ECLI:NL:RBOBR:2023:2238

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
71/323083-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen met betrekking tot verdovende middelen

In de zaak met parketnummer 71/323083-21 heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van ruim veertien maanden lid was van een criminele organisatie die zich bezighield met de grootschalige handel in en productie van (synthetische) drugs. De verdachte fungeerde als de rechterhand van de leider van de organisatie en was verantwoordelijk voor de overdracht van drugs en geld, evenals de boekhouding na het overlijden van een medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het deelnemen aan een organisatie met het oogmerk om misdrijven te plegen, medeplegen van gewoontewitwassen, en het voorbereiden van drugshandel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zeven jaren, met aftrek van voorarrest, en verklaarde een inbeslaggenomen telefoon verbeurd. De rechtbank benadrukte de ontwrichtende impact van georganiseerde drugshandel op de samenleving en de noodzaak van zware straffen om deze criminaliteit te bestrijden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 71.323083.21
Datum uitspraak: 16 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2022, 27 mei 2022, 24 juni 2022, 11 november 2022, 06 maart 2023, 07 maart 2023, 9 maart 2023 en 09 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 februari 2022. Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 24 juni is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
ten aanzien van feit 1.hij op een of meer plaatsen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 12 juni 2020 te Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 106 kilo, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van feit 2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 te Eindhoven en/of één of meer andere plaatsen in Nederland en/of in Spanje en/of (elders) in Europa, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5]en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of een of meer overige personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 1 la Opiumwet
ten aanzien van feit 3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 te Eindhoven en/of één of meer andere plaatsen in Nederland en/of in Spanje en/of (elders) in Europa tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (van) een of meerdere voorwerpen, te weten - een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) EUR 4.486.864. althans een of meer (grote) geldbedrag(en)a. de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad en/ofb. heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,terwijl hij wist. althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) daarvan een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
ten aanzien van feit 4.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 te Eindhoven en/of één of meer andere plaatsen in Nederland en/of in Spanje en/of (elders) in Europa tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of-zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)- 1000 kilo, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende APAAN en/of APAA en/of MAPA gekocht en/of verkocht en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of geregeld en/of vervoerd en/of gemaakt en/of laten vervoeren en/of geleverd (aan [naam 1] en/of [naam 2] ) en/of- op of omstreeks 26 augustus 2020 gecommuniceerd (met [medeverdachte 12] ) over het laden en/of transporteren van amfetamine, in elk geval van stoffen en/of chemicaliën en/of een of meerdere geldbedragen en/of- op of omstreeks 26 en/of 27 augustus 2020 een of meer chauffeurs geregeld of trachten te regelen voor dat transport en/of- op of omstreeks 13 september 2020 gecommuniceerd (met [medeverdachte 12] ) over het binnenkomen en/of ontvangen en/of aanpakken en/of lossen en/of smelten en/of omzetten van een hoeveelheid APAAN en/of APAA en/of MAPA en/of- op of omstreeks 21 september 2020 gecommuniceerd (met [medeverdachte 12] ) over de betaling van personen die een hoeveelheid APAAN en/of APAA en/of MAPA hebben gesmolten en/of omgezet en/of (vervolgens) die betaling uitgevoerd en/of- een of meerdere zogenaamde cryptotelefoon(s) voorhanden gehad en/of- (via deze cryptotelefoon(s)) met een of meer anderen (uitgebreid) (op overige wijze) gecommuniceerd over de (overige) productie en/of aankoop en/of verkoop en/of het vervoer van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (pre- )precursoren daarvan en/of- [medeverdachte 2] , althans een persoon die door hem, verdachte, is aangeduid als zijn zwager, aangestuurd voor het ophalen en/of transporteren en/of laden van een of meer stoffen en/of chemicaliën en/of (overige) middelen als bedoeld op één van de lijsten van de Opiumwet en/of een of meerdere (grote) geldbedragen en/of- een of meer laboranten en/of (overige) personen voor de productie en/of het vervoer van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (pre-)precursoren daarvan geregeld en/of aangestuurd en/of laten regelen en/of laten aansturen, althans getracht te (laten) regelen en/of aansturen en/of
- gesproken over de inrichting van (een) productielocatie(s) en/of bewerkings- /verwerkingslocatie(s) van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (pre-)precursoren daarvan en/of- een of meer productielocaties en/of bewerkings-/verwerkingslocatie(s) van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 geregeld en/of laten regelen, althans getracht te (laten) regelen en/of- een of meer (overige) hoeveelheid/hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen en/of hardware ten behoeve van de vervaardiging van voornoemd(e) middel(en) gekocht en/of verkocht en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of geregeld en/of vervoerd en/of gemaakt en/of laten vervoeren en/of het concrete voornemen tot die/dat aankoop en/of verkoop en/of bestelling en/of voorhanden hebben en/of regelen en/of vervoer geuit;
ten aanzien van feit 5.
