ECLI:NL:RBOBR:2023:2767

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
82/276108-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk zonder te voldoen aan veiligheidseisen

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die professioneel vuurwerk voorhanden had zonder te voldoen aan de geldende veiligheidseisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 september 2021 in Tilburg, samen met een medeverdachte, een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad, terwijl dit vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik. De verdediging voerde aan dat niet bewezen kon worden dat het vuurwerk voor particulier gebruik was bestemd en dat de verdachte niet wist dat het om vuurwerk ging. De rechtbank verwierp deze verweren en oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de activiteiten van zijn medeverdachte, die zich bezighield met de handel in vuurwerk. De rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en legde een taakstraf van 240 uren op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond dat de veiligheid van de samenleving voorop staat. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van de veiligheidseisen bij de opslag van vuurwerk, gezien de risico's voor de omgeving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 82.276108.21
Datum uitspraak: 06 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 maart 2023. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 september 2021 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- In een zeecontainer:
o 160 stuks, althans een hoeveelheid, Mortierbommen/Shell’s, en/of
o 72 stuks, althans een hoeveelheid, Mortierbommen/Shell’s, en/of
o 1200 stuks, althans een hoeveelheid, Knalvuurwerk/Mad Bulldog’s, en/of
- In een bestelbus met kenteken [kenteken] :
o 6000 stuks, althans een hoeveelheid, Knalvuurwerk/Cobra’s 6, en/of
o 144 stuks, althans een hoeveelheid, Mortierbommen/Shell’s, en/of
o 90 stuks, althans een hoeveelheid, Mortierbommen/Shell’s, en/of
o 60 stuks, althans een hoeveelheid, Mortierbommen/Shell’s, en/of
o 13200 stuks, althans een hoeveelheid, Knalvuurwerk/Mad Bulldog’s, en/of
o 1000 stuks, althans een hoeveelheid, Knalvuurwerk/TP2’s, en/of
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de
zijnvervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het ten laste gelegde feit.

De standpunten van de officier van justitie en van de verdediging.
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De verdediging heeft vrijspraak van verdachte bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Overwegingen van de rechtbank

bestemming van het aangetroffen vuurwerk
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het aangetroffen vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik als bedoeld in artikel 1.2.2 eerste en zevende lid van het Vuurwerkbesluit.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en zijn mededader professioneel vuurwerk voorhanden hebben gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat soortgelijk vuurwerk op grote schaal door particulieren wordt gebruikt. Uit niets is aannemelijk geworden dat verdachte en zijn mededader dit vuurwerk bedrijfsmatig aan “niet particulieren” hebben verkocht of hebben willen verkopen. De wijze waarop dit vuurwerk is vervoerd en opgeslagen, waarbij geen van de daarvoor geldende veiligheidsmaatregelen in acht zijn genomen, vormt een aanwijzing dat het handelen van verdachte en zijn mededader er op was gericht het bij hen aangetroffen professionele vuurwerk aan particulieren te verkopen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het vuurwerk dat verdachte en zijn mededader voorhanden hebben gehad, professioneel vuurwerk is dat is bestemd voor particulieren als bedoeld in artikel 1.2.2. eerste en zevende lid van het Vuurwerkbesluit.

wetenschap van verdachte dat het om vuurwerk handelde.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wist dat [medeverdachte] zich met de handel in vuurwerk bezig hield. Daarvoor is van belang dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met ingang van 22 september 2021 op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] de naam van zijn bedrijf heeft veranderd van ‘ [bedrijfsnaam 1] ’ naar ‘ [bedrijfsnaam 2] ’ en dat de omschrijving van de activiteit van het bedrijf is gewijzigd van “groothandel in intern transportmaterieel” in “Detachering & groothandel in vuurwerk”. Ook blijkt uit de chatgesprekken die verdachte op 2 september 2022 met medeverdachte [medeverdachte] heeft gevoerd, dat verdachte die dag in samenwerking met [medeverdachte] vuurwerk heeft opgehaald in Duitsland.
Met die wetenschap van de handel van [medeverdachte] , had verdachte kunnen en moeten weten dat ook de hulp die [medeverdachte] op 30 september 2021 van verdachte had ingeroepen betrekking had op vuurwerk. Op het moment dat verdachte gehoor gaf aan deze hulpvraag van [medeverdachte] , heeft hij daarmee naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat [medeverdachte] hem, net zoals in het recente verleden het geval was geweest, zou betrekken bij zijn werkzaamheden met illegaal vuurwerk. Verdachte heeft dit ter zitting in feite bekend. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat opzet zou ontbreken.

