ECLI:NL:RBOBR:2023:2086

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
C/01/389365 / JE RK 23-87
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in een complexe gezinscontext

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 maart 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar en om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader zonder gezag voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige], die voortvloeit uit een turbulente voorgeschiedenis, instabiliteit in de zorg en het ontbreken van contact met de moeder. De kinderrechter heeft de noodzaak van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing onderbouwd met de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] en de onduidelijke situatie bij de moeder. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk zijn om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en om te voorkomen dat hij opnieuw in een onveilige situatie terechtkomt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft de termijn van de ondertoezichtstelling vastgesteld van 6 april 2023 tot 6 april 2024, en de machtiging tot uithuisplaatsing van 6 april 2023 tot 6 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/389365 / JE RK 23-87
Datum uitspraak: 31 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,

locatie Eindhoven, hierna te noemen: de raad.
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L. van der Steen,
de
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, statutair gevestigd te Eindhoven, vestiging ‘s-Hertogenbosch, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de raad van 16 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 16 januari 2023;
- de geboorteakte van [minderjarige] , ingediend door de raad ter griffie op 27 januari 2023.
Op 9 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. Van der Steen;
- [naam] , namens de Raad;
- [naam] en [naam] , namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is behoorlijk opgeroepen om (fysiek dan wel via een videoverbinding) aan de mondelinge behandeling deel te nemen, maar zij is niet verschenen. Ook is nog tijdens de mondelinge behandeling via de gezinsvoogden telefonisch contact gezocht met de moeder via de bij de gezinsvoogd bekende telefoonnummers van de moeder, maar daarop kregen zij geen gehoor.

De feiten

[minderjarige] is erkend door de vader.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Vader heeft bij deze rechtbank een verzoek ingediend om hem ook met het ouderlijk gezag te belasten en het hoofdverblijf bij hem te bepalen. De rechtbank heeft over die verzoeken nog geen beslissing genomen.
[minderjarige] is geboren in Nederland. Hij woonde eerst samen met zijn ouders in [woonplaats] . Vervolgens heeft hij enkele maanden alleen bij moeder in Nederland gewoond. Moeder is daarna met [minderjarige] vertrokken naar een voor vader onbekende bestemming. Na ongeveer een half jaar bleken moeder en [minderjarige] in [land 1] te verblijven. Vader is naar [land 1] gegaan en de ouders hebben zich verzoend. Vanaf [datum] 2020 woonde [minderjarige] met zijn ouders in [land 2] . Vader heeft [minderjarige] , zonder toestemming van moeder op [datum] 2022 meegenomen naar Nederland. Sindsdien verblijft hij feitelijk bij zijn vader in Nederland.
Bij beschikking van 6 januari 2023 heeft de rechtbank zich bevoegd verklaard het spoedverzoek van de raad om een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging uithuisplaatsing in behandeling te nemen. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing is en heeft vervolgens [minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld, met ingang van 6 januari 2023 tot 6 april 2023 en een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder zonder gezag, te weten bij vader, [naam vader] , met ingang van 6 januari 2023 tot 3 februari 2023. De beslissing met betrekking tot de machtiging uithuisplaatsing tot het einde van de ondertoezichtstelling, heeft de rechtbank aangehouden.
Bij beschikking van 17 januari 2023 van deze rechtbank, schriftelijk vastgesteld op 31 januari 2023, heeft de kinderrechter, uitvoerbaar bij voorraad, machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouder zonder gezag, te weten de vader, met ingang van 3 februari 2023 tot 6 april 2023, het moment waarop de voorlopige ondertoezichtstelling eindigt.