hij op een of meer plaatsen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 9 juni 2021 te Eersel en/of Oostzaan, althans in Nederland en/of Duitsland en/of Tsjechië en/of (elders) in Europa, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 840 kilo, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van feit 6.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 12 juni 2020 te Eindhoven en/of één of meer andere plaatsen in Nederland en/of Europa en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander(en) althans alleen, zonder registratie (telkens) opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 80 kilogram (in elk geval een hoeveelheid) van een werkzame stof te weten ketamine, heeft bereid en/of ingevoerd en/of in voorraad gehad en/of verkocht en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of anderszins binnen of buiten Nederlands grondgebied gebracht, dan wel in een werkzame stof, te weten ketamine, een groothandel heeft gedreven;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

De betrouwbaarheid van de Encrochat- en Sky ECC-berichten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat de betrouwbaarheid van de Encrochat- en SkyECC-berichten niet kan worden vastgesteld, omdat het procesdossier geen duidelijke audit trail bevat en informatie over het betrouwbaarheidsonderzoek in Frankrijk in het dossier ontbreekt. Er bestaan volgens de verdediging echter sterke aanwijzingen dat de Encrochat en SkyECC data onbetrouwbaar moeten worden geacht. Zo heeft de officier van justitie LAP0797 over de Encrochat-berichten verklaard niet te weten hoe de betrouwbaarheid van de data in Frankrijk is getoetst voordat deze met Nederland werd gedeeld. Daarnaast blijkt volgens de verdediging uit het procesdossier niet dat bij het verzamelen van de cryptodata de standaarden aangaande digitaal bewijs van Enisa, Interpol, de European Telecommunications Standards en de Wet Computercrimininaliteit II zijn nageleefd.
Nu het de taak is van de rechtbank om de betrouwbaarheid van de in dit dossier opgenomen cryptoberichten te toetsen, dienen volgens de verdediging in het kader van het transparantiebeginsel en artikel 6 EVRM de stukken voor het toetsen van de betrouwbaarheid van de berichten aan het dossier te worden toegevoegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de betrouwbaarheid van de datasets verwezen naar eerdere uitspraken van deze rechtbank (waaronder: ECNL:NL:RBOBR:2022:5201). In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd bestaat volgens de officier van justitie geen begin van aannemelijkheid dat de inzet van de interceptietools en de gegenereerde data onbetrouwbaar moeten worden geacht.
Het oordeel van de rechtbank.
In het procesdossier van onderzoek 26Alston zijn zogenoemde verantwoordingsstukken over de verkrijging, verwerking en gebruikmaking van de Encrochat en SkyECC-data gevoegd. Ten aanzien van de datasets zijn NFI rapportages van 25 januari 2021 en 22 juni 2022 aan het procesdossier gevoegd. Uit deze informatie volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er aanwijzingen zijn dat de inhoud van de cryptoberichten in onderzoek 26Alston niet betrouwbaar moet worden geacht.
Daarbij komt dat de verdediging geen concrete aanknopingspunten heeft aangevoerd
waaromde cryptodata in de zaak van verdachte niet betrouwbaar moet worden geacht. Niet is onderbouwd dat de onderhavige cryptoberichten onjuist of onvolledig zijn weergegeven in het procesdossier. Verdachte heeft zich gedurende zijn strafproces op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte heeft de inhoud van de berichten die door het openbaar ministerie aan hem worden toegeschreven dan ook op geen enkele wijze in twijfel getrokken. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de verdediging niet hoeft te bewijzen dat dat er fouten zijn gemaakt bij de verkrijging van de cryptodata, maar zij dient wel concrete aanknopingspunten over het voetlicht te brengen waarom de inhoud van de data in onderzoek 26Alston onjuist of onvolledig is.
