In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 april 2023 een beschikking gegeven in het kader van een voorlopige voorziening met betrekking tot echtscheiding en partneralimentatie. De vrouw verzocht de rechtbank om de man te verplichten tot het betalen van € 3.502,00 bruto per maand aan partneralimentatie, met ingang van 1 januari 2023. De man voerde verweer en stelde dat hij al zijn lasten voor de echtelijke woning betaalde en dat de vrouw in staat was om zelf een inkomen te genereren. De rechtbank heeft de situatie van partijen beoordeeld en vastgesteld dat de vrouw een huwelijksgerelateerde behoefte had van € 3.313,00 netto per maand, maar dat haar eigen inkomen uit onderneming slechts € 655,00 netto per maand bedroeg. De rechtbank oordeelde dat de man met ingang van de datum van de beschikking € 3.494,00 per maand aan partneralimentatie moest betalen. De rechtbank hield geen rekening met het woonbudget, maar met de werkelijke hypotheekrente en additionele woonlasten, die lager waren dan het woonbudget. De rechtbank concludeerde dat de man voldoende draagkracht had om deze alimentatie te betalen en dat de kosten van de procedure door elk van de partijen zelf gedragen moesten worden.