ECLI:NL:RBOBR:2023:1479

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
23/414 en 23/415
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over voorlopige voorziening en beroep tegen vergunning voor semi-openbaar zwembad in Bergeijk

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 30 maart 2023, behandelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eisers tegen de vergunning die aan een derde-partij is verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de exploitatie van een semi-openbaar zwembad. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep van eisers ongegrond zijn. De eisers stellen dat zij niet zijn gehoord voordat het bestreden besluit werd genomen en dat de motivering van het besluit onvoldoende is, met name met betrekking tot de aantasting van landschappelijke en natuurwaarden en de onduidelijkheid van de vergunningsvoorschriften. De voorzieningenrechter oordeelt dat de hoorplicht is geschonden, maar dat dit gebrek kan worden gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechtsbescherming van belanghebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 23/414 en SHE 23/415
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 maart 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] ,

[eiser], uit [woonplaats] ,
(eisers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk

(gemachtigden: mr. J.F.H.M. van der Velden en A.L. Oosterwijk).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder], uit [woonplaats] , (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eisers tegen de aan derde-partij verleende vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het (laten) exploiteren van een semiopenbaar zwembad. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist hij ook op het beroep van eisers daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser] en mr. H.I.B.M. Arends namens
, de gemachtigden van het college en vergunninghouder, vergezeld door [naam] en [naam] .

Voorgeschiedenis

3. Bij besluit van 22 september 2020 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het openstellen van een (inpandig) zwembad voor publiek aan de [adres] te [woonplaats] en de aanleg van parkeerplaatsen aan de achterzijde van de woning ten behoeve van dit zwembad.
Met de uitspraak van 26 mei 2021 (SHE 21/689 en SHE21/690) heeft de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
4. Op 1 juni 2021 heeft vergunninghouder bij het college een nieuwe aanvraag ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder ingewilligd bij besluit van 14 juli 2021. Daarbij heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan “Riethoven/Walik 2012” ten behoeve van de exploitatie van een semiopenbaar zwembad door derden met bijbehorende parkeerplaatsen op het perceel [adres] in [woonplaats] .
De voorzieningenrechter heeft het beroep van eisers bij uitspraak van 7 april 2022 (SHE 22/389 en SHE 22/390) gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
5.
Bij uitspraak van de rechtbank van 7 september 2022 (SHE 22/1294) heeft de rechtbank bepaald dat het college uiterlijk twee weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van eisers diende te nemen, bij gebreke waarvan het een dwangsom zou verbeuren van € 100,00 per dag, tot een maximum van € 15.000,00.
6.
Bij het bestreden besluit van 21 september 2022 heeft het college de omgevingsvergunning alsnog geweigerd. Het college heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat de ruimtelijk onderbouwing van 5 augustus 2022 op 13 september 2022 door de Omgevingsdienst ZuidOost Brabant (Omgevingsdienst) ontoereikend is bevonden op de onderdelen bedrijven en milieuzonering, Natura 2000/stikstof en milieueffectrapportage. Daardoor is niet aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijk ordening.
7. De voorzieningenrechter heeft het hiertegen gerichte beroep van vergunninghouder (SHE 22/2553 en SHE 22/2554) gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, overwegende dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat er te weinig informatie is om te kunnen beoordelen of het voorgenomen, van het bestemmingsplan afwijkende, gebruik van het zwembad in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
8. Met het besluit van 24 januari 2023 heeft het college de door eisers gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en het besluit van 14 juli 2021, strekkende tot verlening van de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan, onder een gewijzigde motivering en aanvullende voorwaarden in stand gelaten.
Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend (SHE 23/414 en SHE 23/415).

Feiten en omstandigheden

9.
Het (inpandige) zwembad in kwestie heeft een oppervlakte van 38 m2. Het wordt geëxploiteerd door een derde, zwemschool het Spetterke.
10. Ter plaatse van de projectlocatie gelden (onder andere) het bestemmingsplan “Riethoven/ Walik 2012” en het “Parapluplan parkeren Bergeijk 2018”. Aan de gronden zijn de bestemmingen “Wonen-woonbos” en “Bos” toegekend. Op het perceel van vergunninghouder zijn vijf parkeerplaatsen aangelegd op gronden met de bestemming “Bos”. Hiervoor zijn al bomen gekapt. Ten behoeve van de kap van deze bomen is op
16 februari 2018 een kapvergunning verleend, maar ten onrechte niet ook een aanlegvergunning. In aanvulling op deze kapvergunning is bij besluit van 5 december 2022 alsnog een aanlegvergunning verleend voor de kap van bomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