Het verzoek

De raad verzoekt thans de ondertoezichtstelling van [minderjarige] uit te spreken voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de raad om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader zonder gezag voor de duur van zes maanden.
De raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De raad heeft in het raadsrapport het verzoek als volgt onderbouwd.
Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] omdat hij een zeer turbulente start van zijn leven heeft gehad, onder andere door veel wisselende verblijfplaatsen in verschillende landen (Nederland, [land 3] , [land 1] , [land 2] en nu wederom Nederland) waarin veiligheid, stabiliteit, structuur en emotionele afstemming voor een groot deel ontbraken waardoor er nu sprake is van een achterstand op meerdere ontwikkelgebieden. De raad heeft zorgen over de hechting, sociaal-emotionele ontwikkeling, taal- en spraakontwikkeling van [minderjarige] en het ontbreken van een normaal contact met zijn moeder. Tevens zijn er zorgen over de pedagogische vaardigheden van ouders waarbij beiden onvoldoende de belangen van [minderjarige] leidend lijken te laten zijn. Feitelijk heeft vader [minderjarige] tien maanden geleden ( [datum] ) plotseling weggenomen bij zijn moeder en moeder heeft weinig tot niets ondernomen om in contact te blijven met [minderjarige] . Vervolgens heeft vader op zijn beurt ook nauwelijks moeite gedaan om contactherstel tussen [minderjarige] en moeder te laten plaatsvinden. De relatie tussen ouders is dusdanig beschadigd dat het hen niet lukt om op een neutrale manier samen in het belang van [minderjarige] te kunnen handelen. Daarbij bestaat de dreiging van moeder dat [minderjarige] door haar zal worden gezocht en met onbekende bestemming zal worden meegenomen wat nog meer schade betekent voor zijn ontwikkeling.
De ouders van [minderjarige] zijn op dit moment onvoldoende bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren doordat zij niet kunnen samenwerken in het belang van [minderjarige] en zij te maken hebben met een flinke afstand (letterlijk en figuurlijk) die overbrugd moet worden in de contacten tussen moeder en [minderjarige] .
De verwachting is dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn weer zelf kunnen dragen.
De raad verzoekt om een ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar. De raad vindt dit een passende termijn omdat in de achterliggende jaren de ontwikkeling van [minderjarige] te veel is beschadigd en er ruim tijd nodig is om met de inzet van deskundige professionals de ontwikkeling van [minderjarige] te volgen en snel concrete hulp in te kunnen zetten waar dat nodig is. Gezien de verstoorde relatie van ouders in combinatie met de zorgen met betrekking tot [minderjarige] ontwikkeling is een regievoerder beslist noodzakelijk zodat de belangen van [minderjarige] op korte termijn zullen worden behartigd.
Een machtiging uithuisplaatsing bij vader is noodzakelijk voor [minderjarige] , omdat hij momenteel bij vader woont. De raad verzoekt een machtiging uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden, omdat dit de minimale tijd is die nodig is om vanuit de nu in Nederland gestabiliseerde situatie van [minderjarige] te onderzoeken welke situatie het meest in zijn belang is en om tot een goed perspectief voor hem te kunnen komen. Dit hangt samen met de inschatting dat een termijn van zes maanden aanvaardbaar is om onzekerheid over zijn toekomstperspectief te verkrijgen.
Bij de mondelinge behandeling heeft de raad hier nog het volgende aan toegevoegd.
Gezien wordt inmiddels dat de band tussen vader en [minderjarige] goed is en dat [minderjarige] op school stapjes maakt in zijn ontwikkeling. Het gaat goed met [minderjarige] en hij lijkt niet te talen naar zijn moeder. Vader staat open voor hulpverlening en werkt er ten volle aan mee. Op advies van de jeugdzorgwerker heeft hij - zij het tevergeefs - ook een aantal acties ondernomen om het contact tussen moeder en [minderjarige] te herstellen. De raad hoopt dat er middels de maatregel zicht blijft op de situatie en dat er alsnog stappen kunnen worden gezet in het contact met de moeder.

