ECLI:NL:RBOBR:2023:2065

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
C/01/375885 / HA ZA 21-743
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na onregelmatige beëindiging overeenkomst van opdracht met verrekening van voordelen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft eiser [eiser] een schadevergoeding gevorderd na de onregelmatige beëindiging van een overeenkomst van opdracht door gedaagde SoloPartners. De overeenkomst was aangegaan voor de periode van 1 juni 2017 tot 1 juni 2022, maar werd door SoloPartners per 1 augustus 2021 beëindigd. Eiser stelt schade te hebben geleden door het mislopen van een maandelijkse vergoeding van 20% van de omzet van lidmaatschapsgelden over de periode van 1 augustus 2021 tot 1 juni 2022. SoloPartners betwist de hoogte van de schade en stelt dat eiser voordeel heeft genoten door kostenbesparing en vervangende werkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat er een causaal verband bestaat tussen de onregelmatige beëindiging en de schade, maar dat de verrekening van voordelen in dit geval niet redelijk is. De rechtbank komt tot de conclusie dat SoloPartners aan eiser een schadevergoeding van € 224.026,81 moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast worden ook buitengerechtelijke kosten en proceskosten toegewezen. De rechtbank wijst de vordering tot verklaring voor recht af, omdat deze niet meer relevant is na de toewijzing van de primaire vordering.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/375885 / HA ZA 21-743
Vonnis van 3 mei 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. C.J.A. van Nierop te Amsterdam,
tegen
SOLO PARTNERS B.V.,
gevestigd te Oss,
gedaagde partij,
hierna te noemen: SoloPartners,
advocaat: mr. J.H.M. Spanjaard te Aalsmeer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 december 2022 (hierna: het tussenvonnis),
- de akte na tussenvonnis van SoloPartners met productie 8,
- de antwoordakte, akte uitlatingen na tussenvonnis, tevens akte vermeerdering eis van [eiser] met de producties 13 tot en met 16,
- de antwoordakte na tussenvonnis van SoloPartners.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Voorafgaand aan dit vonnis
2.1.
Het oordeel in het tussenvonnis komt in het kort op het volgende neer. Tussen partijen bestond een overeenkomst van opdracht voor de bepaalde tijd van 1 juni 2017 tot 1 juni 2022. SoloPartners heeft die overeenkomst onregelmatig beëindigd per 1 augustus 2021. [eiser] heeft recht op vergoeding van de schade die hij door deze onregelmatige beëindiging van de overeenkomst heeft geleden.
2.2.
Volgens [eiser] bestaat zijn schade uit het bedrag aan de gemiste maandelijkse vergoeding van 20% van de omzet van de lidmaatschapsgelden over de periode van
1 augustus 2021 tot aan 1 juni 2022. SoloPartners stelt zich op het standpunt dat er op dat bedrag aan gemiste vergoeding bedragen in mindering moeten worden gebracht, omdat de onregelmatige beëindiging van de overeenkomst [eiser] ook voordeel heeft opgeleverd. In het tussenvonnis is vermeld dat de rechtbank nog gegevens van partijen nodig heeft om de schadevergoeding waarop [eiser] recht heeft te kunnen vaststellen.
2.3.
Na het tussenvonnis heeft SoloPartners gegevens over het aantal leden, de hoogte van het lidmaatschapsgeld en de maandelijkse vergoeding overgelegd.
2.4.
[eiser] heeft vervolgens zijn eis gewijzigd. Hij vordert, samengevat:
- primair: SoloPartners te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 373.378,02, te vermeerderen met de omzetbelasting en met de wettelijke (handels)rente vanaf 1 augustus 2021;
- subsidiair: te verklaren voor recht dat SoloPartners de overeenkomst onregelmatig heeft beëindigd en aansprakelijk is voor alle schade die [eiser] dientengevolge heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat, en SoloPartners te veroordelen om aan [eiser] een voorschot op de geleden schade te betalen;
- primair en subsidiair: om aan [eiser] een bedrag van € 3.346,00 aan buitengerechtelijke kosten te betalen en SoloPartners te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.5.
