2.12.1.Vast staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, dat in de jaren 2013 t/m (de eerste helft van) 2016 sprake was van maandelijkse facturen voor vaste bedragen van dhr. [gedaagde 2] aan de gemeente voor in totaal circa
€ 450.000,00 (in 2013 ging het om maandelijkse facturen van € 10.894,44, in 2014
om maandelijkse facturen van € 11.678,33, in 2015 om maandelijkse facturen van
€ 10.224,58 en over de eerste helft van 2016 om maandelijkse facturen van € 8.179,60),
en dat de omschrijving op deze facturen was:
- in 2013 en 2014: “schoonmaakactiviteiten en algemene werkzaamheden Gemeente Helmond”;
- in 2015: “Facilitaire activiteiten zoals ondersteuning huismeester, schoonmaak en onderhouds-
werkzaamheden” en
- in 2016: “uitgevoerde huismeesteractiviteiten t.b.v. de Gemeente Helmond”.
2.12.2.De gemeente heeft voldoende aangetoond dat in de periode van 2013 t/m (de eerste helft van) 2016 door of namens dhr. [gedaagde 2] geen werkzaamheden voor de gemeente zijn verricht die aanleiding zouden kunnen geven voor zijn maandelijkse facturen voor vaste bedragen aan haar over die periode. Daarbij is in aanmerking genomen dat haar getuige
[C] heeft verklaard (waarbij de onderstrepingen in zijn verklaring afkomstig zijn
van de rechtbank):
“Ik werk op dit moment bij de gemeente […] en ook […] van 2013 tot 2016, was ik werkzaam bij de gemeente […]. Mijn functie was en is projectmedewerker interne dienst.
Samen met nog twee collega’s was ik verantwoordelijk voor allerlei facilitaire zaken.
Ik was met name verantwoordelijk voor de huisvesting en dienstverlening die derden voor ons verrichtten. […] We hebben verschillende panden in beheer. […]
Het team waarin ik werkzaam was, was als volgt opgebouwd: de afdelingsmanager was de heer [A] , daarnaast waren er drie projectmedewerkers. […]. Daarnaast waren er nog enkele mensen verantwoordelijk voor de administratieve ondersteuning. Ook waren er nog twee huismeesters werkzaam binnen ons team. […] Deze huismeesters waren verantwoor-delijk voor alle werkzaamheden binnen de panden en die werkzaamheden werden door hen onderling verdeeld of in samenspraak met mij. […] De huismeesters verrichten met name allerlei routinematige activiteiten die voor het merendeel vaststonden. Daarnaast hadden zij een ondersteunende rol bij het uitvoeren van projecten. Ik had zoals gezegd een uitvoerende en een coördinerende rol. Ik vertaalde de zaken die gedaan moesten worden naar de werk-vloer. Ik had zelf een bureau in het stadskantoor en ook de huismeesters waren daar geves-tigd. […] Op een gegeven moment is de gemeente gebruik gaan maken van de diensten van het bedrijf van [gedaagde 2] . In de jaren van 2006 tot 2010 is dat maar mondjesmaat geweest. Daarna is dat gebruik gaan toenemen.
Onder andere wanneer er een huismeester ziek werd, werd het bedrijf van [gedaagde 2] ingeschakeld en ook bij projecten waarbij extra handjes nodig waren, werd het bedrijf van [gedaagde 2] steeds meer ingeschakeld. […] Het geven van opdrach-ten gebeurde telefonisch. Ook door mij. […] Op uw vraag op wat voor basis de extra handjes van [gedaagde 2] werden ingehuurd, antwoord ik dat ze werden ingehuurd
op onregelmatige basis. Er waren geen vaste momenten aan te wijzen dat ze aanwezig waren.
