruiksbesluit 2017 zijn te wijten aan onjuistheden in die melding dan wel de uitvoering van de bestaande vluchtroutes 14 en 17. De rechtbank is verder van oordeel dat eisers onvoldoende hebben onderbouwd dat met het door hen voorgestelde alternatief (een vluchtroute naar de Dorpsstraat) hetzelfde resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Deze beroepsgrond slaagt niet. In het midden kan blijven of andere eisers het relativiteitsvereiste kan worden tegengeworpen.
19.1
Eisers 1 tot en met 4 hebben kritiek op de ruimtelijke onderbouwing en de toepassing van de VNG publicatie “Milieuzonering nieuwe stijl”. In de VNG Brochure bedrijven en milieuzonering (VNG Brochure) is een richtafstand van 10 meter opgenomen tussen bedrijven als het MCS en woningen en die is niet in acht genomen. Zij vinden dat onvoldoende is gemotiveerd waarom wordt afgeweken van de VNG Brochure. Zij hebben ook kritiek op het geluidsonderzoek van 11 maart 2022 van Aelmans Advies (geluidsonderzoek) dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. Allereerst merken eisers 1 tot en met 4 op dat volgens dat geluidsonderzoek aanzienlijke maatregelen moeten worden getroffen aan installaties op het dak van het multifunctioneel centrum om de geluidproductie van het multifunctioneel centrum en de Fanfare te beperken om zo een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de nieuwe appartementen te creëren. Deze maatregelen zijn in de omgevingsvergunning niet geborgd. In het geluidsonderzoek wordt er ten onrechte van uitgegaan dat de Fanfare en het multifunctioneel centrum nooit tegelijkertijd een activiteit organiseren. Het onderzoek gaat niet uit van de maximale planologische mogelijkheden. Het onderzoek is gebaseerd op gedateerde gegevens en er hadden geluidmetingen aan de installaties van het multifunctioneel centrum moeten worden verricht. Met verwijzing naar het geluidsonderzoek kan niet worden afgeweken van de richtafstand in de VNG Brochure. Eiser 2 voegt daaraan toe dat er bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een goed woon- en leefklimaat alleen is gekeken naar het geluid, maar dat ten onrechte niet is gekeken naar de geur die vrijkomt bij het bereiden van voedingsmiddelen. Eiser 2 voldoet nu nog aan de eisen van het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar in de ruimtelijke onderbouwing is onvoldoende onderzocht of de nieuwe appartementen eiser 2 in zijn bedrijfsvoering beperken. Eisers 1 verwijzen in dit verband naar een contra-expertise van 17 maart 2023 in reactie op het geluidsonderzoek.
19.2
In het eerste verweerschrift doet het college een beroep op artikel 8:69a van de Awb. Het college heeft in het bestreden besluit het geluidsonderzoek gebruikt om de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het bouwplan te onderbouwen vanwege de afwijking van de richtafstand van 10 meter in de VNG Brochure. Hiertoe heeft het college het geluidsonderzoek laten beoordelen door de omgevingsdienst Brabant Zuid Oost (omgevingsdienst). Het college hanteert hierbij enkele uitgangspunten. Het college is uitgegaan van de huidige exploitatie. De in 2004 verleende vrijstelling was nodig om de huidige exploitatie mogelijk te maken en de maximale planologische mogelijkheden worden nu al beperkt door appartementen boven het multifunctioneel centrum. Het college stelt dat niet hoeft te worden uitgegaan van gelijktijdige activiteiten in het multifunctioneel centrum en het gebouw van de Fanfare met veel geluidsproductie. Als er een feest is in het multifunctioneel centrum dan kan er toch niet worden gerepeteerd in het gebouw van de Fanfare. Met inachtneming van deze uitgangspunten stelt het college zich in navolging van de omgevingsdienst op het standpunt dat de geluidbelasting als gevolg van muziekgeluid in het multifunctioneel centrum bij de appartementen boven het gezondheidscentrum minder bedraagt dan de richtwaarde in de VNG Brochure. De geluidbijdrage als gevolg van muziekgeluid in het Fanfaregebouw is hoger dan de richtwaarde, maar beneden de grenswaarde in de VNG Brochure. De geluidwering van de nieuwe appartementen is dermate hoog dat in de woonvertrekken geen sprake zal zijn van een geluidbelasting van meer dan 35 dB(A). Dit vindt het college toelaatbaar. De voorzieningen die moeten worden getroffen aan de installaties op het dak van het multifunctioneel centrum zal de gemeente Helmond treffen en daarover zijn afspraken gemaakt in de anterieure overeenkomst. De appartementen boven het multifunctioneel centrum zijn dichter bij de ontluchting van het MCS gesitueerd dan de te realiseren appartementen op het gezondheidscentrum en er zijn tot op heden door de bewoners boven het multifunctioneel centrum geen klachten over geur ingediend.
