In deze zaak hebben de huurders van een restaurant, gelegen aan de [adres] in [plaats], verzocht om medewerking van hun verhuurders, bestaande uit twee broers en een zus, voor indeplaatsstelling. De huurders, die sinds 1 januari 2013 het pand huren, hebben aangegeven dat zij de exploitatie van het restaurant niet langer kunnen combineren met hun privéleven. Twee van de drie verhuurders hebben ingestemd met de indeplaatsstelling, terwijl de derde verhuurder, die in conflict is met de andere twee, zijn medewerking heeft geweigerd zonder verdere toelichting.
De huurders hebben de twee instemmende verhuurders in de procedure betrokken, omdat er sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde machtiging tot indeplaatsstelling moet worden toegewezen, omdat er geen belangen zijn gepresenteerd door de verhuurders die de afwijzing van de indeplaatsstelling zouden rechtvaardigen. De kantonrechter heeft ook het verweer van de twee verhuurders tegen een hoofdelijke veroordeling in de proceskosten gehonoreerd, aangezien zij geen bezwaar hebben gemaakt tegen de indeplaatsstelling.
De kantonrechter heeft de huurders gemachtigd om de nieuwe huurders, [B] en [C], in de plaats te stellen als huurders van het restaurant. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de niet verschenen gedaagde sub 1, met wettelijke rente vanaf de 15e dag na aanmaning tot betaling. Het vonnis is uitgesproken op 27 februari 2023.