In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, is een incident behandeld op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eisers, bestaande uit meerdere partijen, hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die als pachter fungeert in een pachtovereenkomst met betrekking tot een hoeve en aanliggende agrarische gronden. De eisers vorderen onder andere ontbinding van de pachtovereenkomst en schadevergoeding wegens vermeende tekortkomingen van de gedaagde, waaronder de vervreemding van melkquotum zonder toestemming.
In het incident vorderden de eisers dat de gedaagde afschriften zou verstrekken van verschillende documenten, waaronder jaarrekeningen en gegevens die verband houden met de referentiehoeveelheid melk. De gedaagde heeft echter betwist dat de gevraagde documenten bestaan en heeft de vordering in het incident afgewezen. De pachtkamer heeft geoordeeld dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat zij rechtmatig belang hebben bij de gevraagde documenten, en heeft de vordering tot het verstrekken van de stukken afgewezen.
De rechtbank heeft de eisers als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn vastgesteld op € 232,00. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 29 juni 2023 voor conclusie van antwoord aan de zijde van de gedaagde. Deze uitspraak is gedaan door de pachtkamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2023.