ECLI:NL:RBOBR:2023:1637

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
10220003 \ CV EXPL 22-7026
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde demotie van werknemer in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werkneemster, hierna te noemen [eiseres], en haar werkgever, [gedaagde] B.V. De werkneemster was sinds 2016 in dienst bij [gedaagde] en had verschillende functies bekleed, waaronder die van supervisor plus. Na een incident op de werkvloer, waarbij zij zonder toestemming eerder vertrok, besloot de werkgever haar terug te plaatsen in een lagere functie, wat leidde tot deze rechtszaak. De werkneemster vorderde in kort geding haar terugplaatsing in de functie van supervisor plus, met behoud van haar salaris en emolumenten. De kantonrechter oordeelde dat de demotie een te zware maatregel was, gezien het feit dat de werkgever niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van disfunctioneren en dat er geen verbetertraject was aangeboden. De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster recht had op terugplaatsing in haar functie en dat de werkgever de wettelijke verhoging van 25% van het onbetaald gebleven salaris moest betalen. De werkgever werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10220003 \ CV EXPL 22-7026
Vonnis in kort geding van 6 april 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ( [land] ),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. H.J.A. Jansen te Helmond,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. N. Mauer te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 januari 2023 met producties 1 t/m 6;
- de conclusie van antwoord van 14 maart 2023 met producties 1 t/m 20;
- de nagekomen producties 6 en 7 aan de zijde van [eiseres] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 16 maart 2023 plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • [eiseres] in persoon, vergezeld van tolk en bijgestaan door haar gemachtigde;
  • namens [gedaagde] de heer [A] (directeur) en de heer [B] (operationeel manager), bijgestaan door de gemachtigde van [gedaagde] .
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden van [eiseres] en [gedaagde] de standpunten van hun cliënten nader toegelicht en over en weer op elkaars standpunten gereageerd, waarbij de gemachtigden spreekaantekeningen hebben overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.4.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] richt zich op de import en export van groenten en fruit. Zij voorziet haar klanten in binnen- en buitenland van verpakte groenten en fruit. Het verpakken van groente en fruit gebeurt in grote productiehallen.
2.2.
[eiseres] , 28 jaar oud, is met ingang van 24 april 2016 werkzaam bij [gedaagde] . Aanvankelijk werkte zij via een uitzendbureau bij [gedaagde] . Met ingang van 14 januari 2019 is zij voor onbepaalde tijd in dienst getreden van [gedaagde] .
2.3.
[eiseres] startte bij [gedaagde] in de functie van productiemedewerker, daarna vervulde zij de functie van operator (2017), assistent ploegleider (2019) en ploegleider (2021). Vanaf januari 2022 is de functienaam ploegleider gewijzigd in supervisor plus. Het in deze laatstgenoemde functie door [eiseres] verdiende loon bedroeg in augustus 2022 € 2.738,00 bruto per maand, te vermeerderen met emolumenten. Met ingang van 1 januari 2023 heeft een loonsverhoging op basis van de cao plaatsgevonden.
2.4.
In de arbeidsovereenkomst door partijen ondertekend op 18 februari 2020 staat onder andere:

Artikel 1. Indiensttreding en cao
Werknemer treedt met ingang van 01-02-2020 voor onbepaalde tijd in dienst van Werkgever in de functie van Assistent Ploegleider.
De cao voor de groothandel in groeten en fruit is van toepassing op onderhavige overeenkomst, conform artikel 1 van de cao. Werknemer verklaart zich akkoord met de in de cao geregelde bepalingen en toekomstige wijzigingen en aanvullingen.
(…)
Werkgever behoudt zich het recht om, met inachtneming van de wettelijke bepalingen, de in deze arbeidsovereenkomst overeengekomen arbeidsvoorwaarden, het personeelshandboek en het bedrijfsreglement eenzijdig te wijzigen.
2.5.
[eiseres] stond op 6 augustus 2022 ingepland om te werken van 5.15 uur tot 15.00 uur. Zij heeft op 5 augustus 2022 aan haar leidinggevende gevraagd of zij op 6 augustus 2022 twee uur eerder kon stoppen met werken.
2.6.
Op 6 augustus 2022 heeft [eiseres] haar werkzaamheden aangevangen en heeft zij om 12.15 uur haar leidinggevende gesproken. Deze gaf [eiseres] geen toestemming om eerder te vertrekken. [eiseres] heeft om 13.00 uur de werkvloer verlaten.
2.7.
In de brief van 8 september 2022 heeft [gedaagde] aan [eiseres] onder andere geschreven:

Op 25 augustus 2022 is er een gesprek geweest tussen jou, [A] en [C] n.a.v. mailwisseling op 9 augustus 2022 waarna je om een toelichting hebt gevraagd waarom je bent teruggezet in functie van supervisor naar productiemedewerker.
