ECLI:NL:RBOBR:2023:2255

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
wr 23/013
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter en de gehele rechtbank Oost-Brabant in civiele procedure

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de gehele rechtbank Oost-Brabant en specifiek tegen de rechter mr. J.P.M. van der Ham. Het verzoek is gedaan in het kader van een civiele procedure waarin verzoeker was gedagvaard door twee besloten vennootschappen. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 april 2023, waarna verzoeker zijn wrakingsverzoek indiende. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek, voor zover gericht tegen de gehele rechtbank, niet-ontvankelijk is omdat de wet geen wrakingsverzoek tegen de gehele rechtbank toestaat. Het verzoek tegen de rechter is afgewezen omdat de aangevoerde gronden niet op enige wijze te relateren zijn aan de rechter. De wrakingskamer oordeelt dat verzoeker het wrakingsinstrument misbruikt, aangezien hij eerder al een vergelijkbaar verzoek had ingediend dat ook was afgewezen. De wrakingskamer heeft besloten dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen, om onredelijke vertraging van de rechtspleging te voorkomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Oost-Brabant

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 23/013
Beslissing van 28 april 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek op grond van artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv)
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.P.M. van der Ham,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1. Verzoeker is gedagvaard door de besloten vennootschappen [naam] B.V. en [naam] B.V. Deze zaak is bekend onder zaak- en rolnummer 10298683 CV EXPL 23-311. De mondelinge behandeling in deze zaak was op 6 april 2023. Nadat de zaak is uitgeroepen, maar voordat de mondelinge behandeling daadwerkelijk is gestart, heeft verzoeker aan de rechter zijn schriftelijke wrakingsverzoek overhandigd.

2.Het wrakingsverzoek en de reactie van de rechter daarop

2.1
Het wrakingsverzoek van verzoeker bestaat uit zesendertig (36) pagina’s waaruit de wrakingskamer – kort weergegeven – het volgende opmaakt. Verzoeker schrijft dat hij niet de rechter wraakt, maar de gehele rechtbank, inclusief de wrakingskamer. Verzoeker is van mening dat de zitting van 6 april 2023 te laat op de rol is gezet. Dit had namelijk drie weken van tevoren moeten gebeuren en niet acht dagen. Verzoeker is daarom helemaal klaar met de rechtbank Oost-Brabant en eist een onafhankelijk onderzoek. Volgens verzoeker wordt hem veel onrecht aangedaan en maken rechters, advocaten en notarissen misbruik van hun macht. Verzoeker is van mening dat hij is benadeeld, beschuldigd en beschadigd door alle betrokkenen en betrokken instanties. Verzoeker schrijft dat hij zo vaak mag wraken als hij wil, zodat hij wederom de zitting stillegt door middel van dit wrakingsverzoek.
2.2
In zijn brief van 16 april 2023 geeft de rechter in reactie op het wrakingsverzoek aan dat verzoeker hem geen persoonlijk verwijt maakt. Verzoeker wraakt de gehele rechtbank inclusief de wrakingskamer. Het wrakingsverzoek, voor zover dat op de rechter betrekking heeft, moet worden afgewezen.

3.De beoordeling

Ten aanzien van de wraking van de gehele rechtbank
3.1
Voor zover het verzoek tot wraking gericht is tegen de gehele rechtbank Oost-Brabant en daarmee tot anderen dan de rechter, overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.2
Artikel 36 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de (hoofd)zaak behandelt. De hoofdzaak wordt in dit geval behandeld door de rechter. Het wrakingsverzoek, voor zover het is gericht tegen alle andere leden van de rechtbank, is dus geen wrakingsverzoek in de zin van de wet en verzoeker is daarom niet-ontvankelijk in dit deel van zijn verzoek. Dit betekent dat ook de rechters van deze wrakingskamer, als leden van de rechtbank Oost-Brabant, door dit deel van het wrakingsverzoek niet worden geraakt.
Ten aanzien van de wraking van de rechter
3.3
Zoals hiervoor overwogen bepaalt artikel 36 Rv dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.4
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.5
De wrakingskamer kan het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond verklaren indien het wrakingsverzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter (artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant).
3.6
Voor zover verzoeker toch de rechter heeft willen wraken, oordeelt de wrakingskamer als volgt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht op geen enkele manier te relateren aan de rechter. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking in het geheel geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd die een aanwijzing zouden kunnen opleveren voor het aannemen van partijdigheid van de rechter.
3.7
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.8
Verzoeker heeft in de zaak met zaak- en rolnummer 10298683 CV EXPL 23-311 al eerder een wrakingsverzoek ingediend (WR 23/004). Dit wrakingsverzoek is afgewezen, omdat ook dit verzoek was gericht tegen de gehele rechtbank Oost-Brabant en er ten aanzien van de rechter in het geheel geen aanwijzingen waren dat sprake was van vooringenomenheid. Het nu voorliggende wrakingsverzoek is weer gericht tegen de gehele rechtbank Oost-Brabant en bevat geen aanwijzingen van vooringenomenheid van de rechter. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Het opnieuw indienen van een wrakingsverzoek tegen de gehele rechtbank Oost-Brabant, waarvan verzoeker inmiddels kan weten dat deze geen onderwerp van wraking kan zijn, leidt bovendien tot een onredelijke vertraging van de rechtspleging. Gelet hierop is de wrakingskamer van oordeel dat sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak met zaak- en rolnummer 10298683 CV EXPL 23-311 niet meer in behandeling zal worden genomen. Onder verwijzing naar artikel 5, tweede lid, aanhef en onder g in samenhang met artikel 5, derde lid (eerste volzin) van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant wijst de wrakingskamer erop dat de behandelend rechter in deze zaak kan beslissen om een volgend wrakingsverzoek niet voor te leggen aan de wrakingskamer.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de gehele rechtbank Oost-Brabant;
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter, mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en mr. J. Iding, leden, in tegenwoordigheid van, mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier, en in openbaar uitgesproken op 28 april 2023.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 39, vijfde lid, Rv).