Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 mei 2023 in de zaak tussen
Als derde-partij neemt aan het geding deel: Varkenshouderij [naam] te [vestigingsplaats]
Procesverloop
Overwegingen
In de tekst van de vergunning is de geurbelasting vanwege stal 3 ook beoordeeld op basis van een V-Stacksberekening. De geurbelasting in de aangevraagde situatie op object [adres] is in de vier scenario’s 0,5 dan wel 0,6 OUE lager dan de geurbelasting vanwege stal 3 met de feitelijk gewijzigde uitvoering van de luchtwasser. Er is dus sprake van een hogere geurbelasting dan de belasting waarvan in de vergunning wordt uitgegaan. Daarom is de rechtbank van oordeel dat gewijzigde uitvoering niet in overeenstemming met de voor de inrichting verleende vergunning. Er is dus wel sprake van een overtreding van artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wabo en verweerders conclusie dat geen (legaliserende) vergunning op grond van artikel 2.1., eerste lid onder e, van de Wabo nodig is, is onjuist.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen 12 weken na dagtekening van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,00 aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.092,50.