Ook in het overige wat de verdediging bij pleidooi heeft aangevoerd komen dergelijke concrete aanknopingspunten niet naar voren. Het verwijzen naar algemene richtlijnen en de aangehaalde uitlatingen van de officier van justitie LAP0797 volstaat hiertoe niet.
Er bestaat geen gegronde reden om te twijfelen aan de weergave van de Encrochat- en SkyECC-berichten. Dit leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat er geen begin van aannemelijkheid bestaat – en dus ook geen sterke aanwijzingen – dat de cryptoberichten in het onderzoek 26Alston onbetrouwbaar moeten worden geacht en dat er geen sprake is van een schending van artikel 6 EVRM.
Gelet op het voorgaande, bestaat dan ook geen noodzaak om te bevelen dat nadere processtukken voor het toetsen van de betrouwbaarheid van de berichten aan het procesdossier worden toegevoegd.
Wettelijk bewijsminimum
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de verdediging kunnen de Encrochat en SkyECC berichten enkel als bewijsmiddel in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv worden gezien en in combinatie met steunbewijs voor het bewijs worden gebruikt. In het geval van verdachte is geen steunbewijs voorhanden.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de cryptodata kan worden aangemerkt als een bewijsmiddel in de zin van artikel 344, lid 1, onder 2, Sv. en dat op grond van het tweede lid van dit artikel geen steunbewijs noodzakelijk is. Subsidiair acht de officier van justitie voldoende steunbewijs aanwezig.
Het oordeel van de rechtbank.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de zich in het dossier bevindende cryptoberichten gelden als ‘overig geschrift’ als bedoeld in artikel 344 lid 1 sub 5 Sv.
Per feit zal worden beoordeeld of sprake is van voldoende wettig bewijs. Hiervan is niet alleen sprake als een dergelijk geschrift (cryptobericht) wordt ondersteund door een ander soort bewijsmiddel. Ook twee of meer van dergelijke geschriften kunnen tezamen voldoende wettig bewijs opleveren.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar een uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A bij dit vonnis.
Bewijsoverwegingen per feit:
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat ten aanzien van feit 5 enkel het vervoer en het aanwezig hebben van de hasj kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat er nuances dienen te worden geplaatst bij zijn rol in de organisatie en de ten laste gelegde periode.
Het oordeel van de rechtbank.
Identificatie verdachte als Encrochat- en SkyECC gebruiker.
Op basis van de in de bewijsbijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode de beschikking heeft gehad over en gebruik heeft gemaakt van meerdere accounts van cryptotelefoons. Aan verdachte kunnen op basis van de bewijsmiddelen en de door de politie opgemaakte identificaties een Encrochat account, genaamd ‘ amigotje ’, en twee SkyECC accounts, genaamd 8E805C en 5WSQ7D , worden gekoppeld. Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van deze identificaties.
ten aanzien van feit 1.
Op grond van het dossier kan de rechtbank vaststellen dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] betrokken waren bij een transport van 40 ‘camels’ van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk in april 2020. Verder blijkt uit een ‘eindafrekening’ van Encrochatcontact ‘ Lando-cal ’ alias ‘ Jabbedehut ’ van 10 juni 2020 dat in ieder geval [medeverdachte 1] en [verdachte] ook betrokken waren bij de overdracht van een aantal ‘ladies’.