19.3
De rechtbank stelt voorop dat eisers zich niet beroepen op normen die kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet ook rekening worden gehouden met de belangen bij een onbelemmerde bedrijfsvoering van eisers 1 tot en met 4.
19.4
Het college heeft in de vrees van eisers voor geuroverlast van het multifunctioneel centrum geen aanleiding hoeven zien om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. Het college merkt terecht op dat MCS nu al moet voorkomen dat geuroverlast optreedt, gelet op de appartementen boven het multifunctioneel centrum. Eisers hebben niet weersproken dat de bronnen van geuroverlast dichter bij die appartementen liggen dan de appartementen boven het gezondheidscentrum.
19.5
De VNG Brochure hoeft niet per se te worden gevolgd, maar als ervan wordt afgeweken dan zal het college wel moeten onderbouwen dat sprake blijft van een goede ruimtelijke ordening. Het college wijkt af van de richtafstand in de VNG brochure met verwijzing naar het geluidsonderzoek. De rechtbank zal daarom onderzoeken of de kritiek op het geluidsonderzoek terecht is en of de door het college gehanteerde uitgangspunten kloppen.
De rechtbank is van oordeel dat in het geluidsonderzoek gebruik kan worden gemaakt van gegevens van een ouder akoestisch onderzoek. Dan moeten wel de voorzieningen die in dat rapport worden genoemd, zijn getroffen. Op basis van het advies van de omgevingsdienst heeft het college ervan uit mogen gaan dat de in 2003 geadviseerde voorzieningen correct zijn uitgevoerd. Overigens is dat van de zijde van eisers niet weersproken tijdens de zitting. Ook zij hebben aangegeven dat het multifunctioneel centrum met een zogenoemde ‘doos in doos’ constructie is uitgevoerd. Ook de aanwezigheid van de geluidssluizen in het multifunctioneel centrum en het Fanfare gebouw is niet betwist. Het college hoeft er geen rekening mee te houden dat deze sluizen in de toekomst worden verwijderd. De rechtbank ziet in de contra-expertise geen aanleiding voor het oordeel dat er geluidmetingen aan de installaties op het dak van het multifunctioneel centrum hadden moeten worden verricht. Er kan worden uitgegaan van de gegevens uit 2003 over de bronniveaus van de betreffende installaties. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat deze installaties goed moeten worden onderhouden omdat de bewoners op de appartementen boven het multifunctioneel centrum ook geen geluidsoverlast mogen ondervinden.
19.6
De installaties op het dak van het multifunctioneel centrum zijn één van de bronnen van de geluidsbelasting voor de nieuwe appartementen. Zowel in het akoestische onderzoek als het onderzoek van de omgevingsdienst wordt geadviseerd om de akoestische maatregelen aan de installaties te borgen in de omgevingsvergunning. Ook eisers voeren dit aan. Daar is de rechtbank het mee eens. Het is niet voldoende om dit vast te leggen in een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Helmond en het gezondheidscentrum, omdat eisers daar geen beroep op kunnen doen. In dit verband was het (ter voorkoming van discussie in de toekomst en ter voorkoming van geluidsoverlast van de bewoners van de nieuwe appartementen) beter geweest om aan het bestreden besluit het voorschrift te verbinden dat de nieuwe appartementen pas in gebruik kunnen worden genomen als de voorzieningen zijn getroffen. Nu is in het bestreden besluit onvoldoende geborgd dat de appartementen boven het gezondheidscentrum geen onaanvaardbare geluidsbelasting ondervinden van de installaties op het dak van het multifunctioneel centrum.
