Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.Kern van de zaak
2.De procedure
3.De feiten
4.Het geschil
- primair voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst is vernietigd althans deze te vernietigen,
- subsidiair voor recht verklaren dat de koopovereenkomst is ontbonden althans deze te ontbinden,
- primair en subsidiair [gedaagden] te veroordelen tot betaling van € 350.000,- (zijnde de restitutie van de koopsom) en van € 27.525,42 (aan schadevergoeding), vermeerderd met rente en kosten, en [gedaagden] te gebieden het paard op te halen op straffe van verbeurte van een dwangsom.
5.De beoordeling
in conventieop grond van artikel 4 lid 1 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Verordening Brussel I-bis). De Nederlandse rechter is ook bevoegd te oordelen over de vorderingen
in reconventieop grond van artikel 8 lid 3 Verordening Brussel I-bis.
in conventiezijn gebaseerd op de tussen partijen gesloten koopovereenkomst. Uit de koopovereenkomst blijkt dat zij ervoor hebben gekozen Nederlands recht op hun overeenkomst van toepassing te verklaren. De vraag of de vorderingen
in conventiemoeten worden toegewezen moet dan ook naar Nederlands recht worden beantwoord op grond van artikel 3 lid 1 Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.
in reconventiegaan over de vraag of beslagen moeten worden opgeheven. De vraag of de vorderingen
in reconventiemoeten worden toegewezen moet worden beantwoord naar Nederlands recht, omdat de beslagen in Nederland zijn gelegd en de vraag of beslagen moeten worden opgeheven een procesrechtelijke vraag is en in Nederland wordt geprocedeerd.
de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit.”
indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten; […]”