Verbalisanten hebben op basis van deze eindafrekening berekend dat er in totaal 58 camels en 48 ladies zijn verkocht en dat het totale door ‘ Jabbadehut ’ hiervoor betaalde bedrag gedeeld door 106 (58 + 48) neerkomt op een prijs van 26.873 euro per eenheid. Dit komt overeen met de in 2020 gangbare ‘groothandelsprijs’ per kilo cocaïne. In het dossier bevindt zich verder een foto van een wit blok, dat gezien de context van de berichten waarin deze foto is opgenomen, aan bovengenoemde overdracht van camels en/of ladies kan worden gekoppeld.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] in de ten laste gelegde periode betrokken zijn geweest bij de export van verdovende middelen naar het Verenigd Koninkrijk. In het kader van deze export zijn miljoenen euro’s omgezet en witgewassen. Er zijn aanwijzingen dat het hierbij meer specifiek ging om de export van cocaïne. Deze aanwijzingen vindt de rechtbank echter onvoldoende om tot wettig en overtuigend bewijs te komen. Zij overweegt in dat verband als volgt. De verhandelde stoffen zijn niet in beslag genomen en dus ook niet nader onderzocht. Verder zijn de termen ‘ladies’ en ‘camels’ naar het oordeel van de rechtbank niet onderscheidend genoeg. Het is geen feit van algemene bekendheid dat met camels en ladies cocaïne wordt bedoeld. In dat kader blijft ook in de lucht hangen waarom er verschillende termen worden gebruikt als zowel een camel als een lady zou verwijzen naar een blok van één kilo cocaïne. Ook de drie foto’s met witte blokken die op 6 juni 2020 door ‘ Frosty-hand ’ worden gezonden aan ‘ Lando-cal ’ vindt de rechtbank niet onderscheidend genoeg. Er is geen proces-verbaal voorhanden waarin bijvoorbeeld in het kader van een ander onderzoek identieke of soortgelijke blokken in beslag genomen zijn en na onderzoek is gebleken dat het om cocaïne gaat. Tot slot stelt de rechtbank vast dat binnen het criminele samenwerkingsverband verder niet over de handel in cocaïne wordt gesproken. De hoofdactiviteiten lijken vooral te zien op de productie van en de handel in synthetische drugs en drugsprecursoren, met een uitstapje naar de hasj begin 2021. Bij de inbeslagnames binnen onderzoek 26Alston is geen cocaïne aangetroffen.
Gelet op het vorenstaande zal verdachte worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
ten aanzien van feit 2.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat gedurende de gehele ten laste gelegde periode sprake is geweest van een crimineel samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband had tot oogmerk het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet. Met deze misdrijven werden grote sommen geld verdiend, die buiten het zicht van de autoriteiten werden gehouden. Er werd gecommuniceerd met behulp van cryptotelefoons om ontdekking door politie en justitie te bemoeilijken. Door de organisatie werd een boekhouding bijgehouden. Deelnemers ontvingen onkostenvergoedingen en sommigen ook ‘werkgeld of loon’ voor hun werkzaamheden. Uit het bekend geworden gedeelte van de boekhouding (zie ZD1, bijlage 27, pagina 687 e.v.) blijkt dat de organisatie miljoenen euro’s heeft omgezet.
[medeverdachte 1] was de onbetwiste leider van het criminele samenwerkingsverband. Hij gaf opdrachten tot aan- en verkoop van drugs en drugsprecursoren en bepaalde waarin werd geïnvesteerd. Het opzetten van productielocaties werd met [medeverdachte 1] besproken en pas als hij akkoord was, werd daadwerkelijk actie ondernomen. Terwijl andere leden van de organisatie risico’s namen door met grote hoeveelheden drugs en tonnen aan contant geld de weg op te gaan tijdens de eerste coronalockdown, bevond [medeverdachte 1] zich op een luxe jacht op de [plaats] en gaf vanaf daar zijn orders. Hoe de verdeling van de winsten plaatsvond, wordt op grond van het dossier niet duidelijk. Wel blijkt dat [medeverdachte 1] zelf in ieder geval flinke sommen geld naar eigen inzicht kon uitgeven, bijvoorbeeld voor het vervoer van zijn vriendin per privéjet van de [plaats] naar Nederland voor een bedrag van 97.000 euro.
[verdachte] hield na het overlijden van [medeverdachte 3] op 12 mei 2020 de boekhouding bij en verzorgde verder in opdracht van [medeverdachte 1] de overdrachten van drugs en geld van en aan de organisatie. [verdachte] had in die hoedanigheid de beschikking over en toegang tot grote contante geldbedragen.
[medeverdachte 2] werd, vooral door [verdachte] , ingezet voor het feitelijk ophalen en wegbrengen van drugs, precursoren en geld in het kader van door [medeverdachte 1] met andere criminelen gesloten drugsdeals.
De organisatie had de beschikking over verschillende locaties voor de opslag van hardware, precursoren, chemicaliën en drugs. Op 30 november 2021 zijn deze goederen aangetroffen op locaties in Bladel, Eersel en Weert.