In […] de periode tussen 2013 en 2016, verrichtten met name [G] (de naam weet ik niet precies) en de heer [F] namens [gedaagde 2] werkzaamheden. De zoon van [gedaagde 2] heeft ook weleens werkzaamheden verricht voor ons, maar dat was maar
sporadisch. […] In de periode waar we het hier over hebben, waren er alleen mannen die namens [gedaagde 2] werkzaamheden voor ons hebben verricht.
zelf heeft ook weleens werkzaamheden verricht. Ook dit was sporadisch. Ik denk dat hij in deze tijd misschien
vier of vijf keer is geweest. […]
Op uw vraag of ik bekend ben met mensen van het bedrijf van [gedaagde 2] die gedurende de periode 2013-2016 permanent aanwezig zijn geweest voor het verrichten van huismeesters-activiteiten, dat wil zeggen één iemand gedurende de hele week en één iemand op de donderdagen en de vrijdagen, antwoord ik dat er volgens mij niet iemand drie jaar lang permanent aanwezig is geweest. Het kan ook niet zo zijn dat er wel iemand aanwezig was en ik daarvan niet op de hoogte was. Zoals gezegd was ik op de hoogte van alles wat er speelde en bovendien was er een dagelijks koffiemomentje met de huismeesters en als die op de een of andere manier ondersteund werden, dan was dat dan bekend geworden. Ook was het volgens mij zo dat als er mensen van [gedaagde 2] waren die huismeestersactiviteiten verrichtten, zij bij het koffiemoment aanwezig waren”.
2.12.4.Dhr. [gedaagde 2] heeft het bewijs van de gemeente niet ontzenuwd.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de verklaringen van de in contra-enquête gehoorde [H] en [F] slechts zien op een beperkt deel van de in deze zaak relevante periode.
[H] heeft verklaard dat hij
een maand of 5met name huismeesterwerkzaamheden voor dhr. [gedaagde 2] heeft verricht bij de gemeente en dat hij denkt dat dit ongeveer 6 jaar geleden is. Volgens [H] heeft hij in die periode elke dag voor dhr. [gedaagde 2] gewerkt. Deze verklaring valt, zonder toelichting, die hier ontbreekt, overigens moeilijk te rijmen met de onweersproken stelling van de gemeente (onder verwijzing naar haar productie 78) dat vanaf de zakelijke rekening van dhr. [gedaagde 2] geen salarisbetalingen aan [H] zijn verricht, anders dan een betaling van € 171,28 aan hem in augustus 2016.
[F] heeft verklaard dat hij
ongeveer 1,5 jaarfulltime heeft gewerkt voor dhr. [gedaagde 2] in
de panden van de gemeente en dat hij denkt dat dat is begonnen in 2014. (Hierbij kan in het midden blijven dat dit volgens de gemeente niet is begonnen in 2014 maar in maart 2015).
Uit de onweersproken stelling van de gemeente (onder verwijzing naar haar productie 78) volgt dat [F] daarvoor van dhr. [gedaagde 2] maandelijks tussen de € 1.300,00 en € 1.800,00 uitbetaald heeft gekregen (waarbij bij lange na niet wordt gekomen aan het bedrag van
de maandelijkse facturen voor vaste bedragen van dhr. [gedaagde 2] aan de gemeente).
Hierbij is verder in aanmerking genomen dat de verklaring van de in contra-enquête gehoorde [G] , die ziet op een groter deel van de in deze zaak relevante periode, eerder het bewijs van de gemeente bevestigt dan dat deze verklaring dit bewijs ontzenuwt. [G] heeft immers verklaard (waarbij de onderstrepingen in zijn verklaring afkomstig zijn van de rechtbank):
“Op uw vraag wat mijn band is met dhr. [gedaagde 2] antwoord ik dat ik voor hem heb gewerkt
in de periode van 2012 tot 2015. Ik werkte toen op basis van een nul uren contracten ik ben begonnen met dhr. [gedaagde 2] met het wassen van de ramen van panden van de gemeente […].