[eiser] heeft ook zijn uitgebreide aangifte inkomstenbelasting, de
jaarrekening en de definitieve aanslag inkomstenbelasting over 2020 en 2021 overgelegd.
Verder heeft hij een overzicht van zijn inkomsten in 2019, 2020, 2021 en in 2022 (tot en met mei) en twee verklaringen van zijn boekhouder in het geding gebracht.
De verdere beoordeling
2.6.
SoloPartners heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging, omdat deze een rechtstreeks gevolg is van de (lidmaatschaps)gegevens die zij bij akte heeft overgelegd. De rechtbank oordeelt de eiswijziging niet in strijd met de goede procesorde en zal in het vervolg van de gewijzigde eis uitgaan.
2.7.
Uit de (lidmaatschaps)gegevens die SoloPartners heeft overgelegd, volgt dat de door [eiser] gemiste vergoeding over de periode van 1 augustus 2021 tot aan 1 juni 2022 in totaal
€ 373.378,02 bedraagt. [eiser] heeft daartegen geen verweer gevoerd, zodat wordt uitgegaan van de juistheid van deze gegevens en van dit bedrag. Het bedrag van € 373.378,02 is daarmee het uitgangspunt bij het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding die SoloPartners aan [eiser] verschuldigd is.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden, is of de onregelmatige beëindiging van de overeenkomst voor [eiser] naast deze schade ook voordeel heeft gehad en of enig bedrag aan genoten voordeel in mindering gebracht moet worden op het bedrag aan geleden schade van € 373.378,02. Zoals al is vermeld onder punt 5.7 van het tussenvonnis is daarvoor allereerst vereist dat tussen de normschending en de gestelde voordelen een conditio sine qua non-verband bestaat, in die zin dat in de omstandigheden van het geval sprake is van een voordeel dat zonder de normschending niet zou zijn opgekomen. Voorts moet het met inachtneming van de in art. 6:98 BW besloten maatstaf redelijk zijn dat die voordelen in rekening worden gebracht bij de vaststelling van de te vergoeden schade.
Voordeel door besparing van kosten?
2.8.
SoloPartners voert aan dat er bij de vaststelling van de schadevergoeding rekening mee gehouden moet worden dat [eiser] voordeel heeft genoten door de besparing van kosten. De rechtbank leidt uit het door [eiser] ingebrachte inkomstenoverzicht (productie 15) af dat in de jaren 2019 en 2020 de kosten ten behoeve van de werkzaamheden voor SoloPartners ongeveer 40% van de omzet bedroegen. Voor de maanden augustus 2021 tot juni 2022 zijn op het inkomstenoverzicht met betrekking tot de werkzaamheden voor SoloPartners omzet noch kosten ingevuld. Door de beëindiging van de overeenkomst per
1 augustus 2021 heeft [eiser] kennelijk niet alleen de vergoeding voor de werkzaamheden voor SoloPartners niet meer gehad, maar heeft hij ook de kosten daarvoor niet hoeven maken. Dat betekent dat het csqn-verband tussen de beëindiging van de overeenkomst en de kostenbesparing is gegeven en dat het redelijk is om dit voordeel te verrekenen met de geleden schade. Voor wat betreft de hoogte van de kostenbesparing wordt aangesloten bij het percentage van (ongeveer) 40% van de omzet in 2019 en 2020, zoals vermeld op het inkomstenoverzicht van [eiser] . Dat deze inkomstenoverzichten niet door een accountant zouden zijn opgesteld, zoals SoloPartners heeft aangevoerd, wil nog niet zeggen dat de cijfers in die overzichten niet juist zouden zijn. Onder de inkomstenoverzichten van 2019 en 2020 is vermeld ‘cf jaarrekening’ en [eiser] heeft de jaarrekening van 2020, waarin tevens de cijfers van 2019 zijn vermeld, ook overgelegd. SoloPartners heeft niet gesteld dat de cijfers in de jaarrekening van 2020 en de cijfers in de inkomstenoverzichten van 2019 en 2020 verschillen. Aangenomen wordt daarom dat de cijfers in de inkomstenoverzichten van 2019 en 2020 en het daarvan af te leiden kostenpercentage van 40% juist zijn. De rechtbank gaat uit van de cijfers van 2019 en 2020, omdat de beëindiging van de overeenkomst toen nog niet aan de orde was. Het bedrag van € 373.378,02 aan gemiste vergoeding voor de maanden augustus 2021 tot juni 2022 verminderd met 40% aan kosten (€ 149.351,21) heeft als resultaat een bedrag van € 224.026,81 aan door [eiser] geleden schade.