Conclusie.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met wat hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, een en ander zoals hierna onder “De bewezen verklaring” nader zal worden omschreven.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 30 september 2021 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik te weten:
- in een zeecontainer 160 stuks mortierbommen/shell’s en 216 stuks mortierbommen/shell’s en 4.800 stuks knalvuurwerk/Mad Bulldog’s en
- in een bestelbus met kenteken [kenteken] 6000 stuks knalvuurwerk/Cobra’s 6 en 90 stuks mortierbommen/shell’s en 60 stuks mortierbommen/shell’s en 9.600 stuks knalvuurwerk/Mad Bulldog's en 1000 stuks knalvuurwerk/TP2’s

voorhanden heeft gehad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot een veroordeling van verdachte komen, dan heeft de verdediging bepleit een taakstraf van 240 uren op te leggen, waarvan het grootste deel in voorwaardelijke vorm. Aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen taakstraf kunnen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, met uitzondering van de voorwaarde dat verdachte financiële openheid van zaken geeft aan de reclassering.
Het oordeel van de rechtbank.
 Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
 De ernst van de bewezen verklaarde feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van het Vuurwerkbesluit. Het doel van het Vuurwerkbesluit is het scheppen van betere waarborgen voor de bescherming van mens en milieu tegen de mogelijke effecten die het opslaan van vuurwerk kan veroorzaken. Het gaat daarbij onder andere om de bescherming van de bevolking en de panden in de omgeving van een inrichting waar vuurwerk aanwezig is.
Verdachte heeft professioneel vuurwerk voorhanden gehad terwijl op geen enkele manier was voldaan aan de veiligheidseisen die aan de opslag van dergelijk vuurwerk zijn opgesteld. Het vuurwerk betrof zeer gevaarlijk vuurwerk. Zulk vuurwerk kan massa-explosief reageren waardoor de gehele voorraad explodeert op nagenoeg hetzelfde moment met een geweldige kracht. Door zijn handelwijze heeft verdachte aanzienlijke veiligheidsrisico’s genomen.
 Strafmatigende omstandigheden
Bij de beslissing over de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het over verdachte door de reclassering uitgebrachte rapport van 12 december 2022 en uit het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2023 zijn gebleken. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de rol die verdachte bij het plegen van het bewezen verklaarde feit heeft vervuld.
 De strafmodaliteit
Het bewezenverklaarde is zo ernstig dat uit het oogpunt van een juiste normhandhaving in beginsel slechts kan worden volstaan met het opleggen van een [forse] onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De strafmatigende aspecten in deze zaken brengen de rechtbank er toe om ten aanzien van verdachte te volstaan met een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze gevangenisstraf zal niet ten uitvoer zal worden gelegd als verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt en de hierna te melden bijzondere voorwaarden naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
 Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is verdachte – overeenkomstig de eis van de officier van justitie – te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd. Deze voorwaarden zullen in het dictum van dit vonnis nader worden omschreven.
Om de reclassering en verdachte voldoende tijd en gelegenheid te geven, substantieel inhoud aan de uitvoering van de bijzondere voorwaarden te kunnen geven, zal de rechtbank – anders dan de reclassering heeft geadviseerd – de duur van de proeftijd bepalen op twee jaren.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht,
1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en
1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

De uitspraak.

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan[artikel 1.2.2, eerste lid Vuurwerkbesluit].
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
 Een
taakstrafvoor de duur
van 240 uren[tweehonderd veertig uren] te vervangen door 120 dagen hechtenis indien veroordeelde deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze taakstraf inverzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank waardeert een inverzekering doorgebrachte dag op twee uren te verrichten arbeid.
 Een
gevangenisstrafvoor de duur
van zes maanden.
Bepaalt dat deze
gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van
een proeftijd van twee jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt danwel [een van] de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
meldplicht bij reclassering.
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd tijdens kantooruren bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
meewerken aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding.
Veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding, ook wanneer dat inhoudt de begeleiding van een jobcoach, zolang de reclassering dat nodig acht.
-
openheid geven over de financiële situatie.
Veroordeelde geeft openheid over zijn financiële situatie zolang de reclassering dat nodig acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. J.O.Y. Elagab en mr. A. Stoop, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier
en is uitgesproken op 06 juni 2023.