Ik werkte de ene week 10 a 20 uur per week en dan soms een week weer niet. Het aantal uren dat ik werkte was dus wisselend. Dat is eigenlijk de hele periode zo geweest toen ik werkzaam was bij dhr. [gedaagde 2]. […] Ik denk dat ik een half jaar tot een jaar glasbewassing heb gedaan. Terwijl ik de glasbewassing deed werd ik af en toe gevraagd om te helpen bij huismeesterwerkzaamheden. Later, ongeveer na een jaar, namen die huismeesterwerk-zaamheden meer toe. […] De glasbewassingswerkzaamheden deed ik zelf ongeveer een
keer per week. […] Zoals ik hiervoor al heb gezegd ben ik na ongeveer een jaar met name huismeesterwerkzaamheden gaan verrichtten. Die opdracht kreeg ik van [gedaagde 2] . In eerste instantie ter vervanging van iemand. Later vroeg dhr. [C] of ik meer werkzaam-heden kon verrichtten. Dat heb ik toen kortgesloten met dhr. [gedaagde 2] en dat was soms wel een probleem en soms niet.
Het ging dus niet om structurele werkzaamheden die ik elke week verrichtte,maar als ik werkzaamheden verrichtte als huismeester was dat naar aanleiding van vragen van dhr. [C] . […] In de tijd dat ik huismeesterwerkzaamheden verrichtte was ik in de ochtend ook aanwezig bij het werkoverleg. Daarbij was ook dhr. [C] aanwezig”.
Tot slot heeft de gemeente onweersproken gesteld (onder verwijzing naar haar productie 78) dat [G] van dhr. [gedaagde 2] om en nabij de € 220,00 per maand aan salaris uitbetaald kreeg. Ook die omstandigheid ontzenuwt niet het bewijs van de gemeente dat
in de periode van 2013 t/m (de eerste helft van) 2016 door of namens dhr. [gedaagde 2] geen werkzaamheden voor haar zijn verricht die aanleiding zouden kunnen geven voor zijn
(veel hogere) maandelijkse facturen voor vaste bedragen aan haar over die periode.
Ad b. (de facturen voor variabele bedragen)
2.12.6.De gemeente heeft voldoende aangetoond dat in de jaren 2013 t/m 2016 door of namens dhr. [gedaagde 2] niet of nauwelijks schilder-, schoonmaak- en glasbewassings-werkzaamheden voor de gemeente zijn verricht.
Hierbij is in aanmerking genomen dat haar getuige [C] , destijds projectmedewerker interne dienst en met name verantwoordelijk voor de huisvesting en dienstverlening die derden voor de gemeente verrichtten, heeft verklaard (waarbij de onderstrepingen in zijn verklaring afkomstig zijn van de rechtbank):
“U noemt nu een aantal typen werkzaamheden in de periode 2013 tot 2016 met de vraag of ik kan aangeven of die werkzaamheden door het bedrijf van [gedaagde 2] zijn verricht.
Ten aanzien van glasbewassing heeft het bedrijf van [gedaagde 2] geen werkzaamheden verricht in die periode. In die periode hadden wij namelijk een overeenkomst met ASP voor deze werkzaamheden. Ook firma [naam 1] heeft in die periode op basis van een overeenkomst periodiek de glazen gewassen van de entree van een viertal panden.
Ook heeft het bedrijf van [gedaagde 2] geen schoonmaakwerkzaamheden verricht. Deze werk-zaamheden waren namelijk uitbesteed aan GOM. Dit gold zowel voor de dagelijkse schoonmaakwerkzaamheden als voor extra schoonmaakwerkzaamheden.
Ten aanzien van schilderwerkzaamheden aan de binnenkant van de gebouwen heeft het bedrijf van [gedaagde 2] evenmin werkzaamheden verricht. Alle schilderwerkzaamheden werden verricht door bedrijven uit Helmond. Dit organiseerden we in principe zelf. Als het om grote projecten ging, dan schakelden we de afdeling vastgoed in die dat coördineerden.
