ECLI:NL:RBOBR:2023:2259

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
01/291212-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en openbaarmaking van naaktfoto's met professioneel vuurwerk in bezit

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 22 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner, bedreiging en het openbaar maken van naaktfoto's. De verdachte heeft zijn ex-partner gedwongen contact met hem te onderhouden door te dreigen haar naaktfoto's te verspreiden, wat hij uiteindelijk ook heeft gedaan. Daarnaast is er een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk in beslag genomen bij de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk deel zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een contact- en locatieverbod. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 1.273,97, waarvan € 1.000,00 immateriële schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, bedreiging en het openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard, en heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis, en heeft de straf daarop aangepast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.291212.22
Parketnummer vordering: 01.280903.20
Datum uitspraak: 22 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 februari 2023 en 8 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde (hierna te noemen: verdachte) naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 januari 2023.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 08 mei 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 september 2022 tot en met 23 oktober 2022 te Oss, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door meermalen, althans eenmaal,
- berichten te sturen naar die [slachtoffer] ,
- die [slachtoffer] te achtervolgen en/of op te zoeken en/of op te wachten,
- bij de woning van die [slachtoffer] langs te gaan en/of aan te bellen,
- de mail en/of computer van die [slachtoffer] te hacken,
- te bellen naar die [slachtoffer] ,
- berichten over die [slachtoffer] op Snapchat te plaatsen, van welke berichten die [slachtoffer] kennis heeft genomen, en/of
- de moeder van die [slachtoffer] , te weten [moeder van slachtoffer] , op te zoeken, van welke momenten die [slachtoffer] kennis heeft genomen,

met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 1 oktober 2022 te Oss, in elk geval in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] ,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen en/of te dulden, te weten het hebben en/of onderhouden van contact met hem, verdachte, door
- aan die [slachtoffer] twee naaktfoto's van haar te laten zien, en/of
- (vervolgens) tegen haar te zeggen: "Ik vind het fijn dat wij weer normaal doen tegen elkaar en zo niet, dan zet ik jouw foto’s online",

althans woorden van gelijke aard en/of strekking;

t.a.v. feit 3:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2022 tot en met 15 oktober 2022, te Oss en/of Loosbroek, in elk geval in Nederland, een afbeelding van seksuele aard, van een persoon, te weten [slachtoffer] , te weten een of meerdere naaktfoto’s, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn;
t.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Oss, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 147 stuks, althans een hoeveelheid, knalvuurwerk, te weten Super Cobra 6 (pagina 198, aanvullend PV COV),
- 1 stuk knalvuurwerk, te weten Super Cobra 6 (pagina 207),
- 20 stuks, althans een hoeveelheid, knalvuurwerk, te weten Fp3 (pagina 246), en/of
- 1 stuk knalvuurwerk, te weten Vlinder (pagina 224),

heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01.280903.20 is aangebracht bij vordering van 25 november 2022. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te
's-Hertogenbosch d.d. 19 maart 2021. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 11 oktober 2022 doet [slachtoffer] (hierna te noemen: aangeefster) aangifte tegen haar ex-vriend, zijnde verdachte, van belaging. Daarnaast verklaart zij in deze aangifte dat verdachte op vakantie zonder haar toestemming naaktfoto’s van haar heeft gemaakt en dat hij heeft gedreigd om deze openbaar te maken wanneer zij geen contact met hem zou onderhouden. Ook doet zij aangifte tegen verdachte wegens het vervolgens daadwerkelijk openbaar maken van deze naaktfoto’s.
Wanneer de politie op 8 november 2022 de woning van verdachte ter inbeslagneming van onder andere zijn digitale gegevensdragers binnentreedt, wordt daar een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk aangetroffen.
Op grond hiervan zijn de feiten 1 tot en met 4 aan verdachte ten laste gelegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle feiten die aan de verdachte ten laste zijn gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de feiten 1 tot en met 3 niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 4 stelt zij zich op het standpunt dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en refereert zich dan ook aan het oordeel van de rechtbank.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking en opsomming daarvan in de bijlage. Deze bijlage is gevoegd als bijlage A bij dit vonnis.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1.
Ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde belaging van aangeefster overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat aangeefster gedurende de periode 17 september 2022 tot 30 september 2022 een grote hoeveelheid berichten van verdachte heeft ontvangen.
Weliswaar geeft aangeefster duidelijk aan dat verdachte niet de hele tijd moet appen en dat zij zijn ‘lief’ niet meer is, maar ook is er gedurende deze periode nog sprake van een zekere wederkerigheid in het contact, hetgeen maakt dat er dan nog niet gesproken kan worden van een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Voor zover het de periode van 17 september 2022 tot 30 september 2022 betreft zal de rechtbank verdachte derhalve vrijspreken van de tenlastegelegde belaging.
Vanaf 30 september 2022 is dit anders. Op die dag treft aangeefster verdachte tot twee keer toe bij haar woning. Op een moment dat aangeefster niet thuis is, rijdt hij door haar straat en stelt haar daarvan per app op de hoogte. Wanneer aangeefster op weg is naar haar (eerdere) ex rijdt hij met de auto naast haar en spreekt haar aan. Nadat aangeefster laat die avond wederom een appbericht van verdachte ontvangt, besluit ze hem op WhatsApp te blokkeren. Vervolgens begint verdachte aangeefster via sms’jes te benaderen Zij voelt zich gedwongen het gesprek met hem aan te gaan, waarna op 1 oktober een fysieke afspraak tussen hen plaatsvindt.
Op 4 oktober 2022 stopt verdachte met zijn auto naast die van aangeefster. Aangeefster voelt zich dusdanig door hem bedreigd dat zij het noodnummer 112 belt.
Op 6 oktober 2022 verschijnt verdachte plotseling in de straat waar de vader van aangeefster woont en waar zij op dat moment is. Aangeefster voelt zich zodanig bedreigd dat zij naar de woning van haar vader rent waarna een woordenwisseling tussen verdachte en aangeefster ontstaat. Ook blijft verdachte telefonisch contact met haar opnemen, wordt hij gezien terwijl hij door de wijk van de moeder van aangeefster rijdt en is hij op enig moment bij de woning van een vriendin van de moeder van aangeefster – waar de moeder van aangeefster op dat moment aanwezig was – gesignaleerd.
Op 20 en 23 oktober 2022 bevindt verdachte zich bij de voordeur van aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte die blijken uit de bewijsmiddelen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster sprake is geweest. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op indringende en obsessieve wijze heeft geprobeerd op verschillende wijzen met aangeefster in contact te komen en haar meerdere malen heeft opgezocht. Dit alles terwijl aangeefster meermalen en ondubbelzinnig aan verdachte te kennen heeft gegeven dat zij niet langer door hem wilde worden benaderd en dat het verdachte duidelijk was dat de relatie was beëindigd. Desondanks bleef verdachte continu dwingend jegens aangeefster en bleef hij haar belagen op de momenten dat hij niet met haar in contact kon komen.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde, voor zover hierna bewezen is verklaard, heeft begaan.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 en feit 3.
Op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank ten aanzien van de feiten 2 en 3 het volgende vast.
Wanneer verdachte aangeefster op dwingende wijze ertoe heeft aangezet het gesprek met hem aan te gaan, dreigt hij op 1 oktober 2022 haar naaktfoto’s, die hij zonder haar medeweten en zonder haar toestemming tijdens de vakantie van haar heeft gemaakt, online te verspreiden. Verdachte wil, naar eigen zeggen, op een normale manier contact met aangeefster onderhouden en wanneer zij hier niet in meegaat, zal hij de foto’s openbaar maken. Vervolgens worden de naaktfoto’s op 9 en 15 oktober 2022 daadwerkelijk openbaar gemaakt via Airdrop. Bij deze foto’s staat de tekst: ‘ [slachtoffer] uit Oss Vreemdgaan en liegen is wat ze graag doet”.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangeefster hierover wordt ondersteund door de getuigenverklaring van de moeder van aangeefster en door de omstandigheid dat de naaktfoto’s vervolgens ook daadwerkelijk openbaar zijn gemaakt.
Ingevolge artikel 139h Sr is het strafbaar om beelden van seksuele aard openbaar te maken als men weet dat die openbaarmaking nadelig kan zijn.
De rechtbank stelt op grond van de aangifte en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] vast dat op twee momenten naaktfoto’s van aangeefster via Airdrop zijn verstuurd. Voor het verzenden van bestanden via Airdrop is vereist dat de telefoon van de verzender zich in de nabijheid van de telefoon van de ontvanger bevindt. Verdachte was aanwezig op hetzelfde feest als getuige [getuige 2] op het moment dat de foto’s werden gedeeld.
Dat, zoals verdachte stelt, een derde of aangeefster zelf dit zou hebben gedaan, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Daar komt nog bij dat het bijschrift op de via Aidrop gedeelde naaktfoto’s geheel in lijn is met de ter terechtzitting door verdachte gegeven visie op de oorzaak van de relatiebreuk tussen hen beiden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van vrienden heeft gehoord dat aangeefster tijdens hun relatie vreemdging met haar ex. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders dan dat het verdachte is geweest die zijn eerder geuite dreigement daadwerkelijk heeft uitgevoerd door de naaktfoto’s van aangeefster te verspreiden.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte hetgeen onder de feiten 2 en 3 ten laste is gelegd, voor zover hierna bewezen is verklaard, heeft begaan.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, zoals ter terechtzitting van 8 mei 2023 is afgelegd, en op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
t.a.v. feit 1:
in de periode van 30 september 2022 tot en met 23 oktober 2022 te Oss wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- meermalen berichten te sturen naar die [slachtoffer] ,
- meermalen die [slachtoffer] te achtervolgen en/of op te zoeken en/of op te wachten,
- meermalen bij de woning van die [slachtoffer] langs te gaan en/of aan te bellen,
- meermalen te bellen naar die [slachtoffer] ,
- de moeder van die [slachtoffer] , te weten [moeder van slachtoffer] , op te zoeken, van welke momenten die [slachtoffer] kennis heeft genomen,

