ECLI:NL:RBOBR:2023:2053

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
01/262899-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en verkeersdelicten door verdachte in Oss

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting en verkeersdelicten in Oss. De rechtbank achtte niet bewezen dat de verdachte in 2021 brand heeft gesticht bij twee basisscholen, maar wel dat hij brand heeft gesticht in een afvalbak. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan verkeersdelicten, waaronder het negeren van verkeersregels en het verlaten van de plaats van een ongeval. De rechtbank heeft het onderzoek heropend omdat zij onvoldoende was voorgelicht over de persoon van de verdachte. Er werd gelast dat de reclassering nader onderzoek zou verrichten naar de meest geschikte afdoeningsmodaliteit. De rechtbank heeft de zaak geschorst voor onbepaalde tijd en zal later beslissen over de strafmaat en eventuele maatregelen. De verdachte heeft een complexe problematiek, waaronder een stoornis in het gebruik van lachgas en een licht verstandelijke beperking, wat de rechtbank in haar overwegingen meeneemt.

Uitspraak

tussenvonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.262899.21, 01.251277.21 en 01.103162.21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 03 mei 2023
Tussenvonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
verblijvende te [verblijfplaats] .
Dit vonnis is, nadat de zaken met parketnummer 01.251277.21 en 01.103162.21 door de politierechter op 5 september 2022 naar de meervoudige kamer zijn verwezen, op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 april 2023.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte onder de hiervoor genoemde parketnummers aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 10 maart 2023 (01.262899.21), 20 september 2021 (01.251277.21 en 26 juli 2021 (01.103162.21).
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01.262899.21 tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 30 september 2021 te Oss opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (een) brandba(a)(re) voorwerp(en) aanwezig in een afvalbak/prullenbak staande in het park tussen het [adres 1] en de [adres 3] aldaar,
althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die/dat brandba(a)(re) voorwerp(en) in die afvalbak/prullenbak geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor een in de directe nabijheid van die afvalbak staande haag, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 25 september 2021 te Oss opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (een) brandba(a)(re) voorwerpen aanwezig in een of meer tegen het pand van basisschool [naam 1] (gelegen aan [adres 4] aldaar) staande afvalcontainer(s)/kliko('s), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die/dat brandba(a)(re) voorwerpen in die afvalcontainer(s)/kliko('s) en/of die afvalcontainer(s)/kliko('s) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor voormeld pand van basisschool [naam 1] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
t.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Oss opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (een) brandba(a)(re) voorwerp(en) aanwezig in een afvalcontainer/prullenbak staande in een fietsenstalling(schuurtje), in elk geval open vuur in aanraking te brengen met (een) brandba(a)r(e) voorwerp(en) aanwezig in een fietsenstalling(schuurtje), althans met een brandbare stof, welke fietsenstalling(schuurtje) was gesitueerd tegen het (losstaande) gymzaalgebouw van de [gebouw 1] (gelegen aan de [adres 5] aldaar), ten gevolge waarvan die/dat brandba(a)(re) voorwerp(en) aanwezig in voormelde afvalcontainer/prullenbak, in elk geval aanwezig in voormelde fietselstalling(schuurtje), geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die/dat fietsenstalling(schuurtje) en/of voormeld gymzaalgebouw van die [gebouw 1] en/of het pand van die [gebouw 1] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
In de zaak met parketnummer 01.103162.21 is aan verdachte tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Oss op/aan de Mettegeupelstraat , op een tijdstip in of omstreeks de periode van 2 augustus 2020 tot en met 3 augustus 2020, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten Gemeente Oss) letsel en/of schade was toegebracht;
t.a.v. feit 2:
primair:
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 augustus 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Oss als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, de Mettegeupelstraat , het Tournooiveld , de Ooijenseweg , de Hertogensingel en/of de Begijnenstraat , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- op/in de Mettegeupelstraat tegen een lantaarnpaal aan te rijden, en/of
- (vervolgens) met hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, over een drempel, gelegen op/in het Tournooiveld te rijden, waardoor, althans mede waardoor er een vonkenregen onder het voertuig van verdachte vandaan kwam en/of het voertuig (deels) los van de grond kwam, en/of
- (vervolgens) met een hoge snelheid over de (onoverzichtelijke) kruising tussen de Ooijenseweg met de Hertogensingel en/of de Begijnenstraat te rijden en/of (daarbij) het rode stoplicht te negeren, en/of
- (vervolgens) met hoge snelheid (tussen de 81 en 92 km/u) te rijden over de Begijnenstraat , en/of
- (vervolgens) met voornoemde hoge snelheid is gebotst tegen de achterzijde van een voor hem rijdend (politie)voertuig, waardoor, althans mede waardoor het voertuig van verdachte (vervolgens) tegen een geparkeerd voertuig ( Suzuki ) is aangereden,