U vraagt hoe het komt dat ik zo zeker weet dat het bedrijf van [gedaagde 2] de hiervoor genoemde
werkzaamheden niet verrichtte. Hierop antwoord ik dat ik bij al deze werkzaamheden ben
betrokken. Als er zaken moesten gebeuren, kwam dat altijd via mijn bureau. Bovendien hadden we met de huismeesters elke ochtend een koffiemomentje om de dag door te nemen. Op die manier wist ik precies wat er speelde”.
Hierbij is verder in aanmerking genomen dat de gemeente ook nog heeft overgelegd:
- als productie 51: 14 facturen van 2013 van Schoonmaakservice [naam 1]
aan haar met betrekking tot glasbewassing;
- als productie 52: factuuroverzicht (uitdraai uit het boekhoudsysteem) van
2013 t/m 2016 van ASP aan haar met betrekking tot
glasbewassing;
- als productie 53: factuuroverzicht (uitdraai uit het boekhoudsysteem) van
2013 t/m 2016 van [getuige 2] ’s Schildersbedrijf aan haar
met betrekking tot schilderwerkzaamheden;
- als productie 73: factuuroverzicht van Gom aan haar met betrekking tot
schoonmaakwerkzaamheden.
2.12.7.Dhr. [gedaagde 2] heeft dit bewijs ook niet ontzenuwd.
Hierbij is verder in aanmerking genomen dat de in contra-enquête gehoorde [F] heeft verklaard (waarbij de onderstrepingen in zijn verklaring afkomstig zijn van de rechtbank):
“
Op uw vraag of ik heb gezien dat werknemers van dhr. [gedaagde 2] of mensen die waren
ingehuurd door dhr. [gedaagde 2] werkzaamheden hebben verricht als glasbewassing antwoord ik
dat ik dat niet gezien heb. Ook heb ik niet gezien of werknemers van dhr. [gedaagde 2] of mensen
die waren ingehuurd door dhr. [gedaagde 2] binnen schilderwerkzaamheden hadden verricht. Dat laatste deed ik overigens soms wel zelf, maar dan ging het met name om kleine onderhouds-werkzaamheden of het bijwerken van beschadigingen. Ik heb wel gehoord van dhr. [C] dat dhr. [gedaagde 2] verantwoordelijk was voor binnen schilderwerkzaamheden zoals het schilderen van deuren en kozijnen. Dit is allemaal gebeurd voordat ik in dienst kwam bij dhr. [gedaagde 2] . Ik heb dit dus niet zelf gezien.
Op uw vraag of ik heb gezien dat werknemers van dhr. [gedaagde 2] of mensen ingehuurd door
dhr. [gedaagde 2] schoonmaakwerkzaamheden hebben verricht antwoord ik dat ik dat niet heb
gezien. Ik verrichtte wel ooit zelf schoonmaakwerkzaamheden, bijvoorbeeld als er iets was
omgegooid. Het ging dus niet om structurele schoonmaakwerkzaamheden”.
Hierbij is verder in aanmerking genomen dat de in contra-enquête gehoorde [H] heeft verklaard dat hij destijds een maand of 5 werkzaamheden voor dhr. [gedaagde 2] heeft verricht bij de gemeente en toen met name in het kader van een grote interne verhuizing huismeesterwerkzaamheden heeft verricht en niets heeft verklaard over schilder-, schoonmaak- en/of glasbewassingswerkzaamheden door of namens dhr. [gedaagde 2] voor
de gemeente. Als [H] het heeft over hulp van dhr. [gedaagde 2] of over extra door de gemeente aan hem opgedragen werkzaamheden dan rept hij ook niet over schilder-, schoonmaak- en/of glasbewassingswerkzaamheden. Hij verklaart dan als volgt (waarbij
de onderstrepingen in zijn verklaring afkomstig zijn van de rechtbank):
“
Dhr. [gedaagde 2]was zelf ook geregeld op het werk en hij hielp dan ook mee met de
werkzaamheden. Ik heb hem niet elke dag gezien en
wat hij precies voor werkzaamheden
deed weet ik niet meer.