De locaties in Eersel en Bladel kunnen op grond van het dossier worden gekoppeld aan [medeverdachte 8] . [medeverdachte 7] bezocht gedurende de tenlastegelegde periode de locaties in Weert, Eersel en Bladel. [medeverdachte 7] stuurde [medeverdachte 8] en [medeverdachte 11] aan op het gebied van transport en opslag van hardware en chemicaliën. [medeverdachte 7] stuurde op 31 maart 2020 een uitgebreid overzicht aan [medeverdachte 4] met door hem en anderen gemaakte kosten over de voorafgaande maanden.
[medeverdachte 4] heeft veel kennis van de (chemische) processen rond de productie van synthetische drugs. [medeverdachte 4] is op 26 maart 2020 vanwege gezondheidsredenen in vrijheid gesteld, terwijl hij een langdurige straf uitzat voor drugsdelicten.
Vanaf de dag van zijn invrijheidstelling had hij een cryptotoestel in bezit en coördineerde hij de opzet van productielocaties en de aanschaf van de hiervoor benodigde hardware en chemicaliën. Hij overlegde hierover direct met [medeverdachte 1] , waarbij [medeverdachte 1] bij de beoordeling van wat er nodig is, afging op de ervaring en deskundigheid van [medeverdachte 4] . [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] waren, onder aansturing van [medeverdachte 4] , betrokken bij het opzetten van productielocaties en het aanschaffen van de hiervoor benodigde spullen. Uit de bekend geworden kostenoverzichten blijkt dat grote geldbedragen zijn geïnvesteerd in het opzetten van productielocaties.
[medeverdachte 9] alias ‘ [alias medeverdachte 9] ’ heeft contact gehad met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] . Hij heeft in opdracht van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] op eigen naam goederen besteld bij diverse bedrijven en deze goederen vervolgens ter beschikking gesteld aan de organisatie. Verder heeft [medeverdachte 9] in opdracht van [medeverdachte 4] technische tekeningen gemaakt.
[medeverdachte 12] speelde een belangrijke rol bij de aankoop van de benodigde grondstoffen en (pre)precursoren en bij het (laten) verwerken hiervan. Hij heeft hierover contact met [medeverdachte 7] , [verdachte] en veelvuldig met [medeverdachte 1] .
Uit de onderschepte communicatie, met name de encrochat- en skyberichten blijkt dat de deelnemers aan die communicatie heel goed wisten waar ze mee bezig waren en waar de activiteiten van de organisatie op waren gericht. Er wordt openlijk gesproken over de productie van en handel in synthetische drugs, precursoren, hasj en ketamine. Uit deze communicatie blijkt ook dat niemand op enig moment morele bedenkingen heeft gehad tegen de activiteiten waaraan werd deelgenomen. De deelnemers lijken vooral gretig en bereid tot actie. Men wil aan de slag, omzet draaien en geld verdienen.
Over de te bewijzen periode overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte wordt omstreeks mei 2021 door getuige [getuige] gezien bij de locatie aan de [adres 2] te Son en Breugel. Hier heeft op 12 mei 2021 in opdracht van [medeverdachte 1] een overdracht van 1000 kilo apaan/mapa plaatsgevonden, uitgevoerd door [medeverdachte 2] . In de telefoon van [verdachte] was ook een notitie opgenomen van april 2021 waarin dit adres wordt genoemd. Van strafbare betrokkenheid van verdachte op een later moment is uit het dossier niet gebleken. Verdachte had op het moment dat zijn telefoon in beslag werd genomen, nog wel een deel van de boekhouding op deze telefoon staan in de vorm van screenshots. Dit deel van de boekhouding loopt echter maar tot 5 maart 2021. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte na mei 2021 nog heeft deelgenomen aan de criminele organisatie onder leiding van [medeverdachte 1] .
ten aanzien van feit 3.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde bedrag van 4.486.864,00 euro tezamen met anderen heeft witgewassen en van dat witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Voor een bewezenverklaring van dit feit zal moeten worden vastgesteld of er sprake is van feiten en omstandigheden die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit vermoeden van witwassen kan worden ontleend aan zogeheten witwas typologieën. Daarbij gaat het om min of meer objectieve kenmerken die, naar de ervaring leert, duiden op het witwassen van de opbrengsten van misdrijven.