11.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond. Verder wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
12. De voor deze uitspraak van belang zijnde wet- en regelgeving staat in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Bespreking gronden
Schending hoorplicht?13. Eisers betogen dat zij ten onrechte en in strijd met artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) niet zijn gehoord over de aanvulling op de ruimtelijke onderbouwing van vergunninghouder van 19 september 2022. Hierdoor menen zij in hun belangen te zijn geschaad, omdat in de bezwaarprocedure een volledige heroverweging kan plaatsvinden.
14. De voorzieningenrechter overweegt dat in artikel 7:2, eerste lid, van de Awb geen algemene verplichting is opgenomen tot het opnieuw horen bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar, ter voldoening aan een rechterlijke uitspraak, waarbij het eerdere besluit op bezwaar is vernietigd. Verder bestaat er ook geen verplichting om na een vernietiging van een besluit op bezwaar opnieuw advies te vragen aan de commissie bezwaarschriften [1] .
Op grond van artikel 7:9 van de Awb kan een plicht om een belanghebbende opnieuw te horen wel ontstaan indien het bestuursorgaan zich bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar baseert op feiten en omstandigheden die na het eerdere horen naar aanleiding van het bezwaar bekend zijn geworden en die voor het te nemen besluit van aanmerkelijk belang kunnen zijn.
Niet in geschil is dat de ruimtelijke onderbouwing, behorende bij de aanvraag, diverse malen is aangepast, voor het laatst op 19 september 2022. Het college had, zo blijkt uit de stukken, deze aangepaste ruimtelijke onderbouwing niet bij zijn beoordeling en de beslissing op bezwaar van 20 september 2022 betrokken. Bij het bestreden besluit heeft het college deze ruimtelijke onderbouwing wel betrokken, maar eisers niet in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het college eisers in dit geval opnieuw in de gelegenheid moeten stellen te worden gehoord of hierop schriftelijk te reageren. Daarbij acht de voorzieningenrechter het van belang dat het college mede op grond van de aangevulde ruimtelijke onderbouwing van 19 september 2022 in het nieuwe besluit ten opzichte van het door de rechtbank vernietigde besluit van 20 september 2022 het gewijzigde standpunt heeft ingenomen dat toch een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het semiopenbare zwembad na de eerdere weigering. De ruimtelijke onderbouwing van 19 september 2022 is gelet hierop een nieuw feit en van aanmerkelijk belang voor het besluit. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 7:9 van de Awb genomen.
Aangezien eisers in beroep de gelegenheid hebben gehad om gronden tegen het bestreden besluit aan te voeren, zijn zij door deze schending echter niet in hun belangen benadeeld. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren [2] .
Gebrekkige motivering?
15. Eisers betogen dat het besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat niet is voldaan aan de aanwijzingen van de rechter. De omvang van de afwijking van de bestemming “Woonbos” en de aantasting van de landschappelijke en natuurwaarden van de bestemming “Bos” is onvoldoende onderzocht. Het compensatieplan bestaat uit een aangeplante voor- en zijtuin in de strook ook met een bosbestemming en heeft geen enkele relatie met de verdwenen houtopstanden, aldus eisers.
16. In het bestreden besluit heeft het college hierover gesteld dat het woonbos bestaat uit ruime percelen in een beboste omgeving. In het verleden is het buurtschap Walik zeer beperkt gegroeid. In de jaren '60 van de vorige eeuw zijn kavels uitgegeven. Hierdoor is het zogenaamde ‘woonbos’ ontstaan. De ontwikkeling van het buurtschap Walik is beperkt gebleven tot het woonbos. De openbare ruimte zorgt samen met de bosrijke omgeving en de grote (bos)tuinen voor het bindend element tussen losse bebouwing in het woonbos. In de woonbossen wordt behoud van de eigenheid en versterking van de identiteit nagestreefd. De parkeerplaatsen zijn deels gesitueerd binnen het gebied waarvoor in 2018 een kapvergunning is verleend, deels zijn de parkeerplaatsen buiten dit gebied gesitueerd. Het betreft een oppervlakte van ongeveer 13,5 meter. In aanvulling op de reeds gerealiseerde beplanting op grond van de aanlegvergunning dient vergunninghouder ter plaatse van de parkeerplaatsen nog twee inheemse laanbomen te planten ten behoeve van het herstel van de bosontwikkeling (dit is als voorwaarde opgenomen in de omgevingsvergunning voor de activiteit 'het uitvoeren van een werk of werkzaamheden geen bouwwerk zijnde' van 5 december 2022). Uit de beoordeling van de groendeskundige van de gemeente Bergeijk, welke onderdeel uitmaakt van
