vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 71.319053.21
Datum uitspraak: 16 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2022, 27 mei 2022, 24 juni 2022, 11 november 2022, 06 maart 2023, 07 maart 2023, 14 maart 2023, 28 maart 2023 en 09 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 februari 2023. Nadat de tenlastelegging tijdens de terechtzitting van 24 juni 2022 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
ten aanzien van feit 1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 te Eindhoven en/of Weert en/of één of meer andere plaatsen in Nederlanden/of op een of meer plaatsen in België en/of (elders) in Europa, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten(onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8]en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of een of meer overige personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijvenals bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid. 10a eerste lid. 11 derde, vijfde lid en/of 1la Opiumwet
ten aanzien van feit 2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 te Eindhoven en/of één of meer andere plaatsen in Nederland en/of op één of meer plaatsen in België en/of Europa, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en). althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederlandbrengen van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen,-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoegelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of-zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten of ernstige redenenhad/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)- 1000 kilo, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende APAAN en/of APAA en/of MAPA gekocht en/of verkocht en/of besteld en/of voorhanden gehad en/ofgeregeld en/of vervoerd en/of gemaakt en/of laten ven oeren en/of geleverd (aan [medeverdachte 10] en/of een contactpersoon van [medeverdachte 10] ) en/of omgezet en/of om laten zettennaar BMK (door/via [medeverdachte 10] ) en/of (verv olgens) een hoeveelheid van een hoeveelheid van een materiaal bevattende BMK gekocht en/of verkocht en/of bestelden/of voorhanden gehad en/of geregeld en/of vervoerd en/of gemaakt en/of laten vervoeren, althans de betaling van dat/die aankoop en/of bestelling en/of vervoer en/ofomzetting van die hoeveelheid APAAN en/of APAA en/of MAPA en/of BMK geregeld en/of voldaan (aan [medeverdachte 10] ) en/of- een of meerdere locaties, te weten [adres 1] te Eersel en/of [adres 2] te Bladel, geregeld en/of gehuurd en/of gebruikt en/of bezocht en/of aldaar handelingenverricht en/of- te [adres 1] te Eersel voorhanden gehad 65 liter methanol en/of 53 liter aceton en/of 775 (25+255+495) liter zoutzuur en/of 415 (225+15+175) kilo wijnsteenzuur en/of20 kilo natriumbicarbonaat en/of 20 kilo tolueen acid en/of 3200 kilo propiofenon en/of 950 (150+800) liter dichloormethaan cn/of 100 liter ethyleenglycol en/of 30 kilo 2-methyl-propionitril en/of 200 liter methylacrylaat en/of 200 liter natrium tert-butoxide en/of 220 liter isopropanol en/of 720 liter 2-fenylpropanol en/of 30 kilo APAA en/of 250gram methylamine en/of 50 liter tolueen en/of 110 liter hexaan, althans een of meerdere hoeveelheden van een of meerdere chemicaliën en/of stoffen, en/of een of meerderebakken en/of frames en/of pompen en/of watergascilinders en/of stikstofgascilinders en/of RVS-(reactie)ketels en/of laboratoriumglas en/of (reactie)vaten en/of eendroogkast en/of een ammoniakgascilinder en/of een stoomgenerator en/of een krat met klein laboratorium materiaal zoals maatbakers, pannen, crushers en inductieplaatjesen/of- te [adres 2] te Bladel voorhanden gehad 600 liter aceton en/of 50 gram van een stof bevattende de methylester van PMK-glycidezuur en/of 123 liter BMK en/of eenhoeveelheid 2-broompropiofenon, althans een of meerdere hoeveelheden van een of meerdere chemicaliën en/of stoffen, en/of een meerdere (reactie)ketels en/of drums en/ofbrander steunen en/of meters en/of destillatieaansluitingen en/of waterstofgasflessen en/of vaten en/of gasbranders en/of jerrycans en/of weegschalen en/of vrieskisten en/ofemmers en/of speciekuipen en/of een roermotor en/of een frequentieregelaar en/of een vacuumsealapparaat en/of- een of meerdere zogenaamde cryptotelefoon(s) voorhanden gehad en/of- (via deze cryptotelefoon(s)) met een of meer anderen (uitgebreid) (op overige wijze) gecommuniceerd over de (overige) productie en/of aankoop en/of verkoop en/of het vervoervan een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (pre- )precursoren daarvan en/of- een of meer laboranten en/of (overige) personen voor de productie en/of het vervoer van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (pre-)precursorendaarvan geregeld en/of aangestuurd en/of laten regelen en/of laten aansturen, althans getracht te (laten) regelen en/of aansturen en/of- gesproken over de inrichting van (een) productielocatie(s) en/of bewerkings- /verwerkingslocatie(s) van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorendelijst I en/of (pre-)precursoren daarvan en/of- een of meer productielocaties en/of bewerkings-/verwerkingslocatie(s) van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I geregeld en/of laten regelen,althans getracht te (laten) regelen en/of- een of meer (overige) hoeveelheid/hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen en/of hardware ten behoeve van de vervaardiging van voornoemd(e) middel(en) gekocht en/of verkocht en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of geregeld en/of vervoerd en/of gemaakt en/of laten vervoeren en/of het concrete voornemen tot die/dat aankoop en/of verkoop en/of bestelling en/of voorhanden hebben en/of regelen en/of vervoer geuit;
ten aanzien van feit 3.hij op een of meer plaatsen in of omstreeks de periode van I januari 2021 tot en met 9 juni 2021 te Eersel en/of Oostzaan. althans in Nederland en/of Duitsland en/of Tsjechië en/of(elders) in Europa, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk heeftbereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 840 kilo, althans een (grote)
hoeveelheid, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijntoegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van feit 4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 te Eersel en/of Bladel, althans in Nederland tezamen en invereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine en/ofMDMA, te weten- MDMA in een sterk zuur mengsel van aceton en water (20 liter) en/of- metamfetamine in zure waterige vloeistof (1,5 liter) en/of- metamfetaminebase (780 liter) en/of- metamfetamine in ethanol (640 liter),in elk geval een of meerdere hoeveelheden van een of meer materialen bevattende MDMA en/of metamfetamine en/of- 1129 gram (bruto) van een materiaal bevattende metamfetamine,in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of metamfetamine, zijnde (telkens) metamfetamine en/of MDMA, een middel als bedoeldin de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De rechtmatigheid van het bewijs.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de cryptodata in de zaak van verdachte als onrechtmatig verkregen ter zijde moet worden geschoven, omdat uit het onderzoek 26Alston onvoldoende volgt dat verdachte betrokken was bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van ernstige misdrijven dan wel als verdachte van een concreet strafbaar (opium)feit kon worden aangemerkt.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de cryptodata op de juiste procedurele wijze is verkregen en niet is gebleken van enige onrechtmatigheid.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat er geen rechtsregel bestaat waaruit volgt dat reeds sprake moet zijn van een concrete verdenking van het plegen van strafbare feiten door een specifieke verdachte voordat – zoals in de onderzoeken aangaande EncroChat en SkyECC data aan de orde is geweest – gebruik kan worden gemaakt van een zoekwoordenlijst om de datasets te doorzoeken. Het verweer wordt verworpen.
De bewijsbeslissing.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar een uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A bij dit vonnis.
De betrouwbaarheid van het bewijs.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de in het onderzoek 26Alston aanwezige cryptodata op grond van artikel 359a Sv. van het bewijs moet worden uitgesloten. Aan de verdediging zijn onvoldoende faciliteiten geboden om het belastend onderzoeksmateriaal op betrouwbaarheid te toetsen. Hiermee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het strafrechtelijk onderzoek.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de rechtmatigheid van het Franse onderzoek niet door de rechtbank kan worden vastgesteld, waardoor de rechtbank de cryptodata als onbetrouwbaar ter zijde moet schuiven en niet voor het bewijs dient te gebruiken.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de cryptodata heeft de raadsman zich ook aangesloten bij het pleidooi van [raadsman 1] in de zaak van de [medeverdachte 2] . [raadsman 1] heeft in aanvulling op het pleidooi van [raadsman verdachte] aangevoerd dat er sterke aanwijzingen bestaan dat de Encrochat- en SkyECC-berichten onbetrouwbaar moeten worden geacht. Zo heeft de officier van justitie LAP0797 over de Encrochat-berichten verklaard niet te weten hoe de betrouwbaarheid van de data in Frankrijk is getoetst voordat deze met Nederland werd gedeeld. Daarnaast blijkt volgens de verdediging uit het procesdossier niet dat bij het verzamelen van de cryptodata de standaarden aangaande digitaal bewijs van Enisa, Interpol, het European Telecommunications Standards en de Wet Computercrimininaliteit II zijn nageleefd.