door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks de periode van 2 augustus 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Oss als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, de Mettegeupelstraat , het Tournooiveld , de Ooijenseweg , de Hertogensingel en/of de Begijnenstraat ,
- op/in de Mettegeupelstraat tegen een lantaarnpaal heeft aan gereden, en/of
- (vervolgens) met hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan voor een

veilig verkeer ter plaatse geboden was, over een drempel, gelegen op/in het Tournooiveld heeft gereden, waardoor, althans mede waardoor er een vonkenregen onder het voertuig van verdachte vandaan kwam en/of het voertuig (deels) los van de grond kwam, en/of

- (vervolgens) met een hoge snelheid over de (onoverzichtelijke) kruising tussen de Ooijenseweg met de Hertogensingel en/of de Begijnenstraat heeft gereden en/of (daarbij) het rode stoplicht heeft genegeerd, en/of
- (vervolgens) met hoge snelheid (tussen de 81 en 92 km/u) heeft gereden over de Begijnenstraat , en/of
- (vervolgens) met voornoemde hoge snelheid is gebotst tegen de achterzijde van een voor hem rijdend (politie)voertuig, waardoor, althans mede waardoor het voertuig van verdachte (vervolgens) tegen een geparkeerd voertuig ( Suzuki ) is aangereden,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

