ECLI:NL:RBOBR:2023:1645

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/01/390510 / KG ZA 23-77
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan levering van een perceel op een bedrijventerrein in Zaltbommel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [eiseres] B.V. en de gemeente Zaltbommel. De vordering van [eiseres] betreft de medewerking van de gemeente aan de levering van een perceel op een bedrijventerrein in Zaltbommel. De gemeente is veroordeeld om binnen 20 dagen na de uitspraak te verschijnen bij een notaris en haar medewerking te verlenen aan de notariële aktes van levering. De achtergrond van de zaak ligt in een koopovereenkomst tussen [eiseres] en de gemeente, waarbij [eiseres] haar huidige perceel aan de gemeente zal overdragen in ruil voor het Perceel. De gemeente had echter geweigerd om mee te werken aan de levering vanwege door [A] B.V. gelegde beslagen op het Perceel. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente haar verplichtingen uit de koopovereenkomst moet nakomen, ongeacht de uitkomst van de bodemprocedure tussen de gemeente en [A]. De gemeente is als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/390510 / KG ZA 23-77
Vonnis in kort geding van 11 april 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. D. Bercx te Nijmegen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZALTBOMMEL,
zetelend te Zaltbommel,
gedaagde,
advocaat mr. J.P.M. van Beers te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 maart 2023
  • de akte van 23 maart 2023 houdende wijziging eis met drie producties
  • de mondelinge behandeling die plaats heeft gevonden op 27 maart 2023. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met het kort geding tussen [eiseres] en [A] B.V., zaaknummer C/01/390509 / KG ZA 23/76
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van de gemeente.
1.2.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter vonnis bepaald op een termijn van twee, uiterlijk drie weken.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert een handel- en transportbedrijf in grondstoffen voor de bouw (voornamelijk zand en grind) vanaf zijn bedrijfsperceel aan de [adres] te [plaats] .
2.2.
Het perceel vanaf waar [eiseres] haar onderneming exploiteert, ligt aan de rand van een woonwijk en er is geen mogelijkheid de onderneming verder uit te breiden op het huidige perceel. [eiseres] en de gemeente zijn daarom al sinds langere tijd (vanaf ca. 2003) met elkaar in overleg over het verplaatsen van de onderneming van [eiseres] naar een (ander) bedrijventerrein.
2.3.
[A] B.V. (hierna: [A] ) is een aannemingsbedrijf en houdt zich onder andere bezig met gebiedsontwikkeling. In juli 2008 zijn [A] en de gemeente een samenwerkingsovereenkomst met elkaar aangegaan, waarvan het doel is de realisatie van een bedrijventerrein [bedrijventerrein] te [plaats] . In de samenwerkingsovereenkomst heeft [A] zich onder andere verplicht om verschillende percelen op dat terrein bouwrijp te maken en deze ter beschikking te stellen aan de gemeente.
2.4.
De onderhandelingen tussen [eiseres] en de gemeente spitsten zich toe op een minnelijke onteigening waarbij het (huidige) perceel van [eiseres] wordt overgedragen aan de gemeente en [eiseres] haar onderneming zou verplaatsen en voortzetten op een ander perceel binnen de gemeente. Voor de verplaatsing van de onderneming van [eiseres] kwamen twee percelen op het bedrijventerrein [bedrijventerrein] in aanmerking.
In dat kader is de gemeente met [A] in een allonge op de samenwerkingsovereenkomst overeengekomen dat, indien [eiseres] niet voor 24 april 2021 van de mogelijkheid gebruik zou maken om twee percelen (hierna tezamen genoemd het Perceel) op het bedrijventerrein [bedrijventerrein] van de gemeente aan te kopen, de gemeente aan [A] het eerste recht van aankoop op die percelen zou verlenen.
2.5.