Het standpunt van de belanghebbenden

De vader is het eens met de verzochte ondertoezichtstelling voor een jaar en de (verlenging van) de machtiging uithuisplaatsing voor een periode van 6 maanden. De vader onderschrijft de zorgen die door de raad zijn geschetst. Die zijn sinds het uitspreken van de voorlopige ondertoezichtstelling niet anders geworden.
[minderjarige] ontwikkelt en ontplooit zich goed. Hij maakt vriendjes op school. [minderjarige] gaat naar logopedie. Aanvankelijk was de inzet gericht op een eventuele ontwikkelachterstand en zijn woordenschat en uitspraak. De logopedist heeft onlangs gezegd dat door de omstandigheden en het feit dat er in verschillende talen tegen [minderjarige] is gesproken, zijn taal-/spraakontwikkeling niet op gang is gekomen, maar dat hij nieuwe woorden nu echter snel oppikt en dat hij inmiddels met andere kinderen durft te praten. De focus ligt nu met name op het vergroten van de woordenschat en het bijschaven van de uitspraak. De vader kan de zorg voor [minderjarige] goed aan. Hij wordt daarbij gesteund door zijn netwerk. [minderjarige] heeft nog steeds niet naar zijn moeder gevraagd.
Het contact tussen moeder en [minderjarige] is helaas nog niet tot stand gekomen. De vader had het idee opgevat om ouders aan te melden voor cross border mediation, maar de moeder stond daar niet voor open. De vader heeft zich gehouden aan de afspraken die met de gezinsvoogd zijn gemaakt met het oog op het herstel en wederopbouw van het contact tussen moeder en [minderjarige] . Het idee was dat er eerst foto’s zouden worden uitgewisseld, om het contact vervolgens uit te breiden naar videocontact. De moeder heeft echter slechts met boosheid op de ontvangst van de foto’s gereageerd. Zij wil aan de opbouw niet meewerken: zij wilt alles of niets. De moeder heeft vader nu geblokkeerd op haar telefoon. In de contacten die er met moeder zijn geweest heeft zij niet een keer gevraagd hoe het met [minderjarige] gaat.
De vader benoemt dat er altijd een risico is dat de moeder [minderjarige] komt ophalen. Nu weet zij niet waar vader en [minderjarige] wonen, maar zodra dat bekend is, bestaat de kans dat zij plotseling aan de deur staat. Om die reden is de vader blij met (een verlenging van) de maatregelen. De politie is op de hoogte van de situatie en kan snel ingrijpen als het nodig is. De vader is bang dat de moeder [minderjarige] - net als dat zij dat deed met haar oudere zoon - naar de [land 4] zal brengen om hem daar ook alleen achter te laten, zodat vader en [minderjarige] elkaar dan nooit meer zullen zien.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende verklaard.
De GI krijgt signalen dat het goed gaat met [minderjarige] . Op school zien ze een temperamentvol mannetje dat bloeit en groeit. Logopedie is gestart. Vader toont initiatief en komt afspraken na. [minderjarige] zal worden aangemeld voor speltherapie. Dat is niet acuut nodig, maar gezien de wachtlijsten acht de GI het raadzaam om de aanmelding alvast te doen.
De GI onderschrijft hetgeen vader beschrijft ten aanzien van de contacten en communicatie met de moeder. De moeder staat nergens voor open, toont geen interesse in [minderjarige] en zet zelf geen (juridische) stappen om [minderjarige] terug naar [land 2] te halen.
De raad handhaaft, gehoord vader en de GI ter zitting, de verzoeken.

