4.4.Op 24 juni 2022 heeft eiseres, naar aanleiding van de ontvangst van het verslag van het huisbezoek, een e-mail gestuurd aan een van de toezichthouders. In die e-mail heeft zij aangegeven dat zij zich nogal in het nauw gedreven voelde, waardoor zij dingen niet verteld heeft. Daarnaast heeft zij een aantal dingen maar gewoon gezegd, omdat zij het gevoel had dat er dingen in haar mond werden gelegd. Zij heeft de toezichthouder gevraagd of ze het beste eerst het oordeel van verweerder kon afwachten. De toezichthouder heeft op 27 juni 2022 daarop gereageerd met de mededeling dat eiseres het beste kan afwachten wat de afdeling Anw van verweerder gaat beslissen. Op 27 juni 2022 heeft eiseres aan verweerder doorgegeven dat [naam] vanaf 1 juli 2022 bij haar komt wonen.
Het standpunt van verweerder
5. Bij besluit van 29 juli 2022 (het primaire besluit 1) heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij geen nabestaandenuitkering meer krijgt na 31 december 2018, omdat zij in december 2018 is gaan samenwonen. Bij afzonderlijk besluit van 29 juli 2022 (het primaire besluit 2) heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij de over de periode van januari 2019 tot en met juli 2022 te veel betaalde nabestaandenuitkering ter hoogte van € 57.391,65 moet terugbetalen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen beide besluiten. In het bestreden besluit is verweerder bij zijn standpunt gebleven. Verweerder wijst er hiertoe op dat eiseres tijdens het gesprek met de toezichthouders op 15 juni 2022 heeft verklaard dat zij vanaf december 2018 haar hoofdverblijf samen met [naam] heeft op haar adres. Eiseres en [naam] leven vanaf dat moment als gezin op het adres van eiseres waardoor sprake is van een gezamenlijke huishouding. Hoewel verweerder begrijpt dat eiseres met haar e-mail van 24 juni 2022 wil terugkomen op de eerder door haar afgelegde verklaring, kent verweerder aan die e-mail niet de waarde toe die eiseres daar graag aan verbonden zou zien. Verweerder houdt eiseres aan de eerste verklaring. Verweerder is van mening dat er geen sprake is van dringende redenen om van de intrekking af te zien. Van zeer bijzondere omstandigheden waardoor eiseres minder of niets hoeft terug te betalen is volgens verweerder in de situatie van eiseres geen sprake. Eiseres heeft tijdens de bezwaarprocedure op geen enkele wijze aangegeven dat zij het bedrag van € 57.391,65 niet terug kan betalen.
Het standpunt van eiseres
6. Eiseres stelt dat er pas sprake is van een gezamenlijk hoofdverblijf van eiseres en [naam] vanaf 1 januari 2022. Daarnaast is er onvoldoende reden om aan te nemen dat [naam] al voor januari 2022 zijn hoofdverblijf had bij eiseres. Hoewel eiseres tijdens het huisbezoek heeft verklaard dat zij al vanaf december 2018 samenwonen kan verweerder daar niet vanuit gaan, omdat eiseres op die verklaring is teruggekomen met haar e-mail van 24 juni 2022. Eiseres heeft meteen nadat zij het verslag had gelezen de juistheid van het verslag betwist. Eiseres stelt ook dat niet is voldaan aan het criterium van wederzijdse zorg, omdat zij alle financiële lasten draagt en [naam] niet. Er is daarom geen grond voor het intrekken van de nabestaandenuitkering.
Uitgangspunten bij de beoordeling door de rechtbank
7. Op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de Anw eindigt het recht op een nabestaandenuitkering onder andere als de nabestaande een gezamenlijke huishouding gaat voeren anders dan ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende. Van een gezamenlijke huishouding is volgens artikel 3, derde lid, van de Anw sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Op grond van artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van de Anw trekt verweerder een besluit tot toekenning van een uitkering in als de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Indien de uitkering als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 34 van de Anw onverschuldigd is betaald, wordt de uitkering door verweerder teruggevorderd op grond van artikel 53, eerste lid, van de Anw.