met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden;

t.a.v. feit 2:
op 1 oktober 2022 te Oss een ander, te weten [slachtoffer] , door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen en/of te dulden, te weten het hebben en/of onderhouden van contact met hem, verdachte, door
- aan die [slachtoffer] twee naaktfoto's van haar te laten zien, en
- vervolgens tegen haar te zeggen: "Ik vind het fijn dat wij weer normaal doen tegen elkaar en zo niet, dan zet ik jouw foto’s online";
t.a.v. feit 3:
op 9 oktober 2022 en 15 oktober 2022, te Oss en/of Loosbroek, een afbeelding van seksuele aard, van een persoon, te weten [slachtoffer] , te weten een of meerdere naaktfoto’s, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn;
t.a.v. feit 4:
op 8 november 2022 te Oss, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 147 stuks knalvuurwerk, te weten Super Cobra 6,
- 1 stuk knalvuurwerk, te weten Super Cobra 6,
- 20 stuks knalvuurwerk, te weten Fp3, en
- 1 stuk knalvuurwerk, te weten Vlinder,

heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Aan deze voorwaardelijke straf dienen de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering zijn geadviseerd, te worden verbonden. Deze bijzondere voorwaarden dienen direct uitvoerbaar te worden verklaard.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, in de vorm van een locatieverbod voor de Bram van den Berghstraat en Gerrit van der Veenstraat in Oss en een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van 2 jaren zal opleggen, te vervangen door één week hechtenis bij iedere overtreding van de maatregel met een maximale duur van 6 maanden. De officier van justitie heeft eveneens gevorderd dat deze vrijheidsbeperkende maatregel direct uitvoerbaar wordt verklaard.
Tenslotte heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging van 30 dagen gevangenisstraf gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak van de feiten 1, 2 en 3 bepleit. Ten aanzien van feit 2 stelt zij zich daarnaast subsidiair op het standpunt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden verklaard en dat hiermee bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden. De verdediging verzoekt de rechtbank – indien zij komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast kan een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner over een periode van ruim drie weken. Daarnaast heeft hij haar gedwongen contact met hem te hebben en te onderhouden door te dreigen naaktfoto’s van haar te verspreiden. Vervolgens heeft verdachte dat ook daadwerkelijk gedaan.
Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De relatie tussen verdachte en aangeefster was al verbroken. [slachtoffer] heeft meerdere malen te kennen gegeven aan verdachte dat de relatie over was en dat zij geen contact meer met hem wilde. Verdachte heeft deze wens van aangeefster niet gerespecteerd en alleen zijn eigen belang voor ogen gehad. Hij was daarbij manipulatief en bedreigend richting aangeefster om ervoor te kunnen zorgen dat zij wel met hem in contact zou blijven. Verdachte heeft aangeefster dusdanig onder druk gezet door het dreigen haar naaktfoto’s te verspreiden dat zij toch met hem in gesprek bleef.
De belaging, de bedreiging en publicatie van de naaktfoto’s hebben een grote indruk gemaakt op aangeefster en de gevolgen voor haar zijn groot, zoals blijkt uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding. Aangeefster verkeert in onzekerheid met betrekking tot de vraag waar de naaktfoto’s van haar terecht zijn gekomen en op welke schaal deze zijn verspreid. Verdachte heeft zich met zijn handelen niets aangetrokken van de gevolgen daarvan voor aangeefster. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opslaan en in bezit hebben van een zeer grote hoeveelheid zeer zwaar professioneel vuurwerk, dit zonder de vereiste vergunningen en zonder de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen te treffen. Door deze grote hoeveelheid illegaal vuurwerk voorhanden te hebben en op te slaan in zijn eigen woonhuis, in de nabijheid van andere woningen, heeft verdachte de algemene veiligheid van personen en goederen in gevaar gebracht.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank bij de strafoplegging mee dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn strafbare handelen en dat hij geen enkel berouw heeft getoond. Integendeel, verdachte legt de schuld van de belaging grotendeels bij aangeefster. Al zijn handelen was er volgens verdachte op gericht om ervoor te zorgen dat zij haar spullen op zou komen halen. Dat verdachte dit op een andere manier had kunnen regelen, heeft hij niet ingezien. Verdachte ziet de ernst van het door hem aan aangeefster aangedane leed kennelijk ook niet in.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de justitiële documentatie d.d. 11 april 2023 betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor handelen in strijd met het Vuurwerkbesluit en voor bedreiging (blijkens het reclasseringsrapport ging het hier om de bedreiging van de nieuwe partner van een andere ex-vriendin) is veroordeeld en dat hij de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van deze veroordeling.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 3 februari 2023, welke is opgesteld door [psycholoog] (GZ-psycholoog). Hierin is onder andere – kort samengevat – opgenomen dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis welke het gedrag van verdachte beïnvloedde ten tijde van het plegen van de belaging, aangezien hij daardoor niet in staat is sociale situaties in te schatten en het moeilijk is zijn gedrag daarop af te stemmen. Dit maakt dat wordt geadviseerd de bewezenverklaarde belaging in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, welk advies de rechtbank overneemt.
Nu de onder feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde strafbare gedragingen eveneens betrekking hebben op de relatie tussen verdachte en aangeefster en daarmee nauw verweven zijn met de belaging neemt de rechtbank aan het de autismespectrumstoornis ook hierop van invloed is geweest. De rechtbank is van oordeel dat het plegen van deze feiten verdachte ook in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte openstaat voor het krijgen van hulpverlening.
De straf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. De jurisprudentie dient als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
De rechtbank zal de opgelegde gevangenisstraf voor een deel voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen in het dictum te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank acht de bijzondere voorwaarden, waaronder een straat- en contactverbod, die zij zal opleggen afdoende ter beveiliging van de maatschappij en/of ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte. Anders dan door de officier van justitie gevorderd, ziet de rechtbank geen reden om aan verdachte in dit verband een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr op te leggen.