Samengevat is het volgende besproken:
Op zaterdag 6 augustus ben je zonder toestemming om 13:00 i.p.v. de normale eindtijd vertrokken van je werk. Je leidinggevende heeft toen aangegeven dat er consequenties aan zouden zitten als je je vertrek door zou zetten. In jouw functie ben je tijdens de dienst nodig om het productieproces in goede banen te leiden. Jouw plotselinge vertrek verstoort het proces. Je hebt aangeven de consequenties dan wel te horen en bent gegaan.
Je toont te weinig collegialiteit, flexibiliteit & samenwerking, en neemt onvoldoende de juiste voorbeeldrol als leidinggevende. Collega’s spiegelen zich aan jou, daar moet je je van bewust zijn.
Je houding en gedrag komen al 3 jaar terug in je beoordelings- en verbetergesprekken. Het incident op zaterdag 6 augustus was de druppel omdat je daarmee ook je directe collega’s benadeelt.
Het vroegtijdig vertrekken op zaterdag 6 augustus 2022 had zelf gezien kunnen worden als werkweigering en had kunnen leiden tot ontslag op staande voet. Omdat de diverse gesprekken en begeleiding van de afgelopen 3 jaar niet hebben geleid tot enige verbetering, is besloten je terug te zetten in de functie van productiemedewerker met het daarbij behorende salaris.
2.8.
Bij brief van 19 september 2022 heeft [eiseres] geprotesteerd tegen de functiewijziging.
2.9.
Op 14 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd haar met terugwerkende kracht in haar functie van supervisor plus terug te plaatsen met behoud van salaris.
2.10.
Bij brief van 20 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [gedaagde] onder andere aan de gemachtigde van [eiseres] medegedeeld:

Overigens merkt [gedaagde] op dat deze functiewijziging niet per definitie voor altijd is. Als uw cliënte het komende jaar laat zien dat zij het wel in zich heeft en zij zich aan de afspraken houdt, zulks naar de beoordeling van [gedaagde] , dan zal zij op termijn weer promotie kunnen maken. Echter, zij zal eerst – vanuit de functie van Productiemedewerker – moeten laten zien dat zij de gewenste houding inneemt en het gewenste gedrag vertoont om daarvoor in aanmerking te komen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding na vermeerdering van eis - samengevat - gevorderd om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen;
om [eiseres] binnen een week na het in deze te wijzen vonnis terug te plaatsen in de functie van supervisor plus onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft tot een maximumbedrag van € 20.000;
om aan [eiseres] te voldoen het verschil tussen het salaris vermeerderd met de verschuldigde emolumenten dat [eiseres] vanaf augustus 2022 heeft ontvangen en het salaris vermeerderd met de verschuldigde emolumenten dat zij uit hoofde van haar functie als supervisor plus had moeten ontvangen inclusief de salarisverhoging met ingang van 1 januari 2023 op basis van de cao, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarop het loon verschuldigd was;
om aan [eiseres] deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken voor de maanden vanaf augustus 2022 totdat [gedaagde] in gebreke blijft om over te gaan tot betaling van het correcte salaris;
tot betaling van de maximale wettelijke verhoging van 50% van het aan [eiseres] toekomende doch onbetaald gebleven salaris;
in de proceskosten, inclusief de tolkkosten en nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering - samengevat - het volgende ten grondslag. De demotie van supervisor plus naar productiemedewerker betreft een eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst, waarmee zij niet heeft ingestemd. De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voorziet niet in de mogelijkheid voor [gedaagde] de arbeidsvoorwaarden eenzijdig te wijzigen. [eiseres] betwist dat er sprake zou zijn geweest van disfunctioneren, of van gewijzigde omstandigheden die nopen tot wijziging van de arbeidsovereenkomst.
3.3.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van de vordering van [eiseres] , met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiseres] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
3.4.
[gedaagde] voert - samengevat - het volgende aan. Het gevorderde komt feitelijk neer op een verklaring voor recht dat de nieuwe functie waarin zij is teruggeplaatst niet juist is. Het vaststellen van rechtsposities kan echter niet de uitslag van een kort geding zijn. Voorts gelden in geval van een geldvordering in kort geding nadere eisen waaraan niet is voldaan volgens [gedaagde] . [eiseres] heeft lang gewacht met het nemen van juridische maatregelen. Van een spoedeisend belang is dan ook geen sprake, dan wel leent het onderhavige geschil zich niet voor behandeling in kort geding.
Vervolgens voert [gedaagde] aan dat [eiseres] al geruime tijd op diverse vlakken niet goed functioneerde. Door het incident op 6 augustus 2022 is de bedrijfsvoering en het productieproces door toedoen van [eiseres] volledig ontwricht. [gedaagde] meent dat sprake is van voldoende ernstige omstandigheden, waardoor zij in redelijkheid een rechtsgeldige demotie kon opleggen in de vorm van een disciplinaire maatregel.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
4.2.