Voordeel door vervangende werkzaamheden?
2.9.
Volgens SoloPartners moet ook het voordeel dat [eiser] heeft gehad uit vervangende werkzaamheden worden verrekend met de schade door het beëindigen van de overeenkomst. De teruggang in inkomsten uit de werkzaamheden voor SoloPartners is namelijk meer dan gecompenseerd door toenemende inkomsten uit het werk van [eiser] als gedragscoach. Dit volgt uit de volgende gegevens op de inkomstenoverzichten van [eiser] . In 2020 bedroeg de jaarwinst van [eiser] € 184.778, waarvan € 22.830,00 uit gedragscoaching en € 161.948,00 uit werkzaamheden voor SoloPartners. In 2021 – het jaar waarin SoloPartners de overeenkomst beëindigde – bedroeg de jaarwinst van [eiser] € 255.676,00, waarvan
€ 181.481,00 uit gedragscoaching en € 74.194,00 uit werkzaamheden voor SoloPartners.
2.10.
[eiser] betwist dat het voordeel van zijn vervangende werkzaamheden in mindering moet strekken op de door de beëindiging van de overeenkomst geleden schade. SoloPartners heeft ter zitting verklaard dat voor de voordeelstoerekening alleen het voordeel van belang is dat wordt gerealiseerd doordat [eiser] vanwege het vroegtijdige einde van de overeenkomst de vrijgekomen tijd aan andere winstgevende activiteiten heeft besteed. Dat betekent dat alleen de kostenstructuur van de werkzaamheden voor de doelgroep ZZP-ers in de zorg beslissend is. Uit de inkomstenoverzichten blijkt dat hij van augustus 2021 tot juni 2022 met betrekking tot zijn werkzaamheden als ZZP-zorgspecialist een verlies van
€ 33.721,00 heeft geleden, zodat van een voordeel geen sprake is. Na de mededeling van SoloPartners op 15 februari 2021 dat de overeenkomst vroegtijdig zou worden beëindigd, was [eiser] genoodzaakt om zich te herpositioneren in het veld van ZZP'ers in de zorg en heeft hij investeringen moeten doen om zijn positie en goede naam binnen deze doelgroep veilig te stellen en activiteiten te kunnen verrichten. Vanaf maart 2021 heeft [eiser] daarom noodgedwongen kosten moeten maken voor het ontwikkelen van een nieuw concept; het opbouwen van een netwerk; een digitale infrastructuur; de inhuur van expertise en voor marketingdoeleinden.
Bovendien is door de opstelling van SoloPartners een verrekening van een eventueel voordeel in de gegeven omstandigheden niet redelijk. [eiser] heeft noodgedwongen andere activiteiten moeten verrichten, omdat SoloPartners hem zonder enige reden op non-actief heeft gesteld terwijl zij weigerde over de reeds geleverde prestaties af te rekenen, aldus [eiser] .
2.11.