t.a.v. feit 3:
hij, op of omstreeks 3 augustus 2020, te Oss, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
In de zaak met parketnummer 01-251277-21 is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2021 te Oss een aansteker, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [Benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten (in de zaak met parketnummer 01.103162.21 onder bewezenverklaring van feit 2 primair).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging:
- bepleit vrijspraak van feit 2 en feit 3 in de zaak met parketnummer 01.262899.21;
- refereert zich wat betreft de overige tenlastegelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van 01.262899.21 feit 2 en 3
Verdachte wordt verweten dat hij op 25 september 2021 brand heeft gesticht bij basisschool [naam 1] aan [adres 4] te Oss (feit 2) en op 29 september 2021 bij de [gebouw 1] aan de [adres 5] te Oss (feit 3).
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte in de tenlastelegging met parketnummer 01.262899.21 onder feit 2 en onder feit 3 is tenlastegelegd.
De rechtbank overweegt daartoe dat niet buiten redelijke twijfel kan worden uitgesloten dat een ander dan verdachte de betreffende branden heeft gesticht. Van belang daarbij acht de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat er in de periode van 16 augustus 2021 tot 27 september 2021 in de gemeente Oss in totaal 13 meldingen van branden zijn geweest. Het merendeel van deze branden betroffen brandstichtingen in afvalbakken, huisvuil, twee auto's en drie scholen. Tevens bleken zes branden alleen bij de brandweer te zijn gemeld en niet bij de politie. Aan een groot aantal van deze branden kan verdachte niet door de politie worden gelinkt en uit de locatiegegevens van de onderzochte telefoon van verdachte blijkt dat hij bij een aantal branden ook niet kan worden gelokaliseerd, terwijl hij deze telefoon naar eigen zeggen altijd bij zich heeft. Dat alleen al doet veronderstellen dat er meer dan één dader verantwoordelijk is voor de brandstichtingen in Oss.
Verdachte heeft de brandstichtingen op 25 en 29 september 2021 ontkend. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de aanvankelijke verklaring van de verdachte bij het onderzoek op de terechtzitting dat hij die branden wel heeft gesticht onvoldoende betrouwbaar is om als een bekentenis aan te merken. Op die verklaring is hij immers later weer teruggekomen. Bovendien hield deze verklaring niet meer in dan de opmerking dat hij de branden had gesticht, maar wist hij bij doorvragen geen enkel concreet antwoord te geven om die verklaring te verduidelijken.
Uit het dossier blijkt weliswaar dat verdachte op 25 september 2021 kort voor het tijdstip van de brand bij Basisschool [naam 1] (feit 2) met zijn telefoon in de buurt van die basisschool is geweest, maar terecht heeft de raadsvrouw van verdachte er op gewezen dat meerdere getuigen verklaren dat zij omstreeks het tijdstip van de brand op 25 september 2021 verschillende personen, niet specifiek verdachte, in de nabijheid van [naam 1] hebben waargenomen. Sommigen van die personen vertoonden verdacht gedrag. De identiteit van deze personen is niet vastgesteld.
Op een hek van de [gebouw 1] (feit 3), in de nabijheid waarvan op 29 september 2021 brand is gesticht, is DNA-materiaal aangetroffen. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit DNA-materiaal onder meer een match oplevert met het DNA van verdachte. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank echter nog geen bewijs op voor het tenlastegelegde nu niet vaststaat op welk tijdstip en op welke wijze dat DNA-materiaal op het hek terecht is gekomen en bovendien de plaats van de brandstichting ook kan worden bereikt op andere wijze dan via het hek. Verdachte verklaart dat hij op 29 september 2021 ’s nachts in de buurt is geweest van de [gebouw 1] , maar dat hij toen van een cafetaria kwam die tot 02.00 uur geopend was en daarna bij de school, waar toen een brand woedde, de door hem gekochte etenswaren heeft genuttigd. Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet op voorhand onaannemelijk. Verdachte heeft consequent verklaard dat hij rond dat tijdstip bij de cafetaria is geweest en uit nader onderzoek van de raadsvrouw is gebleken dat die cafeteria inderdaad tot 02.00 uur geopend is geweest. Deze verklaring is bovendien niet door bewijsmiddelen weerlegd en past evengoed bij de telefoongegevens en het feit dat hij die nacht niet in het [naam pand] was als het scenario dat hij de brand gesticht heeft.