In de omstandigheid dat [eiseres] is geconfronteerd met een eenzijdige functiewijziging en de daarmee gepaard gaande achteruitgang in salaris ziet de kantonrechter voldoende spoedeisend belang bij de door [eiseres] gevorderde voorzieningen. Dat [eiseres] te lang zou hebben gewacht met het starten van deze procedure is niet vast komen te staan. [eiseres] heeft eerst zelf, en daarna haar gemachtigde, getracht in onderling overleg met [gedaagde] de functiewijziging ongedaan te maken alvorens onderhavige procedure aanhangig te maken. [eiseres] is in zoverre dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
4.3.
Vervolgens dient in dit kort geding, op basis van de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen en of de vorderingen van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van voorzieningen. Het hiernavolgende betreft dan ook slechts een voorlopig oordeel over het voorgelegde geschil. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.4.
Concreet gaat het in de onderhavige procedure om het antwoord op de vraag of het aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [gedaagde] op juiste gronden tot eenzijdige wijziging van de functie van [eiseres] is overgegaan.
4.5.
In het arbeidsovereenkomstenrecht geldt als uitgangspunt dat de inhoud van een arbeidsovereenkomst slechts kan worden gewijzigd met instemming van beide partijen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het besluit van [gedaagde] om [eiseres] niet terug te laten keren als supervisor plus, moet worden aangemerkt als eenzijdige wijziging door [gedaagde] van de arbeidsovereenkomst, bestaande uit een functiewijziging, wat door [gedaagde] als zodanig ook wordt erkend. In geschil is of tussen partijen een wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, op grond waarvan [gedaagde] bevoegd was de functie van [eiseres] eenzijdig te wijzigen, zoals zij heeft gedaan.
4.6.
De kantonrechter constateert dat de mogelijkheid om arbeidsvoorwaarden eenzijdig te wijzigen is neergelegd in artikel 1.4.van de arbeidsovereenkomst van [eiseres] , zoals door [gedaagde] betoogd. Daarmee voldoet het aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:613 BW. De demotie dient dan ook aan de maatstaf van dat artikel te worden getoetst.
4.7.
Artikel 7:613 BW gaat uit van de rechtsgeldigheid van een eenzijdig wijzigingsbeding, maar stelt voorwaarden aan het gebruik ervan. De werkgever kan het beding slechts gebruiken indien hij bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
4.8.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat [gedaagde] meent dat het functioneren van [eiseres] al enige tijd te wensen over liet. Uit de beoordelingen vanaf 2019 zou blijken dat [eiseres] leidinggevende vaardigheden mist. [gedaagde] verwijt [eiseres] met name dat zij veelvuldig voor het einde van de dienst stopte met werken en zij een negatieve houding op de werkvloer had. Met haar is keer op keer geprobeerd aan deze verbeter- en aandachtspunten te werken, echter zonder resultaat volgens [gedaagde] . Vervolgens is de situatie door toedoen van [eiseres] op 6 augustus 2022 geëscaleerd. Zonder de gevraagde toestemming is [eiseres] die dag twee uur eerder gestopt met werken, wat de bedrijfsvoering en het productieproces van die drukke dag volledig zou hebben ontwricht. Omdat [gedaagde] niet meer kon vertrouwen op [eiseres] in een leidinggevende functie, heeft zij besloten een demotie toe te passen en [eiseres] terug te plaatsen in de functie van productiemedewerker.
4.9.
[eiseres] heeft de aantijgingen betwist. Zij voert aan dat zij zich, door jarenlang hard te werken, heeft opgewerkt van productiemedewerker tot supervisor plus binnen [gedaagde] en dat zij in 2022 nog in een traject zat om wederom promotie te maken. Dat haar functioneren al enige tijd te wensen over liet is volgens [eiseres] dan ook onjuist en ongeloofwaardig. Voorts voert [eiseres] aan dat zij als leidinggevende niet regelmatig te vroeg vertrok. Zij vertrok pas als haar productielijnen klaar waren.
[eiseres] voert aan dat zij op 5 augustus 2022 op weg naar het werk een lampje zag branden in haar auto en dat zij daarover contact met de garage heeft opgenomen. Omdat het niet verantwoord zou zijn daarmee door te blijven rijden, diende zij de auto een dag later op tijd naar de garage te brengen zodat die dezelfde nog gemaakt kon worden. Op 5 augustus 2022 heeft zij geprobeerd vrij te krijgen, maar dat is niet gelukt. De volgende dag heeft zij wederom aan haar leidinggevende gevraagd of zij tot 13.00 uur kon werken. Ondanks dat zij die toestemming niet kreeg, is ze om 13.00 uur vertrokken. Volgens [eiseres] had zij ervoor gezorgd dat haar werkzaamheden op een deugdelijke wijze waren overgedragen aan de sectieleider en teamleider zodat een goede voortzetting van het productieproces gewaarborgd was.