Indien dit vermoeden van witwassen door de rechtbank wordt vastgesteld, mag van de verdachte worden verwacht dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Deze verklaring dient voldoende concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. van het Openbaar Ministerie mag worden verwacht dat onderzoek wordt gedaan naar deze verklaring van verdachte, indien die verklaring daar voldoende aanleiding toe geeft.
De rechtbank is van oordeel dat niet van elk afzonderlijk geldbedrag waarover in de vele Encrochat berichten wordt gesproken kan worden vastgesteld dat het uit een concreet aanwijsbaar misdrijf afkomstig is. Wel is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vermoeden van witwassen. Verdachte heeft zich gedurende de ten laste gelegde periode bezig gehouden met de grootschalige productie, in- en verkoop van verdovende middelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit een zeer lucratieve handel is waar grote (contante) geldbedragen in om gaan. Daarnaast blijkt uit de vele Encrochat berichten dat de gebruikers onder wie verdachte veelvuldig met elkaar communiceren over ‘pap’ ophalen, wegbrengen of uitgeven. Deze berichten zijn naar het oordeel van de rechtbank concreet en duidelijk genoeg om vast te kunnen stellen dat het daarin om contante geldbedragen gaat. Binnen de criminele organisatie is verdachte na het overlijden van [medeverdachte 3] aangesteld als boekhouder en daarbij verantwoordelijk geweest voor het bijhouden en/of bewaren van deze bedragen en geldstromen. De te verhandelen bedragen werden aan hem doorgegeven en overhandigd. Verdachte en zijn mededaders maakten gebruik van ondergronds bankieren via zogenaamde tokens (in de vorm van een foto van een cijferreeks op een bankbiljet). De communicatie via cryptotelefoons, de contante geldtransacties en de transacties via ondergronds bankieren waren erop gericht om de geldstromen buiten het zicht van de autoriteiten te houden en om te verhullen wie de rechthebbende op de geldbedragen was.
Verdachte is gedurende de ten laste gelegde periode betrokken geweest bij twee ondernemingen. De totale omzet van deze ondernemingen is 2.061,00 euro geweest. Verdachte had gedurende de ten laste gelegde periode geen enkele andere legale bron van inkomsten. Verdachte heeft zich tijdens het proces structureel beroepen op zijn zwijgrecht en dus geen verklaring gegeven over de herkomst van de geldbedragen.
Gelet op het vorenstaande kan het niet anders dan dat deze geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft samen met zijn mededaders de herkomst van de geldbedragen verhuld en ook verhuld wie de rechthebbende op deze geldbedragen is en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen. Gelet op het structurele karakter is ook bewezen dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank gaat niet mee met het verweer van de verdediging dat niet kan worden vastgesteld of de bedragen waarover wordt gesproken ook daadwerkelijk zijn afgeleverd. In veel van de berichten wordt in vrij letterlijke zin gezegd dat geld is afgeleverd, opgehaald of op andere wijze is betaald. Het dossier geeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
Bovendien worden er overzichten gestuurd van betalingen, waaruit blijkt dat er een gedegen boekhouding wordt bijgehouden. Het had dan voor de hand gelegen dat er melding werd gemaakt wanneer geld níet was afgeleverd. Van zulke berichten is niet gebleken.
ten aanzien van feit 4.
De rechtbank stelt op basis van de in de bewijsbijlage genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte de in de bewezenverklaring opgesomde voorbereidingshandelingen heeft gepleegd. De rechtbank gaat ervan uit dat het verdachte is geweest die gebruik maakte van het Encrochat account amigotje en de SkyEcc accounts 8E805C en 5WSQ7D . De rechtbank acht dan ook bewezen dat het verdachte is geweest die met deze accounts chatberichten heeft verzonden. Uit deze chats blijkt dat verdachte zich met voorbereidingshandelingen voor internationale handel in en productie van harddrugs bezig hield. Er wordt in de chatberichten veelvuldig gesproken over ‘ap’, ‘a’, ‘olie’, smelten, afdraaien en andere vergelijkbare termen. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze termen worden gebruikt om verdovende middelen en precursoren / grondstoffen en het verwerkingsproces hiervan aan te duiden. Verdachte geeft regelmatig de opdracht om middelen op te laten halen of te leveren (door [medeverdachte 2] ). Verdachte kan als medepleger worden beschouwd. Hij krijgt zelf opdrachten, geeft opdrachten en laat die door anderen uitvoeren.
ten aanzien van feit 5.