Nu het de taak is van de rechtbank om de betrouwbaarheid van de in dit dossier opgenomen cryptoberichten te toetsen, dienen volgens de verdediging in het kader van het transparantiebeginsel en artikel 6 EVRM de stukken voor het toetsen van de betrouwbaarheid van de berichten aan het dossier te worden toegevoegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de betrouwbaarheid van de datasets verwezen naar eerdere uitspraken van deze rechtbank (waaronder: ECNL:NL:RBOBR: 2022:5201). In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd bestaat volgens de officier van justitie geen begin van aannemelijkheid dat de interceptietools en de verkregen data onbetrouwbaar moeten worden geacht.
Het oordeel van de rechtbank.
In het procesdossier van onderzoek 26Alston zijn zogenoemde verantwoordingsstukken over de verkrijging, verwerking en gebruikmaking van de Encrochat en SkyECC data gevoegd. Ten aanzien van de datasets zijn NFI rapportages van 25 januari 2021 en 22 juni 2022 aan het procesdossier gevoegd. Uit deze informatie volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er aanwijzingen zijn dat de inhoud van de cryptoberichten in onderzoek 26Alston niet betrouwbaar moet worden geacht.
Daarbij komt dat de verdediging geen concrete aanknopingspunten heeft aangevoerd
waaromde cryptodata in de zaak van verdachte niet betrouwbaar moet worden geacht. Niet is onderbouwd dat de onderhavige cryptoberichten onjuist of onvolledig zijn weergegeven in het procesdossier. Verdachte heeft zich gedurende zijn strafproces op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte heeft de inhoud van de berichten die door het openbaar ministerie aan hem worden toegeschreven dan ook op geen enkele wijze in twijfel getrokken. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de verdediging niet hoeft te bewijzen dat er fouten zijn gemaakt bij de verkrijging van de cryptodata, maar zij dient wel concrete aanknopingspunten aan te dragen waarom de inhoud van de data in onderzoek 26Alston onjuist of onvolledig is. Het verwijzen naar algemene richtlijnen en de aangehaalde uitlatingen van de officier van justitie LAP0797 volstaat in dat verband niet.
Er bestaat geen gegronde reden om te twijfelen aan de weergave van de Encrochat- en SkyECC-berichten. Dit leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat er geen begin van aannemelijkheid bestaat – en dus ook geen sterke aanwijzingen – dat de cryptoberichten in het onderzoek 26Alston onbetrouwbaar moeten worden geacht. . Dit betekent ook dat de rechtbank van oordeel is dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
Gelet op het voorgaande bestaat ook geen noodzaak om te bevelen dat nadere processtukken voor het toetsen van de betrouwbaarheid van de berichten aan het procesdossier worden toegevoegd.
Identificatie verdachte als EncroChat- en SkyECC-gebruiker.
Op basis van de in de bewijsbijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode de beschikking heeft gehad over en gebruik heeft gemaakt van meerdere accounts van cryptotelefoons. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte de gebruiker is van EncroChat account Realsand.
Dit is ook niet door de verdediging betwist. Wel is door de verdediging betwist dat de bijnaam ‘ [alias verdachte] ’ aan verdachte dient te worden gekoppeld. De rechtbank verwerpt dat verweer op grond van het volgende. Er zijn acht accounts die Realsand in hun toestel hebben opgeslagen met de nickname ‘ [alias verdachte] / [alias verdachte] ’. Nu vaststaat dat Realsand door verdachte gebruikt wordt, is daarmee ook gegeven dat verdachte wordt bedoeld wanneer over [alias verdachte] en [alias verdachte] wordt gesproken. Aan verdachte kan op basis van de bewijsmiddelen en de door de politie opgemaakte identificatie het SkyECC account SDMFKQ worden gekoppeld. Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van deze identificaties.