Bij per e-mail verzonden brief van 16 april 2021 (bijlage bij productie 11 bij dagvaarding) heeft de gemeente aan [eiseres] in het kader van de onderhandelingen over de minnelijke onteigening twee mogelijkheden geboden voor de verplaatsing van de onderneming van [eiseres] naar het Perceel. De inhoud van de brief luidt – voor zover van belang – als volgt:
‘(…)
De afgelopen weken is er veelvuldig onderhandeld over de verplaatsing van uw bedrijf naar het bedrijventerrein [bedrijventerrein] in [plaats] . Inmiddels begint de tijd te dringen en wij moeten voor 23 april tot overeenstemming komen. Indien er geen overeenkomst ligt, zijn wij verplicht om de beschikbare bouwkavel op het bedrijventerrein [bedrijventerrein] in [plaats] aan te bieden aan de ontwikkelaar. (…)
(…)
Mogelijkheid 1: Instemmen met derde taxateur
(…)
Deze derde deskundige bepaalt de totale schadeloosstelling in het kader van een bedrijfsverplaatsing op basis van de onteigeningswet.
Wij hebben via uw adviseur begrepen dat u niet instemt met bovengenoemd voorstel. Mocht u echter toch kiezen voor deze mogelijkheid dan hebben wij ook overeenstemming over de koop van de bouwkavel op bedrijventerrein [bedrijventerrein] (…)
(…)
Mogelijkheid 2: instemmen met voorstel gemeente Zaltbommel
De bouwkavel op bedrijventerrein [bedrijventerrein] (…) wordt geruild tegen uw vastgoed (…). Het uitgangspunt is een schadeloosstelling van € 1.350.000,- kosten koper voor uw vastgoed en een koopsom voor de bouwkavel van eveneens € 1.350.000,- kosten koper en exclusief omzetbelasting. De omzetbelasting van de kavel wordt bij u in rekening gebracht. Een ander uitgangspunt is dat de grond van uw vastgoed niet verontreinigd is.
Gezamenlijk communiceren wij richting de ontwikkelaar (gemeente,
vrzr) op 23 april 2021, dat deze overeenkomst is gesloten.
(…)’
2.6.
Bij brief van 21 april 2021 (bijlage bij productie 11 bij dagvaarding) heeft mr. Bercx namens [eiseres] aan de gemeente het volgende – voor zover van belang – medegedeeld:
‘(…)
Namens cliënte [eiseres] B.V., gevestigd te [plaats] bericht ik u dat cliënte instemt met het voorstel (genoemd ‘mogelijkheid 2’) zoals opgenomen in uw brief aan cliënte van 16 april 2021.
(…)
Cliënte stemt graag met u af hoe u de projectontwikkelaar van de nieuwe locatie bericht dat partijen overeenstemming hebben. Naar cliënte aanneemt zal na 23 april 2021 met uw gemeente een koopovereenkomst worden opgesteld, waarin alle punten met elkaar worden vastgelegd. (…).
Cliënte wenst in de koopovereenkomst de volgende aspecten in ieder geval vast te leggen.
(…)
5.
Het gehele terrein [bedrijventerrein] is kwaliteit schoon (AW2000) maar het voor cliënte beoogde terrein is volgens het verkennend bodemonderzoek van kwaliteit indicatief industrie – boorpunt 708.
Dat betekent volgens cliënte dat afvoer van de grond die vrijkomt na het ontgraven van de bouwput en verlaging waar verharding komt tegen een hoge prijs afgevoerd moet worden vanwege deze kwaliteit.
Als oplossing daarvoor wil cliënte het volgende voorstellen: het ontgraven en afvoeren/transport van de grond lager in klasse dan AW 2000 doet zij voor haar rekening; de gemeente zal op haar beurt deze grond om niet ontvangen op de locatie afdekking vuilstort Poederoijen.
(…)’
2.7.
Per e-mail van 22 april 2021 (bijlage bij productie 11 bij dagvaarding) heeft de gemeente aan [eiseres] een brief gestuurd met – voor zover van belang – de volgende inhoud:
‘(…)
Op 21 april 2021 hebben wij uw brief ontvangen waarin wij twee mogelijkheden hebben beschreven inzake de verplaatsing van uw bedrijf. In de brief geeft u aan dat u instemt met mogelijkheid 2. Wij zijn daar erg blij mee en vinden het fijn dat wij tot overeenstemming zijn gekomen. (…)
Aangepaste voorwaarden
In onze brief hebben wij aangegeven dat de bodem aan de [straat] niet verontreinigd wordt opgeleverd. U geeft aan dat de bodem als industriegrond wordt opgeleverd. Wij kunnen ons daarin vinden maar, er mag geen sprake zijn van ernstig geval van bodemverontreiniging. (…)
De kavel op het bedrijventerrein wordt bouwrijp opgeleverd. Indien het voor u wenselijk is om het perceel gedeeltelijk uit te graven, kan dat. De grond die vrijkomt moet worden afgevoerd. Net als bij de verkoop van andere bouwkavels komen deze kosten voor rekening van de koper. Dit is in lijn met ons aanbod uit de brief van 16 april. De grond kunt u wel tegen betaling storten op de locatie vuilstort Poederoijen.