Ander bewijs voor betrokkenheid bij de brandstichtingen zoals onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegd ontbreekt. Het feit dat verdachte wel voor een latere brandstichting wordt veroordeeld (zie hierna bij de bespreking van feit 1) en het gegeven dat verdachte een fascinatie heeft voor vuur kan het vermoeden staven dat hij met de schoolbranden te maken heeft, maar is onvoldoende om het gebrek aan bewijs voor betrokkenheid bij die brandstichtingen te compenseren. Daarbij komt dat die fascinatie ook past bij het scenario dat verdachte als toeschouwer van de branden heeft ‘genoten’.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verdachte weliswaar op enigerlei wijze in verband kan worden gebracht met deze brandstichtingen, maar dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de brandstichtingen heeft gepleegd. Verdachte behoort dan ook van deze tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van 01.262899.21 feit 1
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen en baseert dat op de navolgende bewijsmiddelen. [1]
- een proces-verbaal van bevindingen(
PL2100-2021217571-9), dossier p. 171
Op donderdag 30 september om 02.26 uur was ik, verbalisant werkzaam in Oss.
Verzocht werd om naar de [adres 1] te Oss te gaan. Aldaar zou een prullenbak in brand
gestoken zijn en de melder liep achter een man aan, die de prullenbak aangestoken zou
hebben. Aanrijdend naar de [adres 1] te Oss, belde ik met de melder. Ik hoorde hem zeggen dat hij nog achter de brandstichter liep. Ik hoorde hem zeggen dat de man, nadat hij bij de brandende prullenbak bezig was geweest, via [adres 6] en [adres 7] naar
[adres 8] liep. Ik hoorde de melder zeggen dat de jongen een rugzak op zijn rug
droeg.
In [adres 8] te Oss trof ik, op aangeven van de melder, de man, die bij de brandende prullenbak bezig was geweest. Ik zag dat mijn collega's bij de man bleven staan. Ik ben samen met de melder/getuige naar de brandende prullenbak gegaan en hoorde de
melder/getuige zeggen: "Ik kwam hier net aanfietsen en zag die jongen
bij de prullenbak staan. Ik zag ook dat er rook uit die prullenbak kwam. Ik zag dat
de jongen iets in de rokende prullenbak aan het proppen was. Ik zag dat de jongen mij
op een bepaald moment zag en ik zag dat hij daarna lopend weg ging bij de prullenbak.
Ik heb hem gevolgd en niet uit het oog verloren totdat jullie net bij de jongen
arriveerde".
Ik zag dat de melder mij een prullenbak aanwees op genoemde locatie. Ik zag dat er rook uit de prullenbak kwam. Nadat ik naar de prullenbak gelopen was, zag ik dat er een rugzak op de opening van de prullenbak lag. Ik keek in de prullenbak en zag dat er iets smeulde. Ik zag dat er rook uit de prullenbak bleef komen. Ik zag dat er in de prullenbak een paar schoenen van het merk Cruyff lag en dat er een theedoek in lag die aan het smeulen was. Om het smeulen te doen stoppen heb ik de schoenen en de theedoek verwijderd uit de prullenbak en direct naast de prullenbak gelegd. Ik bekeek de inhoud van de prullenbak. Ik zag dat er bovenop het afval een restje van een brandend goed lag en dat het plastic, van de blauwe vuilniszak, gesmolten was. Ik zag dat de container zwartgeblakerd was.
- een proces-verbaal van bevindingen (BVH nummer: 2021207702), onder meer inhoudende twee foto’s, p. 180, 181:
Op 30 september 2021, omstreeks 02.25 uur, vond er een brandstichting plaats op het [adres 1] te Oss. Aldaar werd brand gesticht in een prullenbak.
Door forensische opsporing werd er een brandonderzoek verricht op het plaats delict, waarbij enkele foto's werden gemaakt.
Op de foto’s is te zien dat de prullenbak nagenoeg tegen de haag aan staat, waardoor er
bij de brandstichting van de prullenbak gemeen gevaar voor goederen is.
- een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict [adres 1] Oss (proces-verbaalnummer PL2100-2021217571-13), p. 279-281:
Op 30 september 2021 om 09:20 uur, startten wij, verbalisanten, met een brandonderzoek naar aanleiding van een brand die plaatsvond aan/in een vuilnisbak welke zich bevond in het plantsoen aan de [adres 1] te Oss. Het plantsoen is vrij toegankelijk en gelegen tussen de [adres 1] , [adres 10] en [adres 6] te Oss.
Bij het plantsoen bevindt zich aan de linkerzijde een verhard pad met aan weerszijde van dit pad struiken en gras. Wij zagen dat de ijzeren afvalbak zwart geblakerd was. Wij zagen dat links naast deze behuizing van de vuilnisbak een zwarte rugzak lag. Wij zagen dat deze rugzak was aangetast door de brand. Wij hebben deze rugzak veiliggesteld en voorzien van SIN AAMV5611NL.
Vervolgens zagen wij dat voor de ijzeren afvalbak een paar zwarte sportschoenen, met
schoenmaat 40, van het merk Cruyff stonden. Wij zagen dat deze schoenen waren aangetast
