In deze zaak gaat het om de beëindiging van een uitzendovereenkomst tussen Orion Engineering B.V. en [verzoeker], die plaatsvond terwijl [verzoeker] arbeidsongeschikt was. De kantonrechter moest beoordelen of de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Orion rechtsgeldig was, gezien het opzegverbod tijdens ziekte. De procedure begon met een verzoekschrift van [verzoeker] op 3 januari 2023, waarin hij de vernietiging van de opzegging van 19 oktober 2022 vroeg, alsook herstel van de arbeidsovereenkomst en betaling van loon. Orion voerde verweer en stelde dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd op verzoek van de inlener, Neways, en dat de opzegging niet in strijd was met het opzegverbod.
De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd, omdat de beëindiging het gevolg was van een verzoek van de inlener en niet van de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker]. De rechter wees de verzoeken van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging en herstel van de arbeidsovereenkomst af. Wel werd [verzoeker] een restant van de transitievergoeding van € 13,98 bruto toegewezen, omdat hij niet de juiste berekening had gemaakt van de verschuldigde vergoeding. De rechter oordeelde dat er geen grond was voor een billijke vergoeding, omdat er geen ernstig verwijtbaar handelen van Orion was aangetoond. De proceskosten werden verdeeld, waarbij ieder partij zijn eigen kosten droeg.