Op 6 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader, [naam vader], die geen gezag heeft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder, en dat [minderjarige] in Nederland verblijft zonder toestemming van de gezaghebbende ouder. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] nog steeds in [land 2] is, maar dat er spoedeisende maatregelen nodig zijn om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, gezien de zorgen over de psychische gezondheid van de moeder en de opvoedsituatie van [minderjarige]. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor een termijn van drie maanden en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van vier weken. De beslissing op het resterende verzoek wordt aangehouden, en de Raad, de belanghebbenden en de gecertificeerde instelling worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven tijdens een zitting op 17 januari 2023.
De beschikking is openbaar uitgesproken door de kinderrechter, mr. S.M.J. Korthuis-Becks, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.