Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 april 2023 in de zaak tussen
[eiseres] VOF, uit [vestigingsplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Oirschot, het college
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- Op 29 december 2014 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (GS) een omgevingsvergunning eerste fase voor de activiteit milieu (revisie) verleend voor het bedrijf aan de [adres] te [plaats] . De vergunningen zien op het houden van 2.112 gespeende biggen, 140 kraamzeugen, 299 guste en dragende zeugen, 1 dekbeer, 174 opfokzeugen en 2.574 vleesvarkens en de bouw van een varkensstal. GS was het bevoegde gezag, omdat bij het bedrijf ook een kleine stookinstallatie was vergund die werd aangemerkt als een inrichting voor het verwerken van afvalstoffen als bedoeld in artikel 28.4, onder e, van bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dit besluit heeft GS toestemming verleend voor het verrichten van handelingen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden. In het besluit staat letterlijk dat GS op grond van artikel 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) geen bedenkingen heeft tegen de gevraagde activiteiten.
- Op 9 april 2015 heeft GS ten behoeve van de bouw van een varkensstal een omgevingsvergunning tweede fase verleend voor de activiteit bouwen. De varkensstal is niet gerealiseerd.
- De omgevingsvergunning eerste fase en de omgevingsvergunning tweede fase zijn aangemerkt als één omgevingsvergunning (artikel 2.5, achtste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)).
- Tot 2021 heeft eiseres varkens gehouden.
- Eiseres wil omschakelen van een intensieve veehouderij naar een paardenhouderij. Zij heeft besloten deel te nemen aan de SRV.
- Op 9 juli 2021 heeft eiseres bij het college een verzoek ingediend tot intrekking van de omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en milieu. Zij heeft het college ook verzocht om GS te vragen om de verklaring van geen bedenkingen gedeeltelijk in te trekken (met uitzondering van stal 11). Eiseres wil graag 15% van haar vergunde ammoniakemissieruimte behouden voor een doorstart/vervolgactiviteit (de paardenhouderij).
- In het ontwerpbesluit van 23 september 2021 heeft het college aangegeven dat zij voornemens is om de omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en milieu volledig in te trekken en de verklaring van geen bedenkingen gedeeltelijk, voor 85%, in te trekken. Tegen het ontwerpbesluit zijn geen zienswijzen ingebracht.
Behandeling beroepsgronden.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, volgt uit de tekst van artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wabo niet dat de bevoegdheid tot het geheel dan wel gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning slechts bestaat als in het geheel geen gebruik is gemaakt van de vergunning. Temeer gezien de woorden ‘voor zover’ in de tekst van artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, die erop duiden dat de bevoegdheid tot intrekken ook bestaat wanneer van een deel van de vergunning gedurende drie jaar geen gebruik is gemaakt. Vaststaat dat het stoken van whisky gedurende drie jaar niet binnen de inrichting heeft plaatsgevonden. Het college was dan ook bevoegd om de vergunning met toepassing van artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, voor wat betreft het stoken van whisky in te trekken.”
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 8 maart 2022, voor zover het college hierbij de omgevingsvergunning van 29 december 2014 heeft ingetrokken, met betrekking tot de verklaring van geen bedenkingen en de toestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo (de natuurtoestemming);
- draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres voor de gedeeltelijke intrekking van de toestemming, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo (de natuurtoestemming), binnen zes maanden na de dag van verzending van deze uitspraak;
- geeft het college de aanwijzing GS om advies te vragen, voordat hij beslist op de aanvraag van eiseres;
- treft de voorlopige voorziening dat de toestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo (de natuurtoestemming) niet mag worden aangewend ten behoeve van de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo dan wel artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb, voor projecten op andere locaties;
- bepaalt dat deze voorlopige voorziening vervalt, als het college heeft beslist op de aanvraag van eiseres voor de gedeeltelijke intrekking van de toestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo (de natuurtoestemming).
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan eiseres.