(…)
Tot slot
De komende weken werken wij in overleg met u de koopovereenkomst uit met de bijbehorende details en streven ernaar om voor 1 juni 2021 de overeenkomst te ondertekenen.
(…)’
2.8.
Bij e-mailbericht van 22 april 2022 (bijlage bij productie 11 bij dagvaarding) aan de gemeente reageert mr. Berckx op de brief van de gemeente – voor zover van belang – als volgt:
‘(…)
In uw brief gaat het nog om de bodemkwaliteit van de huidige locatie van cliënte. Zij onderschrijft uw standpunt dat daar geen sprake mag zijn van ernstige bodemverontreiniging. Voor wat betreft de nieuwe locatie stelt u dat het afvoeren van licht verontreinigde grond voor rekening van cliënte zou zijn. Cliënte is het daar echter niet mee eens en handhaaft haar standpunt zoals gedaan in haar brief aan u van 21 april 2021.
Het voorgaande neemt niet weg dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten. Zoals ik met mevrouw [B] van uw gemeente besprak zal dit onderwerp nog verder aan de orde komen bij het uitwerken van de koopovereenkomst en is het streven en de verwachting dat partijen ook dit punt nog weten op te lossen. Het zal geen breekpunt zijn in het kader van de uitwerking van de gesloten koopovereenkomst.
(…)’
2.9.
Op 22 april 2021 heeft de gemeente aan [A] een e-mailbericht gestuurd met als bijlage een brief (bijlage bij productie 10 bij dagvaarding) met – voor zover van belang – de volgende inhoud:
‘(…)
In navolging op de eerdere communicatie over het uitstel van artikel 13.4 van de allonge behorende bij de exploitatieovereenkomst uit 2008 sturen wij u deze brief.
Koopovereenkomst
Op 22 april is er tussen de gemeente Zaltbommel en [eiseres] BV een koopovereenkomst tot stand gekomen. [eiseres] BV koopt van de gemeente Zaltbommel het kadastrale perceel gemeente [plaats] , [perceelnummer] ter grootte van 10.002 m2. (…)
(…)’
In het e-mailbericht van de gemeente staat verder dat de adviseur van [eiseres] (mr. Bercx,
vrzr) de koop heeft bevestigd. Deze bevestiging (per e-mailbericht van 22 april 2021) is mee gestuurd onder de mail van de gemeente aan [A] . In het e-mailbericht aan de gemeente schrijft mr. Bercx het volgende:
‘(…)
Hierdoor bevestig ik als advocaat van [eiseres] B.V. dat de inhoud van uw bijgaande brief aan [A] juist is.
(…)’
2.10.
Bij verzoekschrift van 26 november 2021 heeft [A] aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland verzocht verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir beslag tot levering en conservatoir verhaalsbeslag ten laste van de gemeente op het Perceel te [plaats] .
In het verzoekschrift heeft [A] ter onderbouwing van het beslag tot levering gesteld – zakelijk weergegeven – dat zij een eerste recht tot aankoop heeft op het Perceel uit hoofde van de tussen [A] en de gemeente gesloten samenwerkingsovereenkomst tenzij [eiseres] voor 24 april 2021 gebruik zou maken van de mogelijkheid tot aankoop van het Perceel. [A] stelt zich op het standpunt dat [eiseres] van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt omdat tussen haar en de gemeente niet voor 24 april 2021 een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het Perceel. De gemeente is daarom verplicht om het eerste recht tot aankoop aan [A] te verlenen.
Ter onderbouwing van het verhaalsbeslag stelt [A] – kort samengevat – dat de gemeente op basis van artikel 13.4 sub c van de samenwerkingsovereenkomst een direct opeisbare boete verbeurt nu zij de verplichting ten aanzien van het verlenen van het eerste recht tot aankoop aan [A] niet nakomt en [A] onjuist heeft geïnformeerd.
