ECLI:NL:RBOBR:2023:1486

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
21/1170
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en uitlooptermijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 30 maart 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) te beëindigen, beoordeeld. Eiseres had zich ziekgemeld in 2016 en ontving een WGA-uitkering, maar het UWV besloot op 8 april 2021 haar uitkering per 21 mei 2021 te beëindigen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat de verzekeringsarts B&B te weinig beperkingen had aangenomen en dat er een urenbeperking moest worden vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht artikel 117 Wet WIA heeft toegepast en dat de beëindiging van de uitkering gerechtvaardigd is, omdat eiseres op de relevante datum voor 20,35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en haar proceskosten niet vergoed worden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1170

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. Y van der Linden),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. B.H.C. de Bruijn).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[bedrijf] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] , derde partij, werkgever
(gemachtigde: mr. A.M. Wuisman).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV van 8 april 2021 om de loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 21 mei 2021 te beëindigen.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als financieel en administratief medewerker bij [bedrijf] B.V. voor gemiddeld 32,49 uur per week. Op 22 september 2016 heeft zij zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Op 28 juni 2018 heeft eiseres een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 22 augustus 2018 genomen, waarin is bepaald dat eiseres per 27 september 2018 geen WIA-uitkering kan krijgen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3. Op 17 oktober 2018 heeft eiseres nogmaals een WIA-uitkering aangevraagd. Met het besluit van 22 november 2018 heeft het UWV bepaald dat eiseres per 3 oktober 2018 geen WIA-uitkering krijgt omdat zij nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft tegen de besluiten van 22 augustus 2018 en 22 november 2018 verschillende rechtsmiddelen ingesteld die allen ongegrond zijn verklaard. Op 22 juli 2019 heeft eiseres nogmaals een WIA-uitkering aangevraagd. Met het besluit van 16 september 2019 heeft het UWV bepaald dat eiseres per 8 juli 2019 geen WIA-uitkering krijgt omdat zij nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
4. Vervolgens heeft eiseres op 24 januari 2020 bij het UWV gemeld dat haar gezondheid is verslechterd. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV weer een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 18 maart 2020 genomen, waarin eiseres per 24 januari 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering wordt toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 100%.
5. Tegen het besluit van 18 maart 2020 heeft de werkgever bezwaar gemaakt. Met de brief van 26 november 2020 heeft het UWV laten weten van plan te zijn de beslissing van 18 maart 2020 te wijzigen. Deze wijziging zou inhouden dat de WIA-uitkering van eiseres, rekening houdend met een uitlooptermijn van zes weken na dagtekening van de beslissing op bezwaar, beëindigd zou worden omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Met de beslissing op bezwaar van 8 april 2021 heeft het UWV, zoals aangekondigd, laten weten dat de WIA-uitkering van eiseres per 21 mei 2021 wordt beëindigd.

Wat vindt het UWV

6. Het UWV vindt dat eiseres op 24 januari 2020 voor 20,35% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom besloten om de WGA-loonaanvullingsuitkering met ingang van 21 mei 2021 te beëindigen.
7. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 30 oktober 2020 en 5 maart 2021.
8. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op de rapporten van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 24 november 2020 en van 26 maart 2021.

Wat vindt eiseres

9. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat de verzekeringsarts B&B een aantal beperkingen onterecht heeft laten vervallen en een aantal beperkingen juist had moeten toevoegen, waaronder een urenbeperking. Eiseres wijst op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) waarin appellante (wiens klachten gedeeltelijk overeenkomen met de klachten van eiseres) onder andere aanvoert dat een urenbeperking van 20 uur per week en 4 uur per dag aan de orde is voor haar situatie en dat van een werkgever in redelijkheid niet mag worden verlangd om haar betaalde arbeid te laten verrichten. [1] Eiseres stelt verder dat haar belastbaarheid wordt overschat. Zij verwijst daarbij naar een brief van een behandelaar. Aangezien de verzekeringsarts B&B de beperkingen verkeerd heeft vastgesteld, is de arbeidskundige bij diens onderzoek uitgegaan van te weinig beperkingen volgens eiseres. Daarnaast voert eiseres aan dat de geduide functies ook op basis van de FML van 2 november 2020 haar belastbaarheid overschrijden. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de eerdere beslissing van 18 maart 2020 moet worden gehandhaafd. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat er een uitlooptermijn van twee jaar moet worden gehanteerd in plaats van een uitlooptermijn van zes weken. Eiseres vindt dat zij per 8 april 2021 (datum beslissing op bezwaar) minimaal 35% arbeidsongeschikt zou moeten worden beschouwd. Op grond van artikel 60 lid 3 Wet WIA zou zij dan tot 8 april 2023 haar WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100% moeten blijven ontvangen. Tot slot verzoekt eiseres de rechtbank, onder verwijzing naar het Korošec-arrest, om een onafhankelijk deskundige in te schakelen.