door de brand. Wij zagen wij dat aan de hiel van de linker schoen een gedeelte van een
laken was versmolten. Wij zagen dat dit laken wit was met een blauwe streep. Dit laken
was voor een groot gedeelte aangetast door de brand. Wij hebben de sportschoenen met het laken veiliggesteld en voorzien van SIN AAMV5612NL.
- een proces-verbaal van bevindingen (PL2100-2021217571-18), p. 182:
Ik, verbalisant, was op donderdag 30 september 2021 aanwezig bij het [naam pand] , gelegen aan de [adres 2] te Oss, zijnde de verblijfplaats van de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Hierbij was een medewerker van het [naam pand] aanwezig. Aan deze medewerker werd een foto getoond van een laken of kussensloop. Ik, verbalisant, heb deze foto ook gezien en zag dat er streep aanwezig was op dit stuk textiel.
Dezelfde dag werd ik gebeld door de medewerker van het [naam pand] , welke eerder ons te woord had gestaan.
Zij deelde mee dat inmiddels voor haar duidelijk was dat op de kussenslopen die het [naam pand] gebruikt een blauwe streep loopt en dat deze verder wit van kleur zijn.
Ze heeft zo'n kussensloop erbij gepakt en was er van overtuigd dat die identiek was
aan hetgeen haar eerder op de foto getoond was.
- een proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer PL2100-2021217571-32), p. 184 en bijlage foto’s 1 en 2, p. 186, 187:
Ik, verbalisant, heb op 24 september 2021 een bezoek gebracht aan [verdachte] in het [naam pand] te Oss. Ik zag dat er twee rugzakken in zijn kamer aanwezig waren. Ik zag dat het een rugzak betrof welke aan de voorzijde bruin van kleur was met een motief. De andere rugzak was geheel zwart van kleur.
Op vrijdag 1 oktober 2021, kreeg ik twee foto's doorgestuurd vanuit de Districts Recherche.
De rugzak op foto 1 was gevonden op de prullenbak waar de brand was geweest.
De rugzak op foto 2 lag op een parkeerplaats nabij waar [verdachte] aangehouden was.
Ik herkende de rugzak met de bruine voorkant en het motief. Deze rugzak is identiek
aan de rugzak welke ik op 24 september 2021 in de kamer van [verdachte] heb zien
staan. Op 1 oktober 2021 zag ik dat de zwarte rugzak die ik eerder in de kamer van [verdachte] had gezien daar nu ook nog aanwezig was.
- een proces-verbaal van biologisch vooronderzoek lab, proces-verbaalnummer PL2100-2021217571-41, p. 284, 286:
Ik, verbalisant, heb in verband met een onderzoek naar een brandstichting te Oss een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendrager:
AAMV5612NL
Schoeisel (Sport)
Merk: Cruyff
Kleur: zwart
Aan de schoen was een gedeeltelijk wit laken vast gebrand.
Ik zag op beide schoenen op de hiel, op de tong en aan de buitenzijde schoen de in licht gekleurde letters de tekst: 'CRUYFF'.
Aan de hak van de rechter schoen zag ik het bovengenoemde stuk stof bevestigd/versmolten zitten. Ik zag dat de schoenen bevuild waren met roet en ik rook een brand lucht. Aan het bovengenoemde stuk stof zag ik zwartrandige beschadigingen als gevolg van open vuur.
Ik heb van de schoenen delen bemonsterd op humane biologische sporen, waaronder:
- beide uiteinde van de veter van de rechter schoen (SIN AAPF3686NL)
Veiliggestelde sporen:
Spoornummer: SIN AAPF3686NL
Relatie met SIN: AAMV5612NL
Plaats veiligstellen: uiteinde van de veters van de rechterschoen.
- een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut DNA-onderzoek naar aanleiding van een brandstichting in Oss op 30 september 2021, zaaknummer 2021.10.26.133 (aanvragen 001 en 002), gedateerd 17 november 2021, p. 291-294:
Politie Eenheid Oost-Brabant heeft verzocht de vier door hen aangeleverde bemonsteringen
en het referentiemateriaal van verdachte [verdachte] te onderwerpen aan een (vergelijkend)
DNA-onderzoek.
Onderstaand referentiemateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
SIN WAAS7741NL: een referentiemonster wangslijmvlies van verdachte [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1999).
Oder meer onderstaande bemonstering is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
SIN AAPF3686NL#01: uiteinde van de veters van de rechterschoen.
SIN AAPF3686NL#01 (uiteinde van de veters van de rechterschoen) bevat DNA-materiaal van minimaal twee personen:
- verdachte [verdachte] :
- minimaal één onbekende persoon.
Voor bemonstering AAPF3686NL#01 (uiteinde van de veters van de rechterschoen) is de
bewijskracht berekend. Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA
bevat van twee niet-verwante personen.
DNA-mengprofiel AAPF3686NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon,
dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van01.251277.21:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en geen vrijspraak is bepleit:

