Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2023 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het bestuur van de Raad voor rechtsbijstand (de Raad)
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
- Jegens eiser liep een strafzaak in verband met het handelen in illegaal vuurwerk. Eiser is hiervoor in hoger beroep onherroepelijk veroordeeld.
- Op 15 maart 2019 heeft eiser een toevoeging gekregen voor de strafzaak. Op basis van die beslissing heeft mr. M.A.W. Nilissen werkzaamheden voor eiser verricht. Deze toevoeging is destijds verstrekt zonder beoordeling van het inkomen en vermogen van eiser. De Raad heeft de advocaat van eiser uitbetaald.
- Het door de Belastingdienst vastgestelde vermogen bedraagt in het peiljaar 2017
- Na controle van het verzamelinkomen en/of het vermogen van eiser in 2017 heeft de Raad bij beluit van 29 september 2021 bepaald dat eiser met terugwerkende kracht geen recht heeft op een vergoeding van de kosten van zijn advocaat. Dit betekent dat eiser de werkzaamheden van zijn advocaat zelf moet betalen. De Raad vordert een bedrag van € 23.078,72 aan advocaatkosten van eiser.
- In verband met de strafzaak is door het Openbaar Ministerie een ontnemingszaak gestart waarvoor eiser in eerste aanleg is veroordeeld tot een ontnemingsvordering van € 76.114,01. Dat is meer dan het vermogen in het peiljaar. Het Openbaar Ministerie is hiertegen in hoger beroep gegaan, waarna eiser ook hoger beroep heeft ingesteld.
- Eiser is uit detentie.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 4 maart 2021;
- draagt de Raad op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- schorst het terugvorderingsbesluit van 29 september 2021 tot en met zes weken na het nieuwe besluit op het bezwaar van eiser;
- bepaalt dat de Raad het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de Raad tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.