De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] in februari en maart van 2021 nauw hebben samengewerkt om twee partijen hasj, van in totaal 840 kilo vanuit Tsjechië naar Nederland te importeren. Op 09 juni 2021 is [medeverdachte 2] tijdens een observatie gezien als bestuurder van een personenauto onderweg naar Amsterdam. In Amsterdam heeft [medeverdachte 2] vanuit zijn auto vijf koffers overgedragen in een andere wagen. Deze wagen is met de koffers naar een loods in Oostzaan gereden. De politie heeft die loods onderzocht en trof daar in totaal 936 plakken hasj aan. De rechtbank komt tot de vaststelling dat het om dezelfde plakken hasj gaat als de plakken die vanuit Tsjechië zijn geïmporteerd. De verpakking van de plakken hasj komt immers overeen met de plakken waarover wordt gesproken in de chats.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat blijkens de bewijsmiddelen verdachte niet direct betrokken is geweest bij de import van de twee partijen hasj, bestaande uit 840 kilogram. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte in Nederland betrokken is geweest bij de verdere distributie van de geïmporteerde partijen hasj. Verdachte stuurt in januari 2021 foto’s van plakken hasj aan [medeverdachte 1] . Daarbij laat hij weten dat de samples zijn afgegeven. In maart 2021 zorgt verdachte ervoor dat de inmiddels in Nederland aanwezige hasj wordt opgehaald bij een persoon die deze nader heeft bewerkt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte als tussenpersoon verantwoordelijk is geweest voor het vervoer en het afleveren van (een deel van ) die partijen. Verdachte heeft daarin [medeverdachte 2] aangestuurd.
ten aanzien van feit 6.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 6. Uit de Encrochat berichten blijkt dat [verdachte] in opdracht van [medeverdachte 1] in april 2020 ’80 Keta’ heeft aangepakt. ‘Keta’ is een gangbare benaming voor de stof ‘ketamine’. De rechtbank kan op basis van de Encrochat berichten vaststellen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] de intentie hadden om 80 kilogram ketamine in te kopen en ook daadwerkelijk in het bezit zijn gekomen van 80 kilogram van een materiaal dat door de verkoper is bestempeld als ketamine. De door [medeverdachte 1] en [verdachte] ingekochte stof is echter niet in beslag genomen en derhalve niet nader onderzocht. Ook zijn er geen andere bewijsmiddelen voorhanden waaruit kan blijken dat het hier daadwerkelijk en zonder gerede twijfel om ketamine gaat. Wettig en overtuigend bewijs ontbreekt derhalve.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van feit 2.in de periode van 21 februari 2020 tot en met 31 mei 2021 in Europa, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] en [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, 10a, 11 en 11a Opiumwet;
ten aanzien van feit 3.
in de periode van 21 februari 2020 tot en met 13 juni 2020 in Europa tezamen en in vereniging met anderen, van een voorwerp, te weten
- een geldbedrag van in totaal ongeveer EUR 4.486.664
a. de herkomst heeft verborgen en verhuld en heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende op voornoemd voorwerp was,

terwijl hij wist, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders daarvan een gewoonte hebben gemaakt;

ten aanzien van feit 4.in de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 in Europa tezamen en in vereniging met anderen, om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden,-zich en anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en-voorwerpen, stoffen en gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten, hebbende verdachte en verdachtes mededaders- op 26 augustus 2020 gecommuniceerd met [medeverdachte 12] over het laden en transporteren van amfetamine en chemicaliën en geldbedragen en- op 26 en 27 augustus 2020 een chauffeur geregeld voor dat transport en- op 13 september 2020 gecommuniceerd met [medeverdachte 12] over het binnenkomen en aanpakken en lossen en van een hoeveelheid APAAN of APAA of MAPA en- op 21 september 2020 gecommuniceerd met [medeverdachte 12] over de betaling van personen die een hoeveelheid APAAN of APAA of MAPA hebben gesmolten en die betaling uitgevoerd en- meerdere zogenaamde cryptotelefoons voorhanden gehad en- via deze cryptotelefoons met anderen gecommuniceerd over de productie en aankoop en verkoop en het vervoer van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en (pre- )precursoren daarvan en- [medeverdachte 2] , aangestuurd voor het ophalen en transporteren en laden van stoffen en chemicaliën en middelen als bedoeld in lijst 1 van de Opiumwet en grote geldbedragen;
ten aanzien van feit 5.