Bewijsbronnen:

I. het einddossier van de regiopolitie Eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam ’s-Hertogenbosch, registratienummer PL2100-2021208845, afgesloten 21 september 2021, voor zover inhoudende:
- het proces-verbaal van aangifte door [Benadeelde partij] , p.3, en bewijsbijlage, p. 5;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 2] , p. 6;
II. de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 april 2023.
Ten aanzien van01.103162.21:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en geen vrijspraak is bepleit:

Bewijsbronnen:

I. het einddossier van de regiopolitie Eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam Maasland, registratienummer PL2100- 2020275308 Z, afgesloten 3 december 2020, voor zover inhoudende:
t.a.v feit 1, feit 2 primair, feit 3:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 11, 12;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 18, 19;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 39;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 3] , p. 41, 42;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 43;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 45;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 46-49;
- het proces-verbaal verkeersongevallen analyse, p. 56, 57, 60, 68, 71, 73.
II. een schriftelijk bescheid, zijnde een formulier checklist psychomotorische test, betreffende verdachte, gedateerd 3 augustus 2021, tijdstip 01:35 uur;
III. de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 april 2023.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 01.262899.21:
t.a.v. feit 1:
op 30 september 2021 te Oss opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare voorwerpen aanwezig in een afvalbak staande in het park tussen het [adres 1] en de [adres 3] aldaar, ten gevolge waarvan die brandbare voorwerpen in die afvalbak geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor een in de directe nabijheid van die afvalbak staande haag te duchten was;
in de zaak met parketnummer 01.103162.21:
t.a.v. feit 1:
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Oss op de Mettegeupelstraat , op 3 augustus 2020, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander (te weten Gemeente Oss) schade was toegebracht;
t.a.v. feit 2:
primair:
op 3 augustus 2020 te Oss als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, de Mettegeupelstraat , het Tournooiveld , de Ooijenseweg , de Hertogensingel en de Begijnenstraat , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- op de Mettegeupelstraat tegen een lantaarnpaal aan te rijden, en
- vervolgens met hoge snelheid over een drempel, gelegen op het Tournooiveld te rijden,
waardoor er een vonkenregen onder het voertuig van verdachte vandaan kwam en het
voertuig deels los van de grond kwam, en
- vervolgens met een hoge snelheid over de onoverzichtelijke kruising tussen de
Ooijenseweg met de Hertogensingel en de Begijnenstraat te rijden en daarbij het rode
stoplicht te negeren, en
- vervolgens met hoge snelheid (tussen de 81 en 92 km/u) te rijden over de Begijnenstraat , en
- vervolgens met hoge snelheid is gebotst tegen de achterzijde van een voor hem rijdend
politievoertuig, waardoor het voertuig van verdachte vervolgens tegen een geparkeerd
voertuig ( Suzuki ) is aangereden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
t.a.v. feit 3:
op 3 augustus 2020 te Oss, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas, waarvan hij wist dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
in de zaak met parketnummer 01-251277-21:
op 19 september 2021 te Oss een aansteker, toebehorende aan [Benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De op te leggen straf(fen)/en of maatregel(en).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
- de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege;
- een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) overeenkomstig
artikel 38zvan het Wetboek van Strafrecht na beëindiging van de TBS-periode
(inhoudende dat verdachte deelneemt aan een ambulante behandeling en/of een ambulant
begeleidingsprogramma).
De officier van justitie vordert daarnaast de gevangenneming van verdachte bij uitspraak.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt op gronden zoals aangegeven in de overgelegde pleitnota (die als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd) aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Kort gezegd is volgens de verdediging de maatregel van terbeschikkingstelling niet aan de orde en kan verdachte met een verlenging van de (bestaande) rechterlijke machtiging of met een (te verlenen) zorgmachtiging voor passende hulp terecht bij forensische GGZ-instelling Huize Padua , al dan niet in een gesloten setting, en biedt een dergelijk verblijf voldoende waarborgen voor de bescherming van de maatschappelijke veiligheid. Een forse voorwaardelijke straf kan verdachte ervan weerhouden zich aan zorg en begeleiding te onttrekken of opnieuw strafbare feiten te plegen. Verwezen wordt naar het advies van psycholoog [persoon 5] zoals verwoord in het door de psycholoog opgemaakte rapport over verdachte van 6 januari 2022.
Indien de rechtbank overweegt aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen, verzoekt de verdediging het onderzoek ter terechtzitting te heropenen en te schorsen om haar in de gelegenheid te stellen alsnog de (nu niet verschenen) deskundige dr. [persoon 6] (psychiater) te horen.