2.11.
Naar aanleiding van bovenstaand verzoek heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland op 26 november 2021 verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag tot levering en van conservatoir verhaalsbeslag op het Perceel. De beslagen zijn op 30 november 2021 gelegd.
2.12.
Op 29 november 2021 zijn de uitgewerkte koopovereenkomsten tot stand gekomen met betrekking tot de verkoop door de gemeente aan [eiseres] van het Perceel en met betrekking tot de verkoop door [eiseres] aan de gemeente van het terrein waarop [eiseres] (tot op heden) gevestigd is. De overeenkomsten zijn ondertekend door [eiseres] .
2.13.
Op 13 december 2021 heeft [A] de gemeente gedagvaard in de bodemzaak (zaaknummer C/01/377530 21-850). Primair vordert [A] een verklaring voor recht dat zij op grond van artikel 13.4 van de allonge het eerste recht tot aankoop van het Perceel heeft verworven en dat dit recht haar toekomt. Verder vordert [A] nakoming (door de gemeente) van artikel 13.4 van de samenwerkingsovereenkomst, in die zin dat de gemeente wordt veroordeeld het voornemen tot verkoop aan [A] per aangetekend schrijven kenbaar te maken op straffe van een dwangsom. Voorts vordert [A] om, indien de gemeente het Perceel in eigendom heeft overgedragen aan een ander dan [A] , de gemeente te veroordelen tot betaling van de in artikel 13.4 onder c van de samenwerkingsovereenkomst opgenomen boete.
Subsidiair vordert [A] betaling van de boete ter hoogte van de verkoopsom van het Perceel, dan wel ter hoogte van de marktconforme koopsom van het Perceel.
2.14.
De gemeente heeft op 9 februari 2022 een conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie ingediend in de bodemzaak. In reconventie vordert de gemeente opheffing van de op het Perceel gelegde beslagen.
[eiseres] heeft zich in de bodemprocedure gevoegd aan de zijde van de gemeente en heeft op 1 juni 2022 een conclusie van antwoord in conventie ingediend.
Op 16 juni 2023 vindt de mondelinge behandeling ter zitting in de bodemprocedure plaats.
2.15.
Op 19 april 2022 heeft de provincie Gelderland aan [eiseres] , die naast bestuurder van [eiseres] ook lid is van de gemeenteraad van Zaltbommel, een ontheffing ex artikel 15 van de Gemeentewet verleend, waarmee toestemming wordt gegeven voor de aankoop van het Perceel van de gemeente Zaltbommel.
2.16.
Op 27 oktober 2022 is aan [eiseres] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van nieuwbouw op het Perceel. De vergunning is op 9 december 2022 onherroepelijk geworden.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na eiswijzing samengevat –:
Primair:
de gemeente te veroordelen om binnen tien dagen nadat bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, de op het Perceel gelegde beslagen zijn opgeheven, te verschijnen bij een notaris van Hekkelman N.V. en haar medewerking te verlenen aan het verlijden van de notariële aktes van levering, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag met een maximum van € 250.000,- voor iedere dag na de genoemde tien dagen dat de gemeente nalaat aan de veroordeling te voldoen, en de gemeente te veroordelen in de kosten van deze procedure;
Subsidiair:
de gemeente te veroordelen om binnen tien dagen nadat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de tussen partijen aanhangige bodemprocedure (rechtbank Oost-Brabant, C/01/377530 21-850), de op het Perceel gelegde beslagen zijn opgeheven, te verschijnen bij een notaris van Hekkelman N.V. en haar medewerking te verlenen aan het verlijden van de notariële aktes van levering, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag met een maximum van € 250.000,- voor iedere dag na de genoemde tien dagen dat de gemeente nalaat aan de veroordeling te voldoen, en de gemeente te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan deze vorderingen heeft [eiseres] – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
Tussen [eiseres] en de gemeente bestaat een overeenkomst op grond waarvan [eiseres] zijn huidige perceel aan de gemeente zal overdragen tegen verkrijging door [eiseres] van het Perceel. [eiseres] verkrijgt een schadeloosstelling van € 1.350.000,- voor zijn perceel en de koopsom voor het Perceel bedraagt € 1.350.000,-. Partijen hebben afgesproken dat de notariële levering van het perceel van [eiseres] aan de gemeente plaats zal vinden uiterlijk twee maanden nadat de omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden. De omgevingsvergunning is op 9 december 2022 onherroepelijk geworden. Met betrekking tot de levering van het Perceel hebben partijen afgesproken dat de gemeente dit levert aan [eiseres] binnen een week na de notariële overdracht van het terrein van [eiseres] aan de gemeente. Aldus had de notariële levering van het Perceel aan [eiseres] uiterlijk op 16 februari 2023 moeten plaatsvinden.
Vanwege de door [A] op het Perceel gelegde beslagen weigert de gemeente mee te werken aan de notariële levering van beide percelen. De gemeente heeft bovendien verklaard dat zij, ook indien de beslagen in het kort geding tussen [eiseres] en [A] worden opgeheven, niet zonder meer zal meewerken aan de notariële levering van de onroerende zaken. De gemeente heeft aan [eiseres] te kennen gegeven dat, zelfs wanneer het in de bodemprocedure tussen de gemeente en [A] tot een eindvonnis is gekomen en [A] in het ongelijk wordt gesteld, zij niet bereid is mee te werken aan notariële levering zolang dit eindvonnis niet onherroepelijk is.
Van [eiseres] kan niet gevergd worden dat zij de uitkomst van de bodemprocedure tussen [A] en de gemeente afwacht, en mogelijk nog langer zolang er geen onherroepelijke uitspraak is. Nu de mondelinge behandeling in de bodemprocedure in juni 2023 gepland is, kan een eindvonnis in die zaak op zijn vroegst aan het eind van dit jaar worden verwacht. De onderneming van [eiseres] groeit uit zijn voegen en op de huidige locatie is geen mogelijkheid tot uitbreiding. Bovendien levert deze locatie vanwege de nabijheid van een woonwijk gevaarlijke situaties op. Er zijn behalve het Perceel, geen alternatieve plekken binnen [plaats] waarop [eiseres] haar bedrijf zou kunnen vestigen.
3.3.
De gemeente voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [eiseres] gevestigd is in de gemeente Zaltbommel en de vorderingen van [eiseres] gericht zijn tegen de gemeente Zaltbommel, rijst de vraag of de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant bevoegd is om kennis te nemen van het onderhavige geschil.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ter zitting in deze kort gedingprocedure hebben partijen hierover verklaard dat de rechtbank Oost-Brabant in de allonge op de samenwerkingsovereenkomst tussen [A] en de gemeente is aangewezen als bevoegde rechtbank, reden waarom (ook) de bodemprocedure tussen [A] en de gemeente voor deze rechtbank is aangebracht. In de kort gedingprocedure met nummer C/01/390509 / KG ZA 23-76 tussen [eiseres] en [A] , die gelijktijdig met onderhavig kort geding is behandeld, heeft [A] gelijkluidend verklaard. Aldus kan vastgesteld worden dat alle bij beide kort gedingprocedures betrokken partijen het erover eens zijn dat de procedures worden behandeld voor de rechtbank Oost-Brabant, zodat de voorzieningenrechter zich bevoegd acht om over de vorderingen van [eiseres] te oordelen.
4.2.
Het in het kader van artikel 254 Rv vereiste spoedeisend belang vloeit genoegzaam voort uit de aard van de vordering en uit hetgeen aan deze vordering ten grondslag is gelegd, namelijk dat [eiseres] een recht op levering van het Perceel heeft uit hoofde van een tussen de gemeente en [eiseres] tot stand gekomen koopovereenkomst. De gemeente heeft [eiseres] te kennen gegeven geen toezeggingen te willen doen over levering, niet indien de op het Perceel gelegde beslagen in de kort gedingprocedure tussen [eiseres] en [A] worden opgeheven, en niet indien [A] in de bodemprocedure tegen de gemeente in het ongelijk wordt gesteld. Het aangenomen spoedeisend belang zegt niets over de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen, waarbij (ook) een belangenafweging dient plaats te vinden. Die komt hierna aan de orde.
4.3.
Tussen [eiseres] en de gemeente is niet in geschil dat zij overeenstemming hebben bereikt over de koop van het perceel van [eiseres] door de gemeente en over de koop van het Perceel van de gemeente door [eiseres] . Beide partijen hebben voorts hierover verklaard dat de koopovereenkomsten van beide percelen met elkaar samenhangen, in die zin dat overdracht en levering van het ene perceel geen doorgang zal vinden als het andere perceel niet wordt overgedragen en geleverd.
4.4.
De door [A] op het Perceel gelegde conservatoir beslagen tot levering en verhaal stonden aan overdracht en levering van het Perceel aan [eiseres] in de weg. In de kort gedingprocedure tegen [A] met nummer C/01/390509 KG ZA 23-76, die gelijktijdig met onderhavige kort gedingprocedure is behandeld, heeft [eiseres] (als belanghebbende) opheffing van de door [A] gelegde beslagen gevorderd. Op de dag dat in onderhavige zaak vonnis wordt gewezen, zal ook vonnis worden gewezen in het kort geding tussen [eiseres] en [A] , en zal de vordering van [eiseres] die strekt tot opheffing van de gelegde beslagen worden toegewezen.
4.5.
Nu de op het Perceel gelegde beslagen worden opgeheven, staan deze niet langer aan levering van het Perceel in de weg.
De gemeente heeft niet betwist dat zij in het kader van de met [eiseres] gesloten koopovereenkomsten heeft afgesproken dat levering van het perceel van [eiseres] aan de gemeente zou plaatsvinden uiterlijk twee maanden na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning. Vast staat dat deze omgevingsvergunning op 9 december 2022 onherroepelijk is geworden. Evenmin heeft de gemeente betwist dat vervolgens binnen een week na levering van het perceel van [eiseres] aan de gemeente, levering van het Perceel aan [eiseres] zou plaatsvinden, zodat het Perceel op 16 februari 2023 aan [eiseres] geleverd had moeten worden.
Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] , nu de beslagen op het Perceel worden opgeheven, in redelijkheid geen uitvoering van deze afspraken kan vragen.
4.6.
De wens van de gemeente om te wachten met het leveren van het Perceel totdat in de bodemprocedure (onherroepelijk) uitspraak is gedaan, kan niet aan de levering van het Perceel in de weg staan. Vast staat immers dat de gemeente met [eiseres] koopovereenkomsten heeft gesloten waaruit een leverings- en een afnameverplichting voortvloeien en die verplichtingen dient de gemeente na te komen. Voor zover de gemeente door nakoming van die verplichtingen tekort zou schieten in contractuele verplichtingen die zij jegens [A] op zich heeft genomen, zal zij de gevolgen daarvan moeten dragen.
De voorzieningenrechter ziet in hetgeen de gemeente naar voren heeft gebracht geen, althans onvoldoende aanleiding om te oordelen dat [eiseres] het door de gemeente gewenste uitstel van de leverings- en afnameverplichting van het Perceel zou moeten dulden en dat [eiseres] haar nieuwbouwplannen, waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend, voor onbepaalde tijd in de ijskast zou moeten zetten met alle gevolgen van dien.
4.7.
De primaire vordering van [eiseres] wordt dan ook toegewezen. De gemeente heeft gevraagd om, indien de primaire vordering wordt toegewezen, haar een langere termijn te gunnen om te verschijnen bij de notaris. Omdat er nog geen concept van de leveringsakte(s) is opgesteld, zal de voorzieningenrechter de termijn bepalen op 20 dagen na 11 april 2023. De door [eiseres] gevorderde dwangsom wordt afgewezen, nu voorshands niet gebleken is dat de gemeente niet aan de hierna uit te spreken veroordeling zal voldoen.
4.8.
Gemeente zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 109,44
- griffierecht 676,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.864,44

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de gemeente om binnen 20 dagen na 11 april 2023 te verschijnen bij een notaris van Hekkelman N.V. en haar medewerking te verlenen aan het verlijden van de notariële aktes van levering betrekking hebbend op het bedrijfsperceel aan de [adres] te [plaats] en het Perceel kadastraal bekend [plaats] , [perceelnummer] ,
5.2.
veroordeelt gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.864,44,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023.