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat gegeven de omstandigheden de demotie in augustus 2022 een stap te ver was. Als een werkgever al tot de conclusie komt dat een werknemer niet meer functioneert op de door de werkgever gewenste wijze, brengt goed werkgeverschap met zich mee dat aan de betrokken medewerker de mogelijkheid wordt geboden zich te verbeteren, al dan niet met ondersteuning, alvorens haar functie te wijzigen. Voor zover sprake zou zijn van onvoldoende functioneren had [gedaagde] [eiseres] een verbetertraject moeten aanbieden en haar duidelijk moeten maken wat de consequenties zouden zijn als zij na ommekomst van de duur van het verbetertraject haar functioneren niet zou hebben verbeterd. Daarvan is niet gebleken. Volgens [gedaagde] dateren de problemen al uit 2019 terwijl [eiseres] in dat jaar de functie van assistent-ploegleider heeft gekregen en in 2021 de functie van ploegleider is gaan vervullen. Deze promoties stroken niet met het beeld dat [gedaagde] nu van [eiseres] schetst. De kantonrechter vindt het niet van goed werkgeverschap getuigen om [eiseres] , voordat haar een verbetertraject is aangeboden, over te plaatsen naar een lagere functie en haar daarna de mogelijkheid te geven om zichzelf te verbeteren, zodat zij zich wederom op dient te werken tot supervisor plus. Het incident op 6 augustus 2022 verdient aan de zijde van [eiseres] zeker geen schoonheidsprijs, nu [gedaagde] gelet op de drukke vakantieperiode op haar moest kunnen vertrouwen als supervisor plus. Onvoldoende is gebleken dat de bedrijfsvoering en het productieproces van die dag door toedoen van [eiseres] volledig was ontwricht. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde] minder vergaande oplossingen ten dienste stonden dan de demotie. Daartoe behoort wellicht een - tijdelijke - correctie maar niet een structurele inbreuk op de primaire arbeidsvoorwaarden.
4.11.
Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter bestaat er geen zodanig zwaarwichtig belang aan de zijde van [gedaagde] dat de demotie van [eiseres] rechtvaardigt.
4.12.
Een en ander leidt tot de conclusie dat voldoende aannemelijk is dat de gevorderde wedertewerkstelling in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen. De weder-tewerkstelling in onderhavige procedure wordt dan ook toegewezen evenals de gevorderde dwangsom en het bij de functie van supervisor plus behorende loon met emolumenten minus hetgeen al is uitbetaald, te vermeerderen met de wettelijke rente, onder overlegging van deugdelijke salarisspecificaties.
4.13.
De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden van het geval onvoldoende aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging af te wijzen, dan wel te matigen tot nihil. Hoe en op grond waarvan de billijkheid dit met zich mee brengt, is door [gedaagde] niet gesteld of onderbouwd. Wel zal de kantonrechter, gelet op de omstandigheden, de wettelijke verhoging maximeren tot 25%.
4.14.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,29
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
793,00
- overige kosten
0,00
Totaal
1.169,29
De gevorderde tolkkosten worden afgewezen. Die blijven voor eigen rekening.
4.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.16.
Wat verder door partijen is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel en kan daarom onbesproken blijven.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om [eiseres] binnen een week na betekening van dit vonnis terug te plaatsen in haar functie van ‘supervisor plus’, onder toekenning van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, tot een maximumbedrag van € 20.000,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van het aan [eiseres] toekomende salaris ten bedrage van € 2.738,00, op basis van de functie supervisor plus voor de maanden augustus 2022 tot en met december 2022 en vanaf januari 2023 vermeerderd met de verhoging die conform cao is opgelegd, zulks te verminderen met het bedrag aan salaris dat over die maanden aan [eiseres] is betaald en te vermeerderen met de verschuldigde emolumenten en de wettelijke rente over het te weinig betaalde bedrag aan salaris vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarop het loon verschuldigd was,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een deugdelijke salarisspecificatie te verstrekken voor de maanden augustus 2022 tot en met november 2022, alsmede voor alle maanden dat [gedaagde] na november 2022 in gebreke blijft om over te gaan tot betaling van het correcte salaris aan [eiseres] ,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke verhoging van 25% van het aan [eiseres] toekomende doch onbetaald gelaten deel van het salaris voor de maanden augustus 2022 tot en met november 2022, alsmede voor alle maanden dat [gedaagde] na november 2022 in gebreke is gebleven om over te gaan tot betaling van het correcte salaris aan [eiseres] ,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.169,29,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] de kosten te betalen die [eiseres] na dit vonnis nog moet maken, zoals gevorderd begroot op € 131,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met € 68,00 voor de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2023.