De rechtbank deelt niet de mening van [eiser] dat zijn werkzaamheden als gedragscoach en zijn werkzaamheden voor de doelgroep ZZP-ers in de zorg gescheiden moeten worden bekeken. Vanaf het einde van de overeenkomst heeft [eiser] geen werkzaamheden meer verricht voor SoloPartners. Aannemelijk is dat [eiser] als gevolg van de onregelmatige beëindiging van de overeenkomst door SoloPartners tijd heeft bespaard, die hij heeft kunnen gebruiken voor vervangende werkzaamheden. Als hij inderdaad vervangende werkzaamheden heeft verricht en deze voordeel hebben opgeleverd, is er een csqn-verband tussen dat voordeel en de onregelmatige beëindiging van de overeenkomst. Of dat gelijksoortige of andersoortige werkzaamheden zijn, doet er niet toe. De verklaring ter zitting namens SoloPartners, dat alle inkomsten door de tijd die vrij is gekomen moeten worden meegerekend, is daarmee ook niet in tegenspraak. Dat betekent dat het verlies van [eiser] uit zijn werkzaamheden als ZZP-zorgspecialist opgaat in de winst uit zijn werkzaamheden als gedragscoach en daarvan niet los moet worden gezien.
Gezien de sterke omzetstijging uit de coachingswerkzaamheden in 2021 en 2022 (tot en met mei) ten opzichte van 2020 (en 2019) oordeelt de rechtbank dat er een csqn-verband is tussen de beëindiging van de overeenkomst door SoloPartners in 2021 en het voordeel door vervangende werkzaamheden van [eiser] .
2.12.
Vervolgens wordt toekomen aan de vraag of het redelijk is het voordeel van extra inkomsten uit coachingswerkzaamheden in mindering te brengen op de schade.
Bij die beoordeling is als eerste van belang dat bij aansprakelijkheid buiten schuld verrekening van voordeel eerder redelijk zal zijn dan wanneer de aansprakelijke een verwijt kan worden gemaakt. In dit geval kan SoloPartners van de onregelmatige beëindiging een verwijt worden gemaakt. Daarbij wordt bovendien in aanmerking genomen dat partijen een samenwerking voor de lange termijn hebben beoogd en dat deze samenwerking door de pas aangestelde nieuwe directeur van SoloPartners plotseling en zonder ruimte voor overleg – anders dan over de wijze van afwikkeling – is beëindigd. Een en ander is af te leiden uit de e-mailwisseling tussen partijen in de periode februari-april 2021 (productie 7 van [eiser] ).
Daarbij komt dat de schade die [eiser] door de beëindiging van de overeenkomst zou lijden, op het moment van de beëindiging voor SoloPartners voorzienbaar was, omdat zij bekend was met het (stijgende) aantal leden en de daaraan gerelateerde vergoeding. Die voorzienbaarheid was er niet met betrekking tot het voordeel dat de beëindiging [eiser] zou opleveren. Weliswaar was voorzienbaar dat de beëindiging van de overeenkomst een besparing van tijd zou opleveren, maar of [eiser] vervangende werkzaamheden zou verrichten en hoeveel omzet hij daarmee zou genereren, was destijds niet dan wel minder voorzienbaar. Dat betekent dat de kans op voordeel ten tijde van de onregelmatige beëindiging minder aannemelijk was dan de kans op schade. Voordeelsverrekening ligt dan niet in de rede. Verder volgt uit de parlementaire geschiedenis dat als een benadeelde vrijwillig een prestatie verricht waardoor hem bij schade een voordeel toevalt, verrekening minder snel redelijk zal zijn. Ook gelet daarop ligt verrekening van voordeel door de vrijwillige inspanningen van [eiser] om vervangende inkomsten te vergaren niet voor de hand. Tot slot wijst de rechtbank erop dat [eiser] ervoor had kunnen kiezen om de onregelmatigheid van de opzegging niet te accepteren en nakoming van de overeenkomst te vorderen, in welk geval van voordeelstoerekening helemaal geen sprake zou zijn geweest.
