ECLI:NL:RBOBR:2023:2035

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
29 april 2023
Zaaknummer
WR23/004
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter en de gehele rechtbank Oost-Brabant

Op 1 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich gedagvaard voelde door de besloten vennootschappen [naam] B.V. en Advocatenkantoor [naam] B.V. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een mondelinge behandeling die op 26 januari 2023 had plaatsgevonden. Verzoeker stelde dat hij niet alleen de rechter, mr. J.P.M. van der Ham, maar de gehele rechtbank Oost-Brabant wraakte, omdat hij meende dat er sprake was van eenzijdigheid, partijdigheid en corruptie binnen de rechtbank. Hij voerde aan dat hij in de afgelopen drie jaar onrecht was aangedaan en eiste een onafhankelijk onderzoek naar de betrokken rechters.

De rechter reageerde op het wrakingsverzoek en gaf aan dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. De wrakingskamer oordeelde dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen de individuele rechter die de hoofdzaak behandelt. Het verzoek tot wraking van de gehele rechtbank werd daarom niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het verzoek tot wraking van de rechter werd afgewezen, omdat verzoeker geen relevante feiten of omstandigheden had aangedragen die duidden op partijdigheid.

De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking van de gehele rechtbank en wees het verzoek tot wraking van de rechter af. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 maart 2023, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Oost-Brabant

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 23/004
Beslissing van 1 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek op grond van artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv)
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.P.M. van der Ham,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1. Verzoeker is gedagvaard door de besloten vennootschappen [naam] B.V. en Advocatenkantoor [naam] B.V. Deze zaak is bekend onder zaak- en rolnummer [nummer] . De mondelinge behandeling in deze zaak was op 26 januari 2023. Nadat de zaak is uitgeroepen, maar voordat de mondelinge behandeling daadwerkelijk is gestart, heeft verzoeker aan de kantonrechter zijn schriftelijke wrakingsverzoek overhandigd.

2.Het wrakingsverzoek en de reactie van de rechter daarop

2.1
Uit het veertien pagina’s tellende schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker maakt de wrakingskamer op dat verzoeker, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd. Verzoeker wraakt niet alleen de rechter, maar de gehele rechtbank. Naar zijn mening is alles eenzijdig, zeer partijdig en corrupt. Volgens verzoeker is hem de afgelopen drie jaar veel onrecht aangedaan. Verzoeker meent dat hij feitelijk en juridisch onterecht wordt beschuldigd en kapot gemaakt door de vele corrupte rechters van de rechtbank Oost-Brabant. Zo hebben onder meer kortgeding-rechters meerdere malen partijdig gehandeld en vonnissen uitgedeeld, beslagleggingen opgelegd en deurwaarders ingeschakeld. Ook zou de wrakingskamer verzoeker niet serieus hebben genomen en hebben zijn advocaten hem laten vallen. Hij eist dan ook een eerlijk, gerechtelijk en onafhankelijk onderzoek naar alle betrokkenen in zijn gehele dossier. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst verzoeker naar diverse procedures en gebeurtenissen in deze procedures.
2.2
In zijn brief van 14 februari 2023 geeft de rechter in reactie op het wrakingsverzoek aan dat er naar zijn mening geen feiten of omstandigheden zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Volgens de rechter voert verzoeker geen feiten of omstandigheden aan die betrekking hebben op de rechter; verzoeker schrijft enkel over de rechtspraak in zijn algemeenheid. Het wrakingsverzoek dient dan ook te worden afgewezen.

3.De beoordeling

Ten aanzien van de wraking van de gehele rechtbank
3.1
Voor zover het verzoek tot wraking gericht is tegen de gehele rechtbank Oost-Brabant en daarmee tot anderen dan de rechter, overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.2
Artikel 36 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de (hoofd)zaak behandelt. Een wrakingsverzoek kan alleen betrekking hebben op de rechter(s) die de (hoofd)zaak behandelt (behandelen). De hoofdzaak wordt in dit geval behandeld door de rechter. Het wrakingsverzoek, voor zover het is gericht tegen alle andere leden van de rechtbank, is dus geen wrakingsverzoek in de zin van de wet en verzoeker is daarom niet-ontvankelijk in dit deel van zijn verzoek. Dit betekent dat ook de rechters van deze wrakingskamer als leden van de rechtbank Oost-Brabant door dit deel van het wrakingsverzoek niet worden geraakt.
Ten aanzien van de wraking van de rechter
3.3
Zoals hiervoor overwogen bepaalt artikel 36 Rv dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.4
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.5
De wrakingskamer kan het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond verklaren indien het wrakingsverzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter (artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant).
3.6
Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht op geen enkele manier te relateren aan de rechter. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking in het geheel geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd die een aanwijzing zouden kunnen opleveren voor het aannemen van partijdigheid van de rechter. Dat de rechter zou hebben geprobeerd verzoeker kapot te maken of onrecht aan te doen, is de rechtbank in het geheel niet aannemelijk geworden uit hetgeen verzoeker heeft aangevoerd.
3.7
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de gehele rechtbank Oost-Brabant;
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter, mr. T. van de Woestijne en mr. J.H.L.M. Snijders, leden, in tegenwoordigheid van, mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier, en in openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 39, vijfde lid, Rv).