Bewijsoverwegingen per feit.
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
ten aanzien van feit 1.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat gedurende de gehele ten laste gelegde periode sprake is geweest van een crimineel samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband had tot oogmerk het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet. Met deze misdrijven werden grote sommen geld verdiend, die buiten het zicht van de autoriteiten werden gehouden. Er werd gecommuniceerd met behulp van cryptotelefoons om ontdekking door politie en justitie te bemoeilijken. Door de organisatie werd een boekhouding bijgehouden. Deelnemers ontvingen onkostenvergoedingen en sommigen ook ‘werkgeld of loon’ voor hun werkzaamheden. Uit het bekend geworden gedeelte van de boekhouding (zie ZD1, bijlage 27, pagina 687 e.v.) blijkt dat de organisatie miljoenen euro’s heeft omgezet.
[medeverdachte 1] was de onbetwiste leider van het criminele samenwerkingsverband. Hij gaf opdrachten tot aan- en verkoop van drugs en drugsprecursoren en bepaalde waarin werd geïnvesteerd. Het opzetten van productielocaties werd met [medeverdachte 1] besproken en pas als hij akkoord was, werd daadwerkelijk actie ondernomen. Terwijl andere leden van de organisatie risico’s namen door met grote hoeveelheden drugs en tonnen aan contant geld de weg op te gaan tijdens de eerste coronalockdown, bevond [medeverdachte 1] zich op een luxe jacht op de [adres 3] en gaf vanaf daar zijn orders. Hoe de verdeling van de winsten plaatsvond, wordt op grond van het dossier niet duidelijk. Wel blijkt dat [medeverdachte 1] zelf in ieder geval flinke sommen geld naar eigen inzicht kon uitgeven, bijvoorbeeld voor het vervoer van zijn vriendin per privéjet van de [adres 3] naar Nederland voor een bedrag van 97.000 euro.
[medeverdachte 2] hield na het overlijden van [medeverdachte 3] op 12 mei 2020 de boekhouding bij en verzorgde verder in opdracht van [medeverdachte 1] de overdrachten van drugs en geld van en aan de organisatie. [medeverdachte 2] had in die hoedanigheid de beschikking over en toegang tot grote contante geldbedragen.
[medeverdachte 7] werd, vooral door [medeverdachte 2] , ingezet voor het feitelijk ophalen en wegbrengen van drugs, precursoren en geld in het kader van door [medeverdachte 1] met andere criminelen gesloten drugsdeals.
De organisatie had de beschikking over verschillende locaties voor de opslag van hardware, precursoren, chemicaliën en drugs. Op 30 november 2021 zijn deze goederen aangetroffen op locaties in Bladel, Eersel en Weert.
De locaties in Eersel en Bladel kunnen op grond van het dossier worden gekoppeld aan [medeverdachte 8] . [verdachte] bezocht gedurende de tenlastegelegde periode de locaties in Weert, Eersel en Bladel. [verdachte] stuurde [medeverdachte 8] en [medeverdachte 11] aan op het gebied van transport en opslag van hardware en chemicaliën. [verdachte] stuurde op 31 maart 2020 een uitgebreid overzicht aan [medeverdachte 4] met door hem en anderen gemaakte kosten over de voorafgaande maanden.
[medeverdachte 4] heeft veel kennis van de (chemische) processen rond de productie van synthetische drugs. [medeverdachte 4] is op 26 maart 2020 vanwege gezondheidsredenen in vrijheid gesteld, terwijl hij een langdurige straf uitzat voor drugsdelicten. Vanaf de dag van zijn invrijheidstelling had hij een cryptotoestel in bezit en coördineerde hij de opzet van productielocaties en de aanschaf van de hiervoor benodigde hardware en chemicaliën. Hij overlegde hierover direct met [medeverdachte 1] , waarbij [medeverdachte 1] bij de beoordeling van wat er nodig is, afging op de ervaring en deskundigheid van [medeverdachte 4] . [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] waren, onder aansturing van [medeverdachte 4] , betrokken bij het opzetten van productielocaties en het aanschaffen van de hiervoor benodigde spullen. Uit de bekend geworden kostenoverzichten blijkt dat grote geldbedragen zijn geïnvesteerd in het opzetten van productielocaties.
