Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs.
kwam echt angstaanjagend het terras op. Hij was echt opgefokt. Hij kwam met grote stappen rennend het terras op en liep direct richting verdachte.” [31] “
Er zat een ongekende, doelgerichte en laaiende agressie in de jongen.” [32] “
De manier waarop hij het terras op kwam, de blik in zijn ogen en zijn houding was indrukwekkend en beangstigend. Het was alsof hij zwart voor zijn ogen had en zijn blik stond op oneindig.” [33] “
Hij ging als een bezetene op de meisjes af, hij gooide bloembakken omver, een wijnkoeler over de grond en een stoel omver. [34] Hij duwde stoelen resoluut opzij.” [35] “
Toen hij het terras op kwam gestierd gooide hij bloembakken aan de kant en baande hij zich duidelijk een weg over het terras om recht op verdachte en haar vriendin af te stieren.” [36]
[slachtoffer 1] duwde [persoon 1] met beide handen van zich weg. Dit ging met behoorlijke kracht. De voeten van [persoon 1] vlogen echt door de lucht.” Verdachte zit op dat moment nog op de bank en heeft nog steeds het mes in haar rechterhand. Een medewerkster van [Naam 2] probeert [slachtoffer 1] weg te trekken. [38] , [39] “
Toen riep direct iemand: “Het is die andere”. [40]
Dit is echt serieus”. Ze was heel erg bang. Ze kon niet vluchten. Achter haar stonden schermen. En links en rechts tafeltjes, met aan het linker tafeltje vier gasten. Op de grond lag [persoon 1] . Voor haar stond [slachtoffer 1] . Toen [slachtoffer 1] dichterbij kwam, op het moment dat hij haar wilde aanvallen, maakte ze een afwerende beweging, “
gewoon om hem op afstand te houden.” Ze had een mes vast. Het was volgens verdachte niet de bedoeling om hem te raken. Verdachte verklaart “
Mijn intentie was: Uit mijn buurt blijven.” en “
Op het moment dat hij mij wilde aanvallen, maakte ik die beweging.” Ze had niet gedacht dat ze hem zou raken. Op de vraag: “
Was je je ervan bewust dat je het mes hebt gebruikt?” heeft ze geantwoord: “
Nee dat kwam pas toen ik het bloed op het mes zag.” [46]
angstaanjagend”, zien bij hem “
doelgerichte en laaiende agressie”, zien hoe hij het terras “
als een bezetene” op kwam en in één lijn “
stierde” richting verdachte en [persoon 1] . Hij gooide hierbij bloembakken, een wijnkoeler en een stoel omver. Vervolgens heeft hij [persoon 1] met kracht van haar stoel af gegooid en daarna zijn woede op verdachte gericht. Naar het oordeel van de rechtbank was hiermee sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte en [persoon 1] waar verdachte zich tegen mocht verdedigen.
de rechtbank begrijpt [slachtoffer 3] , in dit vonnis aangeduid als [slachtoffer 3] ), de zus van mijn vriend. Zij appte mij dat ze bang was. Ik ben toen naar [Naam 2] in Rosmalen gegaan. Ik was samen met de moeder van [slachtoffer 3] , [persoon 3] , want wij zaten al samen in de auto toen ik dat bericht kreeg. (…) Ik zag dat het meisje dat achter [slachtoffer 3] aan kwam agressief was, dat zie je aan iemand. (…) Ik zei tegen haar: “Je moet ermee kappen met al dat gepest” en toen gaf ze mij een klap. Ik ging gelijk naar de grond. Ik voelde dat die klap in mijn gezicht was. Ik zag alles wazig en ik zag alleen maar bloed. Toen ik bijkwam had ik pijn in heel mijn gezicht.
de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2]) tegen haar neus sloeg. Ik zag dat ze wel echt met kracht sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] als gevolg van deze klap op de grond viel en dat zij daarna een bloedneus had. Ik heb daarna tegen [verdachte] gezegd dat ze gestoord was en dat [slachtoffer 2] zwanger was. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij met haar vuist tegen mijn linker oor sloeg. Ik voelde dat dit met kracht ging. Ik voelde direct pijn aan mijn oor. Mijn oor heeft ook gebloed en daar zijn door de politie foto’s van gemaakt.
of zelfs in haar middel kreeg van een andere meid. De meid die de trap gaf was geheel in het donker gekleed en had donker stijl haar in een paardenstaart tot halverwege haar rug.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van de feiten.
Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat aan verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde geen beroep op noodweer toekomt. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
- dat veroordeelde meewerkt aan de hulpverlening die door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht, ook als dit behandeling voor onder andere trauma inhoudt;
- dat veroordeelde zich, gedurende de proeftijd zal melden bij de jeugdreclassering van de gecertificeerde instelling, te weten Jeugdbescherming Brabant op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht en de aanwijzingen van de jeugdreclassering zal volgen;
- dat veroordeelde zal deelnemen aan onderwijs en/of over een andere vorm van dagbesteding beschikt, indien haar situatie en gemoedstoestand dit toelaten, in samenspraak met de jeugdreclassering.