in de periode van 1 januari 2021 tot en met 9 juni 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, afgeleverd en vervoerd, een grote hoeveelheid, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte oplegt een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van een of meer feiten komt – een andere rol en periode van betrokkenheid van verdachte dan het Openbaar Ministerie stelt tot uitgangspunt te nemen en dit tot uitdrukking te laten komen in de straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is gedurende een periode van ruim veertien maanden lid geweest van een criminele organisatie die zich op professionele wijze bezighield met (het voorbereiden van) grootschalige handel in en productie van (synthetische) drugs. Verdachte was de “rechterhand” van [medeverdachte 1] , die de organisatie leidde. In opdracht van [medeverdachte 1] verzorgde verdachte de overdrachten van drugs en geld. Ook was hij na het overlijden van [medeverdachte 3] verantwoordelijk voor de boekhouding. Verdachte had dan ook de beschikking over grote contante geldbedragen. Ook stuurde verdachte anderen, zoals [medeverdachte 2] , aan. Door de organisatie zijn enorme bedragen omgezet. Deze geldbedragen heeft verdachte vervolgens aan het zicht van de autoriteiten onttrokken. Verdachte probeerde, onder meer door te communiceren via verschillende cryptotelefoons, buiten het zicht van justitie te blijven.
De georganiseerde en grootschalige productie van en handel in verdovende middelen is zeer ontwrichtend voor de samenleving. Er gaat veel geld in om, waardoor de financiële belangen van daders groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt geweld vaak niet geschuwd. Van de georganiseerde drugshandel gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee onze democratische rechtsstaat. Verder geldt dat een aanzienlijk deel van vermogensdelicten zoals winkeldiefstallen en woninginbraken terug te leiden is tot de behoefte aan drugs bij armlastige gebruikers. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend dat voor de georganiseerde productie van en handel in verdovende middelen lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de verdachte aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van zware straffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor Opiumwetfeiten. Verdachte is kennelijk niet bereid geweest zijn criminele gedrag te veranderen. Door verdachte is geen inzicht gegeven in zijn handelen. Dat geeft de rechtbank weinig vertrouwen in gedragsverandering in de toekomst. Verder houdt de rechtbank rekening met de lange duur en de intensiteit van de werkzaamheden en de rol van verdachte in de organisatie. Er is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden van verdachte die de rechtbank in strafmatigende zin zou moeten meewegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de officier van justitie bij de strafeis uitgaat van bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 6 tenlastegelegde feiten en de rechtbank verdachte van deze feiten zal vrijspreken. Voorts acht de rechtbank de door haar op te leggen straf in overeenstemming met de ernst van de feiten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen iPhone vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde

Voorlopige hechtenis.

De rechtbank zal het verzoek van de raadsman tot het (opnieuw) schorsen van de voorlopige hechtenis van verdachte afwijzen. Verdachte wordt veroordeeld voor ernstige feiten tot een aanzienlijke gevangenisstraf en de rechtbank acht de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet zo zwaarwegend dat deze een (langere) schorsing rechtvaardigen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a, 11 en 11b van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte
onder feit 1 en feit 6en meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en
spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 2.

het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, 10a en 11 Opiumwet
ten aanzien van feit 3.

medeplegen van gewoontewitwassen
ten aanzien van feit 4.

medeplegen van een feit als bedoeld in artikel 10 Opiumwet voorbereiden of bevorderen door
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
- voorwerpen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
ten aanzien van feit 5.

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen.
ten aanzien van feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5:
 een
gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht

verbeurdverklaringvan het inbeslaggenomen goed, te weten:
1. STK Telefoontoestel, goednummer 699495.
wijst het verzoek van de raadsman om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. C.M Zandbergen en mr. E.C.L. Pechaczek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Geboers, griffier,
en is uitgesproken op 16 mei 2023.