De opdrachten voor de werkzaamheden die ik moest vervullen kreeg ik van dhr. […]
[C] althans als het ging om extra werkzaamheden. […] Ik noem als voorbeeld
de postbezorging. Overigens kwam het ook voor dat dhr. [C] tussendoor met een vraag kwam of we iets extra's konden doen. […] Op uw vraag of ik een voorbeeld kan geven van zo'n extra opdracht antwoord ik dat ik dat niet meer weet, maar het ging in ieder geval om andere werkzaamheden dan de normale. Ik kan me overigens nu nog wel een voorbeeld herinneren. Bij de interne verhuizing moesten alle spullen in grote plastic bakken worden gedaan. Daarvoor werd een huurprijs per dag betaald.
Op een gegeven moment kreeg ik de vraag van dhr. [C] of ik bij ambtenaren langs [naam 1] gaan om te vragen of ze die plastic bakken leeg konden makenzodat die weer terug konden naar het bedrijf die ze leverden”.
Daarbij is verder in aanmerking genomen dat de in contra-enquête gehoorde [G]
met betrekking tot schoonmaakwerkzaamheden heeft verklaard dat hij niet weet of mensen in dienst van dhr. [gedaagde 2] of mensen die werden ingehuurd door dhr. [gedaagde 2] destijds structureel schoonmaakwerkzaamheden verrichtten, en daaraan heeft toegevoegd:
“Ik deed dat zelf in ieder geval niet”.
De verklaring van [G] over glasbewassingswerkzaamheden door of namens
dhr. [gedaagde 2] voor de gemeente staat op zichzelf. Deze verklaring houdt onder meer in (waarbij de onderstrepingen in zijn verklaring afkomstig zijn van de rechtbank):
“Op uw vraag wat mijn band is met dhr. [gedaagde 2] antwoord ik dat ik voor hem heb gewerkt
in de periode van
2012 tot 2015. Ik werkte toen op basis van een nul uren contract en ik ben begonnen met dhr. [gedaagde 2] met het wassen van de ramen van panden van de gemeente […]. Ik werkte de ene week 10 a 20 uur per week en dan soms een week weer niet. […]
Toen ik net begon bij de gemeente […] was ik verantwoordelijk voor de glasbewassing. In eerste instantie ging dhr. [gedaagde 2] mee en liet hij mij zien hoe het moest. Daarna deed ik de glasbewassing zelf.
Ik denk dat ik een halfjaar tot een jaar glasbewassing heb gedaan. […]
Op een gegeven moment ongeveer na een jaar ben ik gestopt met glasbewassingswerk-zaamhedenen heb ik alleen nog maar huismeesterwerkzaamheden gedaan. De glas-bewassingswerkzaamheden verrichtte ik in drie gebouwen, waaronder het Cour en het stadhuis. De naam van het derde pand weet ik niet helemaal meer zeker. De glasbewassings-werkzaamheden deed ik zelf ongeveer een keer per week.
Toen ik ben gestopt met de glasbewassingswerkzaamheden is dat volgens mij overgenomen door [J] . Ik weet dat hij dat een keer heeft gedaan, maar ik weet niet zeker of hij het helemaal van mij heeft overgenomen daarna”.
Uit deze verklaring volgt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet dat de glasbewassingswerkzaamheden door [G] , waarover [G] verklaart, de aanleiding vormden of zouden kunnen vormen voor de door dhr. [gedaagde 2] aan de gemeente daarvoor gestuurde facturen in de jaren 2013 t/m 2016. [G] heeft immers verklaard dat hij in
2012is begonnen met de glasbewassingswerkzaamheden en dat hij dat een half jaar tot een jaar heeft gedaan.