Dit alles leidt tot het oordeel dat het in dit geval niet redelijk is om het voordeel uit vervangende werkzaamheden dat [eiser] door de beëindiging van de overeenkomst heeft gehad, te verrekenen met de schade die hij door die beëindiging heeft geleden.
2.13.
De conclusie is dat SoloPartners veroordeeld zal worden om aan [eiser] een bedrag van € 224.026,81 te betalen.
Rente
2.14.
De gevorderde handelsrente over het bedrag van € 224.026,81 zal worden afgewezen, omdat de grondslag van de vordering schadevergoeding is en de wettelijke handelsrenteregeling van artikel 6:119a BW daarop niet van toepassing is. Wel zal de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW worden toegewezen. Niet vanaf 1 augustus 2021, zoals gevorderd, maar vanaf de datum van opeisbaarheid van de respectieve maandelijkse vergoedingen (minus het bedrag van 40% aan kosten en afgerond), zoals bij de beslissing is omschreven. Daarbij is uitgegaan van het bepaalde in de overeenkomst, dat het
“Peilmoment van bepaling omzet lidmaatschapsgelden ligt aan de start van de maand. Dus op de eerste van de maand wordt de te maken omzet over de maand bepaald. Hierover wordt aan de start van de maand een factuur verstuurd voor die komende maand met een betalingstermijn van 30 dagen.”
BTW
2.15.
[eiser] vordert ook de omzetbelasting (BTW) over de hoofdsom. Indien sprake is van zuivere schadevergoeding, zoals hier het geval is, dan is BTW-heffing niet aan de orde. Over het bedrag van € 224.026,81 aan schadevergoeding is dus geen BTW verschuldigd, omdat daar geen prestatie tegenover staat.
Buitengerechtelijke kosten
2.16.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft daarom de gevorderde vergoeding getoetst aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. Aangezien een deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, worden de gevorderde buitengerechtelijke kosten toegewezen tot het wettelijk tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag.
Verklaring voor recht
2.17.
[eiser] heeft subsidiair een verklaring voor recht en verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd, voor het geval de primaire vordering niet of niet volledig toewijsbaar is. Omdat de primaire vordering niet volledig zal worden toegewezen, wordt aan deze subsidiaire vordering toegekomen.
2.18.
Zoals bij tussenvonnis is overwogen, heeft de rechtbank de schade van [eiser] en de vergoeding daarvan in deze procedure vastgesteld. Een verwijzing naar de schadestaatprocedure is dan niet meer aan de orde. De rechtbank zal de gevorderde verklaring voor recht afwijzen, omdat [eiser] bij die vordering geen belang meer heeft.
Proceskosten en nakosten
2.19.
SoloPartners is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
105,16
- griffierecht
1.666,00
- overige explootkosten
0,00
- kosten getuigen
0,00
- kosten deskundigen
0,00
- overige kosten
0,00
- salaris advocaat
6.612,50
(2,50 punten × € 2.645,00)
Totaal
8.383,66
2.20.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt SoloPartners tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 224.026,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- € 19.492,46 vanaf 1 oktober 2021,
- € 20.224,64 vanaf 1 november 2021,
- € 20.936,54 vanaf 1 december 2021,
- € 21.678,67 vanaf 1 januari 2022,
- € 22.695,11 vanaf 1 februari 2022,
- € 22.203,36 vanaf 1 maart 2022,
- € 22.966,27 vanaf 1 april 2022,
- € 23.842,66 vanaf 1 mei 2022
- € 24.599,02 vanaf 1 juni 2022
- € 25.388,12 vanaf 1 juli 2022
telkens tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt SoloPartners tot betaling aan [eiser] van € 2.895,13 voor buitengerechtelijke kosten,
3.3.
veroordeelt SoloPartners in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 8.383,66, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt SoloPartners in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als SoloPartners niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Bik en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.