ECLI:NL:RBOBR:2023:2036

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
29 april 2023
Zaaknummer
WR 23/006
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan feiten en omstandigheden die onpartijdigheid van de rechter aantonen

Op 1 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die op 14 juni 2022 beroep had ingesteld tegen een beslissing van het UWV. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2023 overhandigde verzoekster haar wrakingsverzoek aan de rechter, mr. D.J.M. van de Voort. In haar verzoek stelde zij dat er ernstige twijfels bestonden over de onpartijdigheid van de rechters en officieren van justitie, en dat er geen bevoegdheid zou zijn voor de rechters en officieren omdat de rechtbanken volgens haar pas sinds 2021 zouden bestaan.

De rechter reageerde op het wrakingsverzoek door te stellen dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn onpartijdigheid in gevaar zouden kunnen brengen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster geen relevante feiten had aangedragen die konden wijzen op partijdigheid van de rechter. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen, maar in dit geval was er geen aanleiding voor een behandeling van het verzoek ter zitting.

De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking ongegrond was en wees dit af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing, zoals bepaald in artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Oost-Brabant

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 23/006
Beslissing van 1 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. D.J.M. van de Voort,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1. Verzoeker heeft op 14 juni 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen de beslissing op bezwaar van het UWV van 5 mei 2022. Deze zaak is bekend onder het zaaknummer 22/1335. De mondelinge behandeling van deze zaak was op de zitting van 8 februari 2023. Tijdens deze mondelinge behandeling heeft verzoekster de rechter zijn schriftelijke wrakingsverzoek overhandigd.

2.Het wrakingsverzoek en de reactie van de rechter daarop

2.1
Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat er ernstig getwijfeld wordt aan de onpartijdigheid en bevoegdheid van de rechters en officieren. Vanuit Jurisprudentie Juridisch Kantoor Plate kan worden aangetoond dat het gebouw waar het OM gezeteld is, niet bestaat. Verder heeft verzoekster vernomen dat de officieren van justitie als politieagenten natuurlijke personen zijn waardoor zij geen bevoegdheden hebben. De uitspraak van de rechtspraak en de bevestiging van de Kamer van Koophandel bewijst dat alle rechtbanken bestaan vanaf 2021, aldus verzoekster. Volgens haar worden er uitspraken gedaan, terwijl er geen bevoegdheid is van rechters of officieren van justitie.
2.2
In reactie op het wrakingsverzoek heeft de rechter aangegeven dat hij in het wrakingsverzoek van verzoekster geen feiten en omstandigheden leest waardoor zijn rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.

3.De beoordeling

3.1
Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.3
De wrakingskamer kan het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond verklaren indien het wrakingsverzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter (artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant).
3.4
Naar het oordeel van de wrakingskamer is hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht op geen enkele manier te relateren aan de rechter. Verzoekster heeft aan haar verzoek tot wraking in het geheel geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd die een aanwijzing zouden kunnen opleveren voor het aannemen van partijdigheid van de rechter.
3.5
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter, mr. J.M.J. Godrie en
mr. G.J. Roeterdink, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier, en in openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb).