ECLI:NL:RBOBR:2023:1630

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
22/2081
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de onttrekking van een weg aan de openbaarheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maashorst om het onverharde gedeelte van een pad aan de openbaarheid te onttrekken. Het besluit, gepubliceerd in het Gemeenteblad van 27 juli 2022, is door eiser betwist. De rechtbank behandelt de zaak op 7 maart 2023, waarbij eiser en de derde-partijen aanwezig zijn, bijgestaan door hun gemachtigden. De rechtbank onderzoekt of eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt, gezien de afstand tussen zijn percelen en het pad. De rechtbank concludeert dat eiser, ondanks de afstand, belanghebbende is en gaat over tot inhoudelijke beoordeling van het beroep.

De rechtbank stelt vast dat het college op basis van een advies van V&S Advies heeft besloten het pad aan de openbaarheid te onttrekken. Dit advies concludeert dat het pad geen ontsluitingsfunctie heeft en dat er alternatieve routes voor wandelaars en fietsers zijn. Eiser betwist de zorgvuldigheid van het advies, maar de rechtbank oordeelt dat er geen reden is om aan de inhoudelijke juistheid van het advies te twijfelen. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het pad aan de openbaarheid te onttrekken, en dat de belangenafweging niet onevenredig is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. H.M.H. de Koning en is openbaar uitgesproken op 14 april 2023. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2081

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Maashorst, het college

(gemachtigde: drs. P. Tolic en J. Jonkers).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[naam]en
[naam]uit [woonplaats] , hierna gezamenlijk te noemen: echtpaar [naam] (gemachtigde: mr. M.J. Smaling), en
[naam]en
[naam]uit [woonplaats] , hierna gezamenlijk te noemen: echtpaar [naam] (gemachtigde: dr. mr. J.H.A.A. Uitzetter).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van 12 juli 2022 om het onverharde gedeelte van [adres] ter hoogte van [adres] en [adres] te [plaats] (hierna: het pad) aan de openbaarheid te onttrekken. Het besluit is gepubliceerd in het Gemeenteblad van 27 juli 2022 (nr. 341802).
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Echtpaar [naam] heeft bij brief van 22 februari 2023 gereageerd op het beroepschrift en het verweerschrift.
Eiser heeft bij brief van 22 februari 2023 een aantal foto’s en een kadastrale tekening ingediend en hierop een toelichting gegeven.
Echtpaar [naam] heeft bij brief van 23 februari 2023 gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld van [naam] en [naam] , [naam] en [naam] , bijgestaan door hun gemachtigde, [naam] en [naam] , bijgestaan door hun gemachtigde, en de gemachtigden van het college.

Waar gaat deze zaak over?

1. Echtpaar [naam] woont aan [adres] in [woonplaats] . Echtpaar [naam] woont aan [adres] in [woonplaats] . Eiser woont niet aan [adres] , maar even verderop aan de [adres] Uit een door eiser ingezonden tekening met kadastrale gegevens leidt de rechtbank af dat het pad op de percelen van de derde-partijen ligt en dat de percelen links van het pad eigendom zijn van eiser (percelen [nummer] en [nummer] ).
2. In een aan het college uitgebracht advies van 5 februari 2020 heeft V&S Advies Wegenlegger- en groenadviseurs uit Klarenbeek (V&S) geconcludeerd dat het pad in aanmerking kan komen voor onttrekking aan de openbaarheid.
3. In oktober 2021 hebben de derde-partijen verzocht om het pad aan de openbaarheid te onttrekken. Bij het bestreden besluit heeft het college het pad onttrokken aan de openbaarheid.

De beoordeling van het beroep

Is eiser belanghebbende?
4. De derde-partijen stellen dat eiser geen belanghebbende is bij het bestreden besluit en daarom niet kan worden ontvangen in zijn beroep. Zij wijzen er op dat eisers percelen weliswaar direct grenzen aan hun eigen percelen, maar dat tussen het pad op hun eigen percelen en eisers percelen feitelijk nog enkele meters grond liggen. Volgens de derde-partijen is daarom geen sprake van aangrenzende percelen en kan eiser gelet op de geldende jurisprudentie niet worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit.
5. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat de eigenaar van een perceel dat grenst aan het perceel waarover de vergunning gaat, in beginsel als belanghebbende wordt aangemerkt. Bij dergelijke percelen wordt ervan uitgegaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn [1] .
6. Gelet op de kadastrale gegevens stelt de rechtbank vast dat eisers percelen grenzen aan de percelen van de derde-partijen. De omstandigheid dat het pad feitelijk niet grenst aan de eisers percelen omdat er tussen het pad en het begin van eisers percelen nog enkele meters grond liggen, kan niet afdoen aan het oordeel dat eisers percelen en de percelen van de derden-partijen moet worden aangemerkt als aangrenzend in de zin van de hiervoor vermelde rechtspraak van de Afdeling. Eiser is daarom belanghebbende bij het bestreden besluit. De rechtbank zal eisers beroep inhoudelijk beoordelen.
De inhoudelijke beoordeling
7. Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet kan een weg aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van de raad van de gemeente waarin de weg is gelegen. Na delegatie van die bevoegdheid door de raad behoort de beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet een weg aan het openbaar verkeer te onttrekken tot de bevoegdheid van het college, dat daarbij beleidsruimte heeft. De bestuursrechter toetst of de nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen en of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling hoeft voor het besluit tot onttrekking van een weg(deel) aan het openbaar verkeer geen dringende reden te bestaan [2] . De in artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet neergelegde bevoegdheid is discretionair van aard. De rechter dient de aanwending van de beleidsvrijheid te beoordelen aan de hand van de maatstaf of er strijd is geweest met wettelijke voorschriften dan wel of de betrokken belangen op zodanig onevenwichtige wijze zijn afgewogen, dat niet in redelijkheid tot onttrekking kon worden overgegaan [3] . Met andere woorden, het primaat bij het besluit om een weg aan de openbaarheid te onttrekken, ligt bij het college en de rechtbank kan slechts dan ingrijpen indien de uitkomst van de belangenafweging onmiskenbaar onevenredig is.
De rechtbank oordeelt dat daarvan geen sprake is en overweegt daarbij als volgt.
8. In het advies van V&S is geconcludeerd dat het pad kan worden onttrokken aan de openbaarheid. Daarbij is overwogen dat het pad geen ontsluitings- en/of verbindingsfunctie heeft voor woningen en verkeer. Het is niet zeker dat in de toekomst woningen worden gebouwd in de omgeving van het pad, mede gelet op de aanwezigheid van een tuindersbedrijf in de nabijheid. Als woningbouw wel mogelijk zou worden, dan kan het pad de toegenomen verkeersdruk niet afhandelen en zullen aanpassingen en nieuwe plannen nodig zijn met het oog op de ontsluiting. Het huidige pad heeft een geringe verkeersfunctie en is geen onderdeel van een registreerde fiets- of wandelroute. In de ruilverkaveling is het pad niet aangewezen als openbare weg. Het pad is in de tijd ontstaan door eigen gebruik, waarna ook andere fietsers en wandelaars het zijn gaan gebruiken. Er zijn voor wandelaars en fietsers alternatieve routes.
9. Eisers beroepsgronden bieden geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldige totstandkoming en de inhoudelijke juistheid van het advies van V&S, dat het college bij zijn besluitvorming heeft betrokken, te minder omdat eiser het advies niet heeft weersproken met een eigen deskundigenadvies. Ook overigens bestaat er geen grond voor het oordeel dat het college het bestreden besluit niet mede op het V&S-advies heeft kunnen baseren. Het college heeft er ook op gewezen dat geen wettelijke onderhoudsplicht meer bestaat ten aanzien van de sloot langs eisers percelen en de percelen van de derde-partijen en dat het pad daarmee de functie als onderhoudspad heeft verloren.
10. Eiser vindt dat het college onvoldoende oog heeft gehad voor de cultureel-historische betekenis van het pad. Dit betoog faalt. Het college heeft die betekenis immers wel onderkend, maar in het bestreden besluit genoegzaam uiteengezet dat en waarom aan die betekenis niet het gewicht toekomt dat eiser kennelijk daaraan toegekend wil zien. Daarbij heeft het college aangegeven dat het pad het restant is van een historisch pad, dat een eeuw geleden nog liep van de Maashorst tot aan de Maas. Het grootste deel van het pad is inmiddels opgenomen in de verstedelijking van Schaijk. Kadastraal is het pad niet als zodanig geregistreerd en er is ook geen recht van overpad op gevestigd.
11. Met inachtneming van het hiervoor gegeven toetsingskader en overwegingen concludeert de rechtbank dat het college bij het bestreden besluit in redelijkheid heeft kunnen beslissen om het pad aan de openbaarheid te onttrekken.
12. Eiser heeft in zijn beroepschrift gesteld dat hij schade lijdt door het bestreden besluit en heeft aangekondigd dat hij een schadeclaim zal indienen bij de gemeente. Reeds omdat de omvang van het geding wordt bepaald door het bestreden besluit en eisers beroep daartegen ongegrond is, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van deze stelling.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser te veroordelen in vergoeding van de proceskosten van de derde-partijen. Op grond van artikel 8:75, eerste lid, tweede volzin van de Awb kan een natuurlijk persoon slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Hiervan is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.H. de Koning, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.