19.7
In het geluidsonderzoek van 11 maart 2022 is het volgende vermeld: “
Er is uitgegaan van een (continu) muziekniveau van 95 dB(A) volgens het harmonie- en fanfarespectrum uit tabel 4.17 van de SDU-uitgave 'Horeca en Evenementen' uit 2006. Zoals in het Activiteitenbesluit aangegeven mag voor muziekgeluid geen bedrijfsduurcorrectie worden toegepast hoewel de repetities maximaal 2,5 uur duren. Zo wordt automatisch rekening gehouden met repetitiedagen/weekenden, tijdens welke meermaals op een dagavond wordt gerepeteerd.”De rechtbank leest evenwel in het onderzoek van de omgevingsdienst dat de geluidsbelasting vanwege de Fanfare hoger is dan de richtwaarden in de VNG Brochure. Dit wordt toelaatbaar geacht, omdat de grenswaarden in de VNG Brochure niet worden overschreden en omdat het zich maar enkele uren per week zal voordoen. Dat maar gedurende enkele uren per week sprake is van een overschrijding van de richtwaarden strookt volgens de rechtbank niet met de hierboven gegeven beschrijving van de representatieve bedrijfssituatie in het akoestische onderzoek waaruit blijkt dat repetities kennelijk ook meermaals worden gehouden. Voor de rechtbank is onvoldoende inzichtelijk hoe vaak en hoe lang het gebouw van de Fanfare in gebruik is, met name voor muziekactiviteiten en dus ook hoe vaak en hoe lang sprake is van een overschrijding van de richtwaarden in de VNG Brochure. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het gebouw van de Fanfare dichterbij de nieuwe appartementen ligt dan de appartementen boven het multifunctioneel centrum. Daarom is des te meer van belang dat inzichtelijk is hoe vaak en hoe lang het gebouw in gebruik is en of er meerdere repetities aaneengesloten worden gehouden. Dit zijn allemaal omstandigheden die een rol spelen bij de afweging om af te wijken van de richtafstand in de VNG Brochure en af te wijken van de richtwaarden in de VNG Brochure. Ook al wordt voldaan aan de grenswaarden, wil dat nog niet zeggen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank betwijfelt of de geluidsisolatie van de appartementen zelf voldoende bescherming biedt tegen de geluidsbelasting van het multifunctioneel centrum en het Fanfare gebouw. Het is de rechtbank namelijk evenmin duidelijk of de appartementen aan de zijde van het multifunctioneel centrum worden uitgevoerd met een dove gevel (een gevel die altijd dicht blijft). In ieder geval liggen de toegangsdeuren in de appartementen boven het gezondheidscentrum aan de zijde van het multifunctioneel centrum. Bovendien liggen er balkons bij de appartementen aan de achterkant en dus ook gericht op het gebouw van de Fanfare. De vergunde appartementen liggen bovendien dichterbij het gebouw van de Fanfare dan de appartementen boven het multifunctioneel centrum, zodat de geluidsbelasting van het Fanfaregebouw na realisatie van het bouwplan niet meer wordt begrensd door de appartementen boven het multifunctioneel centrum. Deze omstandigheden had het college bij zijn motivering van de afwijking van de VNG Brochure moeten betrekken.