HEROPENING EN SCHORSING VAN HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING.

De rechtbank is bij de beraadslaging tot de conclusie gekomen dat het onderzoek in deze zaak niet volledig is geweest.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Over verdachte is gerapporteerd door de gedragsdeskundigen:
- mw. [persoon 5] , GZ-psycholoog (rapportdatum 6 januari
2022) en (nader) 27 december 2022;
- dr. [persoon 6] (rapportdatum 31 december 2021);
- dr. [persoon 7] , psychiater/psychoanalyticus (rapportdatum 24 december 2022)
en door de reclassering:
- reclasseringsadvies Tbs met voorwaarden door [persoon 8] (rapportdatum 14 maart 2023).
Ter terechtzitting van 19 april 2023 is mw. [persoon 5] als deskundige gehoord.
Beide andere deskundigen hebben (hoewel opgeroepen) bericht verhinderd te zijn.
In het eerste rapport van de deskundige mw. [persoon 5] van 6 januari 2022, uitgebracht in de zaak met parketnummer 01/262899-21 (brandstichtingen) wordt door de deskundige geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
klinische opname van zes maanden, het vervolgens meewerken aan plaatsing in een beschermde woonvorm, ambulante behandeling in een forensische polikliniek, een
meldplicht bij de reclassering en controle op middelengebruik.
De deskundige mw. [persoon 5] heeft in haar tweede rapport van 27 december 2022 over alle tenlastegelegde zaken geconcludeerd dat:
- bij verdachte sprake van een stoornis in het gebruik van lachgas, een autismespectrumstoornis en een cognitieve stoornis/licht verstandelijke beperking;
- het verdachte ontbreekt aan maatschappelijke inbedding, gezien zijn gebrek aan
vaardigheden en coping om adequaat om te gaan met stressvolle factoren;
- deze factoren elkaar op negatieve wijze beïnvloeden en dat de kans dat verdachte wordt
blootgesteld aan destabiliserende factoren, het recidiverisico verhoogt.
Op grond van de ASR wegingslijst worden er nauwelijks tot geen argumenten gezien voor
het toepassen van het jeugdstrafrecht.
Geadviseerd wordt, indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, verdachte een behandeling te laten ondergaan binnen een TBS-maatregel met dwangverpleging.
Een TBS-maatregel met voorwaarden wordt niet haalbaar geacht; verdachte is gezien zijn pathologie niet in staat zich te houden aan voorwaarden.
De deskundige dr. [persoon 7] heeft in zijn rapport van 24 december 2022 over alle tenlastegelegde zaken gerapporteerd. De deskundige concludeert dat in recent PJ-onderzoek bij verdachte diverse stoornissen vastgesteld werden, te weten een autisme spectrum stoornis, een licht verstandelijke beperking en een milde neurocognitieve stoornis van multipele etiologie, met gedragsstoornissen. Ook werd een stoornis in gebruik van lachgas vastgesteld. De deskundige kan niet tot eigen diagnostiek komen maar gaat ervan uit dat deze recent vastgestelde stoornissen nog altijd aanwezig zijn omdat deze stoornissen onomkeerbaar, blijvend en continu aanwezig zijn. De deskundige onthoudt zich van een uitspraak over de doorwerking en de toerekeningsvatbaarheid. Op basis van het dossier kan gesteld worden dat verdachte wel een aantal algemene risicofactoren heeft die het risico op delicten zoals de tenlastegelegde feiten, indien bewezen, verhogen zoals zijn justitiële voorgeschiedenis en zijn middelengebruik. Maar een risicotaxatie die gestoeld is op het delict scenario is niet mogelijk. De deskundige onthoudt zich van een advies omtrent beïnvloedingsmogelijkheden, interventiemogelijkheden en juridisch kader.
De deskundige dr. [persoon 6] heeft in de zaak met parketnummer 01.262899.21 in zijn rapport van 31 december 2021 geadviseerd om verdachte als voorwaarde bij een voorwaardelijk straf(deel) te plaatsen in een kliniek, waar hij geobserveerd en behandeld kan worden, met aansluitend een verblijf in een beschermde omgeving waar er sprake is van 24 uurs zorg.
Op 14 maart 2023 heeft de reclassering een advies over verdachte uitgebracht met betrekking tot de mogelijkheid tot het opleggen van een TBS-maatregel met voorwaarden.
De reclassering schat het risico op recidive en het onttrekken aan voorwaarden als hoog.
De reclassering ziet geen mogelijkheden verdachte een (ambulant) traject aan te bieden met voorwaarden en toezicht en een dergelijk traject zou het risico op recidive verder verhogen.
Verdachte is door zijn meervoudige problematiek niet in staat zich te houden aan afspraken.
Vanwege de onomkeerbare problematiek van verachte is een gedragsbeïnvloedende en
vrijheidsbeperkende maatregel na beëindiging van de TBS periode waarmee (klinische) zorg/behandeling en begeleiding gecontinueerd kan worden, aangewezen.
Ter terechtzitting van 19 april 2023 heeft de verdediging -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat er op 8 december 2022 een intake met verdachte heeft plaatsgevonden bij Huize Padua en verdachte daar geplaatst kan worden. De instelling wacht echter een beslissing in deze strafzaak af alvorens tot opname over te gaan.
Verdachte wordt reeds een jaar lang door die instelling begeleid en die begeleiding is ook mogelijk in een gesloten settting, zowel voor personen met een verstandelijke beperking als met persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte kan daar met een reeds afgegeven en inmiddels op 23 december 2022 verlengde zorgmachtiging terecht.
De deskundige mw. [persoon 5] (psycholoog) heeft ter terechtzitting bij haar conclusies en advies zoals verwoord in haar rapport van 27 december 220 gepersisteerd. Zij was niet bekend met Huize Padua , maar stelt dat een zorgmachtiging niet gericht is op terugdringen van het recidiverisico en dat verdachte de behandeling en beveiliging die het tbs-kader mogelijk maken nodig heeft.
De overwegingen van de rechtbank.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 19 april 2023 het onderzoek gesloten.
Na beraadslaging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de rechtbank onvoldoende is voorgelicht betreffende de persoon van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek met betrekking tot de persoon van verdachte nog niet volledig is geweest.
Mede tegen de achtergrond van de hiervoor uiteengezette vrijspraak ten aanzien van de twee zwaarste verdenkingen en gelet op hetgeen de raadsvrouw van verdachte heeft opgeworpen over een eventuele plaatsing bij Huize Padua is de rechtbank van oordeel dat er nader onderzoek dient plaats te vinden naar dat alternatief of andere alternatieven voor de
TBS-maatregel.
De rechtbank zal de officier van justitie opdragen hiernaar door de reclassering nader onderzoek te laten doen en de rechtbank van de uitkomst daarvan op de hoogte te brengen.
Ook dient psychiater [persoon 6] de vraag te worden voorgelegd of hij, mede gelet op de bewezenverklaring waartoe de rechtbank in deze zaak komt, een nader advies kan geven over de in zijn ogen meest geschikte afdoeningsmodaliteit. Daarbij acht de rechtbank het wenselijk dat psychiater [persoon 6] de beschikking krijgt over de rapportages van psychiater [persoon 7] en psycholoog [persoon 5] , alsmede de hiervoor genoemde informatie met betrekking tot een eventuele plaatsing bij Huize Padua .
Deze zelfde vraag dient te worden voorgelegd aan psycholoog [persoon 5] , eveneens nadat zij is geïnformeerd over de uitkomst van het nadere onderzoek naar de meest passende behandeling van verdachte, waaronder de optie van een eventuele plaatsing in Huize Padua .
Afhankelijk van de beantwoording van bovenstaande vragen kan in overleg tussen de raadsvrouw van verdachte, de officier van justitie en de voorzitter besloten worden of en zo ja, welke deskundigen tijdens een nadere zitting nog gehoord dienen te worden.
De rechtbank zal het onderzoek heropenen en voor onbepaalde tijd schorsen. De rechtbank wijst aldus het (voorwaardelijk) verzoek van de verdediging tot aanhouding van de behandeling van de zaak toe.
Mede gelet op de bewezenverklaring ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om de gevangenneming van verdachte te bevelen, zoals door de officier van justitie is gevorderd. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.

De vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij] (01.251277.21).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert gehele toewijzing van de vordering met toekenning van de wettelijke rente en toepassing van de matregel tot schadevergoeding.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beslissing van de rechtbank.
De rechtbank zal gelet haar beslissing tot heropening en schorsing van het onderzoek, haar beslissing op de vordering van de benadeelde partij aanhouden. Bij eindvonnis zal op de vordering worden beslist.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 01.262899.21 onder feit 2 en onder feit 3 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01.262899.21 onder feit 1, het in de zaak met parketnummer 01.251277.21 en het in de zaak met parketnummer 01.103162.21 onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
in de zaak met parketnummer 01.262899.21 onder feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
in de zaak met parketnummer 01.103162,21:
onder feit 1:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onder a van de Wegenverkeerswet 1994;
onder feit 2 primair:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
onder feit 3:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
in de zaak met parketnummer 01.103162.21:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Beslist verder als volgt:

-
wijst afde vordering tot gevangenneming van verdachte;
-
heropenthet onderzoek;
-
schorsthet onderzoek voor onbepaalde tijd (in overleg met de voorzitter aan te brengen op een zitting van dezelfde rechters);
-
beveeltde officier van justitie nader onderzoek te laten verrichten (door de reclassering) naar de meest geschikte afdoeningsmodaliteit, mede gelet op de bewezenverklaring, waaronder de TBS-maatregel, de mogelijkheid van een eventuele plaatsing van verdachte bij Huize Padua en eventuele andere alternatieven en de rechtbank daarvan op de hoogte te brengen voorafgaand aan de nader te bepalen terechtzitting;
-
beveeltde officier van justitie zorg te dragen dat psychiater dr. [persoon 6] de beschikking krijgt over de rapportages van psychiater dr. [persoon 7] en psycholoog mw. [persoon 5] , alsmede de hiervoor genoemde informatie met betrekking tot een eventuele plaatsing bij Huize Padua . Daarbij dient hem de vraag te worden voorgelegd of hij, mede gelet op de bewezenverklaring waartoe de rechtbank in deze zaak komt, een nader advies kan geven over de in zijn ogen meest geschikte afdoeningsmodaliteit.
-
beveeltde officier van justitie deze zelfde vraagstelling voor te leggen aan psycholoog mw. [persoon 5] , eveneens nadat zij is geïnformeerd over de uitkomst van het nadere onderzoek naar de meest passende behandeling van verdachte, waaronder de optie van een eventuele plaatsing in Huize Padua .
Afhankelijk van de beantwoording van bovenstaande vragen kan in overleg tussen de raadsvrouw van verdachte, de officier van justitie en de voorzitter besloten worden of en zo ja, welke deskundigen tijdens een nadere zitting nog gehoord dienen te worden.
De nader uit te brengen rapportages dienen aan het dossier te worden toegevoegd en voorafgaand aan de nader te bepalen terechtzitting aan de verdediging ter beschikking gesteld te worden.
-
beveeltde oproeping van verdachte tegen het tijdstip van de nadere terechtzitting, met kennisgeving van dat tijdstip aan de raadsvrouw van verdachte, mr. [persoon 9] , advocaat te Eindhoven.
Stelt de stukken met dat doel in handen van de officier van justitie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 03 mei 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders wordt aangegeven, maken de hierna te noemen pagina’s deel uit van het einddossier van de regiopolitie Eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, onderzoeksnaam [naam 2] .Eind/Devon OB1R021106, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, afgesloten 4 mei 2022.