ECLI:NL:RBOBR:2023:2445
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurprijsverhoging en gebreken in huurwoning tussen verhuurder en huurder
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Newomij Vastgoed B.V. en een huurder. Newomij, de verhuurder, had gevorderd dat de huurder de huurprijsverhoging, die deels met terugwerkende kracht was, zou voldoen. De huurder had echter bezwaar gemaakt tegen deze verhoging, omdat er geen clausule in de huurovereenkomst stond die dit rechtvaardigde. De kantonrechter oordeelde dat Newomij niet gerechtigd was om de huurprijs te verhogen, omdat de huurovereenkomst geen bepalingen bevatte die een huurprijsverhoging mogelijk maakten. De huurder had tijdig bezwaar gemaakt tegen de verhoging, en Newomij had dit bezwaar niet in behandeling genomen. Hierdoor werd de vordering van Newomij afgewezen.
Daarnaast had de huurder in reconventie gevorderd dat de kantonrechter zou verklaren dat de huurprijs over de periode van 1 juli 2019 tot de datum van het vonnis € 749,26 per maand bedraagt. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen, omdat de eerdere huurprijsverhogingen niet rechtsgeldig waren. De huurder had ook een tijdelijke huurprijsvermindering van 60% gevorderd vanwege gebreken aan de woning, zoals enkel glas en hoge stookkosten. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen, omdat de gebreken niet als zodanig waren erkend in het gebrekenboek en de woning van meet af aan in de bekritiseerde staat verkeerde. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.