De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De kinderrechter wijst op hetgeen daarover is overwogen in de beschikkingen van 6 januari 2023 en 17 januari 2023, welke overwegingen de kinderrechter na een eigen weging en waardering tot de hare maakt, aangezien de in het kader van deze procedure voorliggende verzoeken als een vervolg op de eerder genomen beslissingen dienen te worden beschouwd en de spoedeisendheid en de noodzaak tot het nemen van beschermende maatregelen nog onverkort van toepassing zijn.
Inhoudelijke beoordeling
Ondertoezichtstelling
De kinderrechter moet beoordelen of is voldaan aan de vereisten van de wet om [minderjarige] onder toezicht te kunnen stellen (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek).
De kinderrechter moet allereerst beoordelen of er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter is van oordeel dat daarvan sprake is gelet op alle ontwikkelachterstanden die bij [minderjarige] zijn waargenomen, voornamelijk hun oorzaak vindend in de turbulente voorgeschiedenis van [minderjarige] , de instabiele gemoedstoestand van moeder, de vele wisselingen van woonplekken, het huidige contactverlies met de moeder en het feit dat het gezag over [minderjarige] niet wordt uitgeoefend.
Er is daarnaast nog steeds een risico dat de moeder [minderjarige] komt ophalen in Nederland en mee zal nemen naar [land 2] (of zelfs de [land 4] ), er nog steeds weinig tot niets bekend is over de leefomstandigheden van de moeder daar en er inmiddels ook grote zorgen zijn over de psychische gezondheid van moeder, middelengebruik bij moeder en de opvoedsituatie van [minderjarige] bij haar. In de situatie waarin [minderjarige] tot zijn vertrek naar Nederland verbleef, is er bij [minderjarige] een forse achterstand ontstaan in zijn ontwikkeling op vrijwel alle gebieden (hechting, taal-/spraak, cognitief, sociaal-emotioneel). Wanneer [minderjarige] door moeder zou worden opgehaald bij de vader, zou [minderjarige] wederom abrupt uit zijn leefomgeving worden weggehaald, zoals al (te) vaak in zijn jonge leven is gebeurd.
Van de spoedsituatie die aanleiding gaf [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en hem op grond van een machtiging uithuisplaatsing bij de vader te plaatsen, is nog steeds sprake.
[minderjarige] heeft sinds zijn vertrek uit [land 2] in mei 2022 geen enkele vorm van contact met de moeder gehad. Het is de vader en de GI in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling nog niet gelukt om op een constructieve manier een gesprek met de moeder te voeren over [minderjarige] om contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder weer op gang te brengen. De moeder heeft in dat kader aan niets willen meewerken en zij heeft ook niet gevraagd hoe het met [minderjarige] gaat. Moeder lijkt niet geïnteresseerd in het wel en wee van [minderjarige] nu zij niet weet hoe het met hem sinds het vertrek met vader naar Nederlands tien maanden geleden is gegaan.
Voorts moet de kinderrechter beoordelen of de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] met vrijwillige hulpverlening, dus zonder een ondertoezichtstelling, kunnen worden weggenomen. De kinderrechter heeft daar op dit moment onvoldoende vertrouwen in.
Vader toont zich in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling weliswaar meewerkend: hij neemt initiatief en komt afspraken na. Maar de situatie is zeer complex. Met moeder is immers nog geen enkele manier van samenwerken mogelijk gebleken. De ondertoezichtstelling is nodig om onder regie van een onafhankelijke derde de ingezette positieve lijn te kunnen waarborgen en te voorkomen dat [minderjarige] aan abrupte veranderingen wordt blootgesteld. De moeder kan bovendien niet geacht worden (op afstand) beslissingen te nemen die in het belang van [minderjarige] zijn.
De kinderrechter heeft de verwachting dat de termijn van een jaar nodig zal zijn om de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen.
Naar verwachting zal er binnen die termijn een beslissing zijn gegeven in de procedure ten aanzien van het gezag en het hoofdverblijf van [minderjarige] . Mocht de moeder besluiten over te gaan tot het indienen van een teruggeleidingsverzoek, dan zal daarop ook binnen het komende OTS-jaar zijn beslist. De ondertoezichtstelling moet dan ook worden gezien als een beschermende maatregel, ter overbrugging van de periode tot er (meer) duidelijkheid is over het perspectief van [minderjarige] .
Verlenging machtiging uithuisplaatsing
De kinderrechter moet beoordelen of de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] moet worden verlengd voor de duur van zes maanden (artikel 1:265c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek).
Een machtiging tot uithuisplaatsing kan alleen worden verleend als deze noodzakelijk is en er geen andere mogelijkheden zijn dan het kind uit huis te plaatsen. Een uithuisplaatsing moet in principe een tijdelijke maatregel zijn en terugplaatsing naar de oorspronkelijke thuissituatie als doel hebben, tenzij de omstandigheden na de uithuisplaatsing tot het nemen van een andere maatregel nopen.
De kinderrechter is van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is, vanwege de hiervoor beschreven voortdurende, zorgelijke (spoed)situatie.
Terugkeer van [minderjarige] naar de moeder zou op dit moment zeer schadelijk zijn voor [minderjarige] . Ook in dit kader wordt gewezen op de zorgen over (de situatie bij) de moeder, terwijl [minderjarige] blijkens de stukken graag bij de vader verblijft. [minderjarige] heeft sinds zijn aankomst in Nederland een positieve ontwikkeling laten zien, nu hij bij de vader in een stabiele en gestructureerde opvoedomgeving verblijft, waarin hij ook overigens de hulp en begeleiding krijgt die hij nodig heeft.
Om te voorkomen dat [minderjarige] door de moeder uit die stabiele, veilige omgeving wordt weggehaald, acht de kinderrechter het noodzakelijk om de machtiging uithuisplaatsing te verlengen. Ook in dit kader overweegt de kinderrechter dat de machtiging uithuisplaatsing moet worden gezien als een voorlopige, beschermende maatregel, ter overbrugging van de periode waarin meer duidelijkheid verkregen wordt over het uiteindelijke (woon)perspectief van [minderjarige] .

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van de GI met ingang van 6 april 2023 tot 6 april 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder zonder gezag, te weten de vader, met ingang van 6 april 2023 tot 6 oktober 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.J.M. Walstock-Krens, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.