Uitspraak
[eiser] , uit [woonplaats] ,
(eisers)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk
[vergunninghouder], uit [woonplaats] , (vergunninghouder).
Inleiding
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser] en mr. H.I.B.M. Arends namens
, de gemachtigden van het college en vergunninghouder, vergezeld door [naam] en [naam] .
Voorgeschiedenis
Bij uitspraak van de rechtbank van 7 september 2022 (SHE 22/1294) heeft de rechtbank bepaald dat het college uiterlijk twee weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van eisers diende te nemen, bij gebreke waarvan het een dwangsom zou verbeuren van € 100,00 per dag, tot een maximum van € 15.000,00.
Bij het bestreden besluit van 21 september 2022 heeft het college de omgevingsvergunning alsnog geweigerd. Het college heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat de ruimtelijk onderbouwing van 5 augustus 2022 op 13 september 2022 door de Omgevingsdienst ZuidOost Brabant (Omgevingsdienst) ontoereikend is bevonden op de onderdelen bedrijven en milieuzonering, Natura 2000/stikstof en milieueffectrapportage. Daardoor is niet aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijk ordening.
Feiten en omstandigheden
Het (inpandige) zwembad in kwestie heeft een oppervlakte van 38 m2. Het wordt geëxploiteerd door een derde, zwemschool het Spetterke.
16 februari 2018 een kapvergunning verleend, maar ten onrechte niet ook een aanlegvergunning. In aanvulling op deze kapvergunning is bij besluit van 5 december 2022 alsnog een aanlegvergunning verleend voor de kap van bomen.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond. Verder wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Op grond van artikel 7:9 van de Awb kan een plicht om een belanghebbende opnieuw te horen wel ontstaan indien het bestuursorgaan zich bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar baseert op feiten en omstandigheden die na het eerdere horen naar aanleiding van het bezwaar bekend zijn geworden en die voor het te nemen besluit van aanmerkelijk belang kunnen zijn.
Niet in geschil is dat de ruimtelijke onderbouwing, behorende bij de aanvraag, diverse malen is aangepast, voor het laatst op 19 september 2022. Het college had, zo blijkt uit de stukken, deze aangepaste ruimtelijke onderbouwing niet bij zijn beoordeling en de beslissing op bezwaar van 20 september 2022 betrokken. Bij het bestreden besluit heeft het college deze ruimtelijke onderbouwing wel betrokken, maar eisers niet in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het college eisers in dit geval opnieuw in de gelegenheid moeten stellen te worden gehoord of hierop schriftelijk te reageren. Daarbij acht de voorzieningenrechter het van belang dat het college mede op grond van de aangevulde ruimtelijke onderbouwing van 19 september 2022 in het nieuwe besluit ten opzichte van het door de rechtbank vernietigde besluit van 20 september 2022 het gewijzigde standpunt heeft ingenomen dat toch een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het semiopenbare zwembad na de eerdere weigering. De ruimtelijke onderbouwing van 19 september 2022 is gelet hierop een nieuw feit en van aanmerkelijk belang voor het besluit. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 7:9 van de Awb genomen.
Na de kap in 2018 zijn blijkens de aanlegvergunning van 5 december 2022 door vergunninghouder diverse bomen en heesters geplant op het perceel. Volgens het college zijn de op het perceel aanwezige heesters en bomen, gelet op het relatief kleine oppervlak van 13,5 m2 dat buiten het ‘kapperceel’ van 2018 is gelegen, voldoende om het verlies van natuur- en landschapswaarden in door de aanleg van de parkeerplaatsen verloren gegane grond met de bestemming “Bos” te compenseren. Door de aanplant en behoud van beplanting overeenkomstig het beplantingsplan dat deel uitmaakt van de aanlegvergunning wordt volgens het college in voldoende mate bijgedragen aan het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden ter plaatse.
Ter zitting heeft vergunninghouder gesteld dat er ter plaatse van de strook van 13,5 m2 geen bomen zijn gekapt maar alleen struiken zijn verwijderd, wat door eisers werd betwist.