De vordering van de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van 495,00 euro aan materiële schadevergoeding en een bedrag van 5.635,00 euro aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich – gelet op de bepleite vrijspraak – op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorering. Subsidiair verzoekt zij de vordering in zijn geheel af te wijzen.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering. Te weten materiële schadevergoeding ten bedrage van 273,97 euro (post: cilindersloten (53,98 euro), Ring deurbel (69,99 euro), reiskosten (50,00 euro) en een gedeelte van de gevorderde kosten voor een vervangende mobiele telefoon (100,00 euro)) en immateriële schadevergoeding ten bedrage van 1.000,00 euro vermeerderd met de wettelijke rente. In tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat de vordering op deze punten voldoende is onderbouwd en de gevorderde kosten nauw samenhangen met de bewezenverklaarde strafbare feiten. Voor het overige acht de rechtbank de gevorderde schade onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit gedeelte van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
De geleden schade ziet op de periode van 30 september 2022 tot en met 23 oktober 2022. De rechtbank zal bepalen dat wettelijke rente is verschuldigd vanaf de startdatum van de schadeveroorzakende gebeurtenissen, derhalve vanaf 30 september 2022. De wettelijke rente loopt tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank nog het volgende.
Op grond van artikel 6:106 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen.
De rechtbank ziet, gelet op de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, de aard van de normschending en rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, aanleiding de immateriële schadevergoeding naar maatstaven van billijkheid toe te wijzen tot een bedrag van 1.000,00 euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schadevergoeding.
De benadeelde partij kan de onderdelen van de vordering die niet-ontvankelijk zijn verklaard slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.280903.20.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan meerdere strafbare feiten schuldig heeft gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 139h, 284, 285b van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1a, 2, 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer; en
  • 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
belaging;
t.a.v. feit 2:
een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen en te dulden;
t.a.v. feit 3:
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat deze door of als gevolg van het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon is verkregen, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 4:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer (artikel 1.2.2 eerste lid van het Vuurwerkbesluit);
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich meldt binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij SVG Novadic-Kentron, Rompertsebaan 12, 5231GS Den Bosch, tel. 073-6409696. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat veroordeelde zich ambulant laat behandelen door een forensisch psychiatrische polikliniek, met aandachtsgebied autismeproblematiek, zoals FPP Kairos te Nijmegen of soortgelijk, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na aanmelding door de toezichthouder. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- dat veroordeelde zich niet in de Bram van den Berghstraat te Oss en de Gerrit van der Veenstraat te Oss bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 1.273,97 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 273,97 euro materiële schadevergoeding en 1.000,00 euro immateriële schadevergoeding.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Oost-Brabant van 19 maart 2021, gewezen onder parketnummer 01.280903.20, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 29 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 1.273,97 euro, bestaande uit 273,97 euro materiële schade vergoedingen 1.000,00 euro immateriële schadevergoeding.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. J.J.A. Donkersloot en mr. F. Schneider, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 22 mei 2023.