Wat vindt de werkgever

10. De werkgever is het eens met het UWV.

Wat vindt de rechtbank

11. De vraag is of het UWV terecht de WIA-uitkering van eiseres per 21 mei 2021 heeft beëindigd, omdat eiseres voor 20,35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 21 mei 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht de WIA-uitkering van eiseres per 21 mei 2021 heeft beëindigd, omdat zij voor 20,35% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
13. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Daarnaast heeft de verzekeringsarts B&B een expertise laten verrichten en heeft hij de bevindingen uit het expertiserapport betrokken bij de beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De verzekeringsarts B&B geeft in het rapport van 30 oktober 2020 aan dat hij de in het expertiserapport aangegeven beperkingen heeft overgenomen in de FML. In het rapport van 5 maart 2021 heeft de verzekeringsarts B&B aangegeven (naar aanleiding van de bezwaren van eiseres) beperkingen toe te voegen in de FML in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in het rapport van 5 maart 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
15. Eiseres voert aan dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen. Zij vindt onder andere dat er een urenbeperking moet gelden. Eiseres heeft een brief van een behandelaar overgelegd.
16. Ten aanzien van de urenbeperking heeft de verzekeringsarts B&B in het rapport van 30 oktober 2020 gesteld dat er op grond van de standaard “Duurbelasting in Arbeid’’ geen aanleiding is om een urenbeperking aan te nemen. Ook stelt hij dat er voor de forse urenbeperking die in de FML van 2 maart 2020 (die ten grondslag lag aan het primaire besluit van 18 maart 2020) is vastgesteld geen steun wordt gevonden in het expertiserapport en in het dagverhaal. De verzekeringsarts B&B wijst erop dat tijdens het onderzoek de door eiseres geclaimde beperkingen in het kader van de urenbeperking niet werden geobjectiveerd. Ook wordt er volgens hem in de FML voldoende rekening gehouden met de omstandigheden waarop wel een urenbeperking van toepassing zou kunnen zijn zoals deadlines, hoog handelingstempo en hoge werkdruk. In het rapport van 5 maart 2021 blijft de verzekeringsarts B&B bij dit standpunt.
17. In het rapport van 2 februari 2023 heeft de verzekeringsarts B&B op de beroepsgronden van eiseres gereageerd. De verzekeringsarts B&B stelt dat de beroepsgronden en de brief van de behandelaar geen aanleiding geven om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Voor wat betreft de urenbeperking verwijst de verzekeringsarts B&B naar zijn motivering in het rapport van 30 oktober 2020. Daarnaast geeft hij een toelichting op de toedelingsmethodiek bij een urenbeperking. In reactie op de verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de CRvB waarin appellante onder andere aanvoert dat van een werkgever in redelijkheid niet mag worden verlangd om haar betaalde arbeid te laten verrichten, stelt de verzekeringsarts B&B het volgende. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt, noch werd in onderzoek vastgesteld, dat de specifieke klacht waar eiseres op doelt zodanig in ernst en omvang is dat van een werkgever niet verlangd kan worden eiseres betaalde arbeid te laten verrichten. De verzekeringsarts B&B merkt daarbij op dat eiseres jarenlang gewerkt heeft en nu vrijwilligerswerk verricht waarbij niet is gebleken dat de specifieke klacht waar eiseres op doelt niet verenigbaar met werk zou zijn. Over de brief van de behandelaar van eiseres stelt de verzekeringsarts B&B dat de informatie van na de datum in geding is.
18. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 21 mei 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 5 maart 2021. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht.
Uitlooptermijn
19. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er een uitlooptermijn van twee jaar moet worden gehanteerd in plaats van een uitlooptermijn van zes weken. Eiseres vindt dat zij per 8 april 2021 (datum beslissing op bezwaar) minimaal 35% arbeidsongeschikt zou moeten worden beschouwd. Op grond van artikel 60, lid 3, Wet WIA zou zij dan tot 8 april 2023 haar WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100% moeten blijven ontvangen.
20. Het UWV is het niet met eiseres eens. Het UWV geeft aan dat de 24 kalendermaanden die worden genoemd in artikel 60, lid 3, Wet WIA, gaan over de inkomenseis die pas gaat gelden op de dag dat de resterende verdiencapaciteit 24 kalendermaanden lang hoger is geweest dan 20% van het maatmaninkomen. Voor de uitlooptermijn heeft het UWV artikel 117 Wet WIA toegepast. Het UWV heeft namelijk de WIA-uitkering van eiseres beëindigd zes weken na de dag waarop de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt.
21. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht artikel 117 Wet WIA heeft toegepast. Omdat eiseres per 8 april 2021 niet minimaal 35% arbeidsongeschikt is verklaard, is artikel 60 lid 3 Wet WIA niet van toepassing. Het UWV heeft dus terecht een uitlooptermijn van zes weken gehanteerd.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
22. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

23. Het UWV heeft terecht de WIA-uitkering van eiseres per 21 mei 2021 beëindigd, omdat zij voor 20,35% arbeidsongeschikt is.
24. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 maart 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CRvB 18 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:604.