[medeverdachte 9] alias ‘de tekenaar’ heeft contact gehad met [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 6] . Hij heeft in opdracht van [verdachte] en [medeverdachte 4] op eigen naam goederen besteld bij diverse bedrijven en deze goederen vervolgens ter beschikking gesteld aan de organisatie. Verder heeft [medeverdachte 9] in opdracht van [medeverdachte 4] technische tekeningen gemaakt.
[medeverdachte 10] speelde een belangrijke rol bij de aankoop van de benodigde grondstoffen en (pre)precursoren en bij het (laten) verwerken hiervan. Hij heeft hierover contact met [verdachte] , [medeverdachte 2] en veelvuldig met [medeverdachte 1] .
Uit de onderschepte communicatie, met name de EncroChat- en SkyECC-berichten blijkt dat de deelnemers aan die communicatie heel goed wisten waar ze mee bezig waren en waar de activiteiten van de organisatie op waren gericht. Er wordt openlijk gesproken over de productie van en handel in synthetische drugs, precursoren, hasj en ketamine. Uit deze communicatie blijkt ook dat niemand op enig moment morele bedenkingen heeft gehad tegen de activiteiten waaraan werd deelgenomen. De deelnemers lijken vooral gretig en bereid tot actie. Men wil aan de slag, omzet draaien en geld verdienen.
De rechtbank acht de gehele ten laste gelegde periode bewezen en overweegt daartoe als volgt. Uit het bericht van verdachte aan [medeverdachte 4] van 31 maart 2020 blijkt dat hij al vanaf augustus 2019 actief is binnen de criminele organisatie onder leiding van [medeverdachte 1] . In 2020 en begin 2021 communiceert verdachte veelvuldig via cryptotelefoons met andere leden van deze organisatie over de productie van en de handel in drugs en precursoren. In februari / maart 2021 stuurt hij [medeverdachte 8] aan bij de import van 840 kilo hasj. Vervolgens wordt verdachte in de loop van 2021 vele malen tijdens observaties gezien in het gezelschap van medeverdachten en op locaties waar op 30 november 2021 hardware, chemicaliën en synthetische drugs zijn aangetroffen.
ten aanzien van feit 2.
De rechtbank stelt op basis van de in de bewijsbijlage genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte de in de bewezenverklaring opgesomde voorbereidingshandelingen heeft gepleegd. De rechtbank gaat ervan uit dat het verdachte is geweest die gebruik maakte van het EncroChat-account Realsand en het SkyECC-account SDMFKQ. De rechtbank acht dan ook bewezen dat het verdachte is geweest die met deze accounts chatberichten heeft verzonden. In die berichten heeft verdachte contact met [medeverdachte 10] over de levering van Apaan en BMK-olie. Ook blijkt dat verdachte in dat verband geld betaald heeft aan [medeverdachte 10] .
Ten aanzien van de aan verdachte ten laste gelegde voorbereidingshandelingen op de [adres 1] in Eersel en de [adres 2] in Bladel oordeelt de rechtbank als volgt. Verdachte is meermalen op deze locaties gezien. Echter is niet gebleken dat verdachte deze locaties heeft gehuurd of geregeld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wetenschap moet hebben gehad van het feit dat op deze locaties hardware, chemicaliën en/of grondstoffen werden opgeslagen die in verband staan met de productie van synthetische drugs. Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de op 30 november 2021 aangetroffen goederen, De rechtbank zal verdachte daarom van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
ten aanzien van feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de in de bewijsbijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] bij de invoer van twee grote)= partijen hasj vanuit Tsjechië. Verdachte heeft onder leiding van [medeverdachte 1] geregeld dat de partijen hasj door [medeverdachte 8] vanuit Tsjechië naar Nederland werden gereden. Gedurende deze transporten houdt [medeverdachte 8] verdachte constant op de hoogte van de stand van zaken. Verdachte houdt dan ook contact met de anoniem gebleven aanbieders van de hasj in Tsjechië. Verdachte koppelt de stand van zaken van het transport terug naar [medeverdachte 1] . Bij aankomst in Nederland heeft verdachte de partijen gecontroleerd, gewogen en geteld. De resultaten daarvan geeft verdachte dan door aan [medeverdachte 1] . Verdachte handelt de zaken dan verder af met [medeverdachte 8] . Er was een duidelijke onderlinge taakverdeling en er is intensief samengewerkt door verdachten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij twee transporten hasj vanuit Tsjechië naar Nederland, waarbij het in totaal ging om 840 kilo hasj.