Wat hiervan ook zij, gelet op de beperkte oppervlakte van 13,5 m2, het voorgeschreven beplantingsplan, de plicht om nog twee inheemse laanbomen tussen de parkeervakken te planten en het advies van de groendeskundige dat naar aanleiding van de aanvraag om een aanlegvergunning is opgesteld, ziet de voorzieningenrechter in dit bezwaar geen aanleiding voor het oordeel dat het college hierom niet de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
In de ruimtelijke onderbouwing van september 2022 is gesteld dat voor het zwembad een akoestisch onderzoek is uitgevoerd ter beoordeling van de geluidniveaus in de omgeving resulterend uit het gebruik van het zwembad. In de berekening is uitgegaan van een maximale maatgevende situatie. De berekende geluidniveaus zijn getoetst aan de eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm). Hieruit blijkt dat het zwembad met de gehanteerde uitgangspunten voldoet aan alle grenswaarden. De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT en het maximale geluidniveau LAmax in dB(A) zijn berekend voor de maatgevende situatie van het zwembad. Uit de berekening blijkt een langtijdgemiddelde geluidbelasting van 35 dB(A) in de maatgevende dagperiode op vier meter hoogte op de noordwestgevel van de dichtstbijzijnde woning. Daarmee wordt ruim voldaan aan de 50 dB(A) eis uit het Activiteitenbesluit. De maximale geluidbelasting op de maatgevende noordwestgevel van de dichtstbijzijnde woning bedraagt in de dagperiode 59 dB(A). Ook dit voldoet aan de 70 dB(A) eis uit het Activiteitenbesluit. Het voorgenomen gebruik heeft dus geen onaanvaardbaar effect op het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen.
Het college en vergunninghouder hebben hierover ter zitting gesteld dat, afgezien van het feit dat er ook binnen kan worden gewacht, sommige mensen in de auto wachten en anderen een wandeling maken. Verder ligt het perceel zo’n twintig meter van de doorgaande weg De Hobbel af, wat volgens het college betekent dat de geluidbelasting van die weg groter is dan de geluidbelasting van buiten wachtende mensen.
g. Uit het over te leggen openstellingsrooster moet blijken dat tijdens de openstelling nooit meer dan 6 voertuigen van zwembadbezoekers op het terrein tegelijkertijd moeten worden geparkeerd. Dit kan blijken uit een in het openstellingsrooster opgenomen pauzetijd van 30 minuten of een daarin opgenomen grootte van de zwemlesgroep;
k. Tussen elke activiteit als genoemd onder j) zit een pauze van 30 minuten om overlap tussen aankomend en vertrekkend verkeer tussen de activiteiten te vorkomen;
l. Het lesrooster voor de activiteiten die naast de zwemles plaatsvinden (peuter- en babyzwemmen of aqua-fit voor senioren) dient zodanig te worden ingericht dat het totaal aantal verkeersbewegingen op 1 dag niet meer bedraagt dan 84;
m. Vergunninghouder is verplicht om voordat hij van de omgevingsvergunning gebruik maakt een openstellingsrooster op te stellen op kalenderjaarbasis en toe te zenden aan het college (info@bergeijk.nl);
n. Bij wijzigingen in het openstellingsrooster, evenals bij aanvang van elk kalenderjaar, draagt vergunninghouder er zorg voor dat een nieuw rooster wordt toegezonden aan het college.
In vergunningsvoorwaarde b en c is vervolgens bepaald dat het zwembad niet open mag zijn op zaterdagen en zondagen en tevens niet tussen 18.00 en 09.00 uur.
De voorzieningenrechter constateert dat aan de hand van het in te dienen openstellingsrooster valt vast te stellen op welke doordeweekse dagen het zwembad open zal zijn en op welke tijdstippen tussen 09.00 uur en 18.00 uur. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze voorwaarde voldoende duidelijk. Bij de aanvaardbaarheid van deze vergunningsvoorwaarden heeft de voorzieningenrechter ook het belang van vergunninghouder betrokken om enige flexibiliteit te hebben in dagen en tijden, zij het dat een wijziging in het openstellingsrooster wel moet worden gemeld aan het college. Ter zitting is aangegeven dat het openstellingsrooster op de website van vergunninghouder zou kunnen worden geplaatst of dat hieraan ruchtbaarheid kan worden gegeven door het college, zodat ook voor eisers het openstellingsrooster inzichtelijk is.
30. Het college heeft de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II van het Bor. Uit artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo volgt dat een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan alleen kan worden verleend, als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en moet hij de betrokken belangen afwegen.
Conclusie en gevolgen
Gelet op het in overweging 14 geconstateerde gebrek, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het college op te dragen aan eisers het door hen betaalde griffierecht voor de behandeling van het verzoek- en beroepschrift te vergoeden. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
Beslissing
De voorzieningenrechter:- verklaart het beroep ongegrond;- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 368,00 aan eisers te vergoeden.
Informatie over hoger beroep
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
(…).
Wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan belanghebbenden meegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.