Uit deze verklaring is ook niet op te maken dat nadat [G] is gestopt met deze glasbewassingswerkzaamheden (in 2012 of in 2013) deze werkzaamheden door of namens
dhr. [gedaagde 2] zijn voortgezet. Dit, terwijl uit door de gemeente als productie 45 overgelegde facturen van dhr. [gedaagde 2] aan haar blijkt dat dhr. [gedaagde 2] ook lang daarna nog (bijvoorbeeld nog op 23 januari 2015, 19 juni 2015 en 10 juli 2015) glasbewassingswerkzaamheden heeft gefactureerd aan de gemeente.
De verklaring van [G] over schilderwerkzaamheden door of namens dhr. [gedaagde 2] voor de gemeente, staat eveneens op zichzelf. Deze verklaring houdt onder meer het volgende in (waarbij de onderstrepingen in zijn verklaring afkomstig zijn van de rechtbank):
“Op uw vraag of ik heb gezien dat werknemers van dhr. [gedaagde 2] of mensen die zijn ingehuurd door dhr. [gedaagde 2] schilderwerkzaamheden hebben verricht antwoord ik dat ik
weet dat
tussen kerst en nieuw van waarschijnlijk 2012 alle deuren in het stadskantoor groen
geschilderd moesten worden. Dat is gebeurd door mensen van [gedaagde 2] . Ik heb zelf geen schilderwerkzaamheden verrichtmaar voordat er werd geschilderd moest ik alle klinken eraf halen. En nadat de werkzaamheden waren verricht heb ik alle klinken er weer op gezet en de sloten gemonteerd. Ik weet dat na deze werkzaamheden
op een later moment ook nog door mensen van [gedaagde 2] schilderwerkzaamheden zijn verricht in de kantine van de gemeente […]. In mijn tijd is de kantine twee keer opgeknapt. Of dhr. [gedaagde 2] ook de tweede keer verantwoordelijk was voor de werkzaamheden weet ik niet want daar ben ik niet bij geweest.
Op de aanvullende vraag van mr. Reinders of dhr. [gedaagde 2] verantwoordelijk was voor de
schilderwerkzaamheden in de kantine antwoord ik dat ik dat niet weet. Ik weet dat er een
schildersbedrijf is ingehuurd die de werkzaamheden heeft verricht, maar ik weet niet door
wie het schildersbedrijf is ingehuurd. Ik weet wel dat het bedrijf wat de werkzaamheden
heeft verricht het bedrijf van [naam 2] is. Dit bedrijf heeft ook de deuren in het
stadskantoor geschilderd (de deuren die groen werden geschilderd)”.
In deze verklaring is sprake van (1) het groen schilderen van de deuren in het stadskantoor, (2) het daarna op een later moment verrichten van schilderwerkzaamheden in de kantine van de gemeente en (3) het daarna nogmaals opknappen van deze kantine.
Er is geen althans onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat dhr. [gedaagde 2] deze werkzaamheden aan de gemeente mocht factureren.
[G] heeft verklaard dat hij zelf geen schilderwerkzaamheden (namens dhr. [gedaagde 2] voor de gemeente) heeft verricht.
Met betrekking tot de onder (1) en (2) aangehaalde werkzaamheden heeft [G] in eerste instantie verklaard dat deze zouden zijn uitgevoerd door mensen van dhr. [gedaagde 2] . Deze verklaring staat op zichzelf. Daar komt bij dat [G] zelf vervolgens heeft verklaard dat deze werkzaamheden zouden zijn uitgevoerd door het bedrijf van [naam 2] en dat hij niet weet wie dit bedrijf daarvoor heeft ingehuurd, terwijl uit niets blijkt dat dhr. [gedaagde 2] dit bedrijf voor deze werkzaamheden heeft ingehuurd. Tot slot volgt ook uit niets dat de onder (3) aangehaalde werkzaamheden door of namens dhr. [gedaagde 2] zijn uitgevoerd. [G] heeft met betrekking tot die werkzaamheden verklaard dat hij niet weet of dhr. [gedaagde 2] daarvoor ook verantwoordelijk was.