19.8
Volgens de rechtbank moet het college bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het project gelet op de ligging nabij het multifunctioneel centrum en het Fanfaregebouw er wel van uitgaan dat het multifunctioneel centrum gelijktijdig met het gebouw van de Fanfare kan worden gebruikt. Een eventueel feest in het multifunctioneel centrum hoeft geen belemmering te zijn voor een repetitie. De voorzieningen aan het multifunctioneel centrum zijn immers in 2003 uitgevoerd. In het geluidsonderzoek van 11 maart 2022 wordt ten onrechte de geluidsbelasting bij gelijktijdige evenementen niet in kaart gebracht. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het multifunctioneel centrum en de Fanfare twee inrichtingen zijn die niet functioneel of organisatorisch met elkaar zijn verbonden. Zij kunnen niet over en weer verhinderen dat de ander zich onthoudt van geluidbelastende activiteiten.
19.1
Gelet op de gebreken in de twee voorgaande rechtsoverwegingen is de afwijking van de richtafstand in de VNG Brochure onvoldoende gemotiveerd. Evenmin staat vast of bij gelijktijdig muziekgeluid in het multifunctioneel centrum en het gebouw van de Fanfare de richt- of grenswaarden in de VNG Brochures worden overschreden. Daarmee staat ook onvoldoende vast of het multifunctioneel centrum en de Fanfare in hun bedrijfsvoering kunnen worden belemmerd door de bewoning van de appartementen bovenop het gezondheidscentrum. De rechtbank concludeert dat met de verwijzing naar het geluidsonderzoek van 11 maart 2022 onvoldoende is gemotiveerd dat ondanks de afwijking van de richtafstand van 10 meter nog steeds sprake is van een goede ruimtelijke ordening, meer in het bijzonder een goed woon- en leefklimaat voor de bewoners van de appartementen boven het gezondheidscentrum.

Conclusie

20.1
Zoals hiervoor is overwogen, is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De beroepen slagen en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
20.2
De rechtbank ziet geen aanleiding het college in de gelegenheid te stellen om de gebreken te herstellen. Er loopt nog een civiele procedure over de afsluiting van het voormalige parkeerterrein en de door eisers 1 genoemde private belemmeringen voor de bouw van het gezondheidscentrum en het gebruik als parkeerplaats bij het gezondheidscentrum en de daarop gelegen appartementen. Daarnaast voorziet de rechtbank dat er meerdere andere besluiten moeten worden genomen: in de eerste plaats zal het college moeten beslissen of het voorschrift bij de bouwvergunning uit 2004 voor het multifunctioneel centrum wordt gehandhaafd. Verder zal de gemeenteraad mogelijk moeten beslissen of (een gedeelte van) het voormalige parkeerterrein aan de openbaarheid moet worden onttrokken. Anders is een verklaring van geen bedenking van de gemeenteraad noodzakelijk. Tot slot zal het college, als hij besluit wederom de vergunning te verlenen. de parkeerbehoefte van één auto per appartement en het maximale aantal parkeerplaatsen ten behoeve van het gezondheidscentrum op enigerlei wijze moeten borgen.
20.3
De rechtbank volstaat daarom met de opdracht aan het college om binnen zes maanden na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal bepalen dat het college afdeling 3.4 van de Awb en paragraaf 3.3 van de Wabo buiten toepassing kan laten bij het nemen van dit nieuwe besluit. Als een verklaring van geen bedenkingen nodig is, hoeft dus geen ontwerp besluit of ontwerp verklaring van geen bedenkingen ter inzage te worden gelegd.
20.4
Omdat de beroepen slagen, moet het college het griffierecht aan alle eisers terugbetalen en krijgen en krijgen eisers 1, 2, 4 en 6 ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674 (twee punten voor het indienen van een beroepschrift en het bijwonen van de zitting) per eiser.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak binnen zes maanden na deze uitspraak.
  • bepaalt dat het college afdeling 3.4 van de Awb en paragraaf 3.3 van de Wabo buiten toepassing kan laten bij het nemen van het nieuwe besluit;
  • bepaalt dat het college aan eisers het griffierecht vergoedt, ten bedrage van € 365,00 voor wat betreft eisers 1 en 3 en € 184, 00 voor wat betreft eisers 2 en 4 tot en met 6 ;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers 1, 2, 4, en 6 à € 1.674,00 voor iedere afzonderlijke eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. R. Grimbergen en mr. J. Heijerman, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.