ten aanzien van feit 4.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit feit. Voor de locaties in Eersel en Bladel verwijst de rechtbank naar haar overwegingen ten aanzien van feit 2. Wat de locatie aan de [adres 4] in Weert betreft stelt de rechtbank vast dat verdachte daar in 2021 meermalen is gezien. Dat hij zelf de metamfetamine daar heeft neergelegd of anderszins wetenschap had van het feit dat er op de zolder in de woning van Rademakers 1129 gram metamfetamine lag opgeslagen wat op 30 november 2021 in beslag is genomen, blijkt echter niet uit het dossier.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 in Europa, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, 10a, 11 en 11a Opiumwet;
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 in Europa tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden,
-zich en anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
hebbende verdachte en (een of meer van) verdachtes mededaders
- 1000 kilo van een materiaal bevattende APAAN en/of APAA en/of MAPA voorhanden gehad en vervoerd naar [medeverdachte 10] en/of een contactpersoon van [medeverdachte 10] en de betaling van de aankoop van een hoeveelheid APAAN en/of APAA en/of MAPA en/of BMK geregeld en voldaan (aan [medeverdachte 10] ) en
- meerdere zogenaamde cryptotelefoons voorhanden gehad en
- via deze cryptotelefoons met anderen gecommuniceerd over de productie en aankoop en verkoop en het vervoer van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en (pre- )precursoren daarvan;
ten aanzien van feit 3:
in de periode van 23 februari 2021 tot en met 03 maart 2021 in Europa, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,, een grote hoeveelheid (in totaal 840 kilo), van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officieren van justitie vorderen dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren wordt opgelegd met aftrek van voorarrest. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de verdediging dient de eis van de officier van justitie sterk te worden gematigd, gelet op de beperkte rol van verdachte en het feit dat verdachte geen veroordelingen voor drugsdelicten op zijn justitiële documentatie heeft staan.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal ernstige feiten. Gedurende een periode van ruim 21 maanden is verdachte lid geweest van een criminele organisatie die zich op professionele wijze bezighield met (het voorbereiden van) grootschalige handel in en de productie van (synthetische) drugs. Verdachte heeft tot aan het einde van de ten laste gelegde periode een grote rol gehad binnen die criminele organisatie. Door te communiceren via cryptotelefoons en anderen de risicovolle klussen uit te laten voeren heeft verdachte er alles aan gedaan om buiten het zicht van justitie te blijven.
De georganiseerde en grootschalige productie van en handel in verdovende middelen is zeer ontwrichtend voor de samenleving. Er gaat veel geld in om, waardoor de financiële belangen van daders groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt geweld vaak niet geschuwd. Van de georganiseerde drugshandel gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee onze democratische rechtsstaat. Verder geldt dat een aanzienlijk deel van vermogensdelicten zoals winkeldiefstallen en woninginbraken terug te leiden is tot de behoefte aan drugs bij armlastige gebruikers. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend dat voor de georganiseerde productie van en handel in verdovende middelen lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de verdachte aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van zware straffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten.
De rechtbank weegt bij het opleggen van de straf mee dat verdachte geen enkel inzicht heeft willen geven in zijn handelen. Dit maakt dat de rechtbank zich sterk afvraagt of verdachte enig inzicht heeft in het kwalijke en verwerpelijke karakter van zijn handelen. Niet is gebleken dat verdachte enige lessen heeft geleerd voor de toekomst en hij van plan is deze anders tegemoet te gaan.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank de lange duur en de intensiteit van de handelingen verricht door verdachte binnen de criminele organisatie mee. Er is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden van verdachte die de rechtbank in strafmatigende zin zou moeten meewegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de officier van justitie bij de strafeis uitgaat van bewezenverklaring van feit 4 en een groter gedeelte van feit 2. Voorts acht de rechtbank de door haar op te leggen straf in overeenstemming met de ernst van de feiten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen computer vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen hennep vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.