Op 22 mei 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de inbeslagname van brorphine. Klager 1 had de stof brorphine in beslag genomen gekregen door het openbaar ministerie op 9 januari 2023. Klager 1 verzocht om teruggave van de in beslag genomen stof, maar het openbaar ministerie weigerde dit. Klager 2 werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat hij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat het strafvorderlijk belang van het voortduren van het beslag gegeven was, omdat er een vordering tot onttrekking aan het verkeer van de brorphine aanhangig was gemaakt. De rechtbank verklaarde het beklag van klager 1 ongegrond, omdat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vorderde. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de in beslag genomen brorphine terug te geven aan klager 1, aangezien de officier van justitie had gesteld dat er slechts 46,5 gram brorphine in beslag was genomen, wat niet betwist was door klager 1. De beslissing werd genomen in openbare meervoudige raadkamer, waarbij de rechters de argumenten van beide partijen in overweging namen. De rechtbank benadrukte dat de procedure summier van aard is en dat het niet de bedoeling is om vooruit te lopen op de uiteindelijke beslissing in de strafzaak.