Op 17 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in de zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Deze beschikking volgt op een eerdere beschikking van 6 januari 2023, waarin [minderjarige] voorlopig onder toezicht was gesteld tot 6 april 2023. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader, die geen gezag heeft, verleend voor de periode van 3 februari 2023 tot 6 april 2023. De beslissing is genomen in het belang van de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige], die op jonge leeftijd al in vier landen heeft gewoond en een achterstand in zijn ontwikkeling vertoont.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 januari 2023 waren de vader, zijn advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling aanwezig. De moeder was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op basis van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van toepassing is, omdat [minderjarige] zich in Nederland bevindt zonder toestemming van de gezaghebbende ouder.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de beslissing om [minderjarige] onder toezicht te stellen en de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing op goede gronden is genomen. Er zijn ernstige zorgen over de hechting en het gevoel van veiligheid van [minderjarige], en het is van groot belang dat er nu rust komt in zijn situatie. De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader toegewezen, met de nadruk op het belang van stabiliteit en rust voor de ontwikkeling van het kind.