de aanlegvergunning, blijkt dat de op het perceel aanwezige heesters en bomen voldoende bijdragen om het verlies van natuur- en landschapswaarden door de kap in 2018 en de aanleg van de parkeerplaatsen te compenseren. Door deze compensatie leidt de aanleg van de parkeerplaatsen niet tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en natuurlijke waarden.
17. De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende. In 2018 is een omgevingsvergunning voor het kappen van ongeveer 40 bomen verleend in verband met de bouw van de woning. Op grond van het daarvoor geldende gemeentelijk beleid mag in een gebied gelegen tot zes meter uit de voor- en zijgevel en tot vijftien meter uit de achtergevel van de woning gekapt worden. Bij deze vergunning is geen herplantplicht opgelegd. De aangelegde parkeerplaatsen ten behoeve van het zwembad bevinden zich deels binnen dit gebied en deels daarbuiten. De oppervlakte van de parkeerplaatsen die is gelegen buiten het gebied van de vergunning uit 2018 is ongeveer 13,5 m2. De totale oppervlakte van de parkeerplaatsen is ongeveer 75 m2.
Na de kap in 2018 zijn blijkens de aanlegvergunning van 5 december 2022 door vergunninghouder diverse bomen en heesters geplant op het perceel. Volgens het college zijn de op het perceel aanwezige heesters en bomen, gelet op het relatief kleine oppervlak van 13,5 m2 dat buiten het ‘kapperceel’ van 2018 is gelegen, voldoende om het verlies van natuur- en landschapswaarden in door de aanleg van de parkeerplaatsen verloren gegane grond met de bestemming “Bos” te compenseren. Door de aanplant en behoud van beplanting overeenkomstig het beplantingsplan dat deel uitmaakt van de aanlegvergunning wordt volgens het college in voldoende mate bijgedragen aan het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden ter plaatse.
Ter zitting heeft vergunninghouder gesteld dat er ter plaatse van de strook van 13,5 m2 geen bomen zijn gekapt maar alleen struiken zijn verwijderd, wat door eisers werd betwist.
Wat hiervan ook zij, gelet op de beperkte oppervlakte van 13,5 m2, het voorgeschreven beplantingsplan, de plicht om nog twee inheemse laanbomen tussen de parkeervakken te planten en het advies van de groendeskundige dat naar aanleiding van de aanvraag om een aanlegvergunning is opgesteld, ziet de voorzieningenrechter in dit bezwaar geen aanleiding voor het oordeel dat het college hierom niet de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
Dit betoog slaagt niet.
Geluidoverlast
18. Eisers betogen dat te verwachten geluidoverlast van bezoekers buiten het zwembad, vanwege een gebrek aan accommodatie, ten onrechte niet is meegenomen in het geluidonderzoek. Verder voeren zij in dit verband aan dat voorwaarde i, die aan de omgevingsvergunning is verbonden, ontoereikend is om deze geluidhinder te voorkomen.
19.
In de ruimtelijke onderbouwing van september 2022 is gesteld dat voor het zwembad een akoestisch onderzoek is uitgevoerd ter beoordeling van de geluidniveaus in de omgeving resulterend uit het gebruik van het zwembad. In de berekening is uitgegaan van een maximale maatgevende situatie. De berekende geluidniveaus zijn getoetst aan de eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm). Hieruit blijkt dat het zwembad met de gehanteerde uitgangspunten voldoet aan alle grenswaarden. De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT en het maximale geluidniveau LAmax in dB(A) zijn berekend voor de maatgevende situatie van het zwembad. Uit de berekening blijkt een langtijdgemiddelde geluidbelasting van 35 dB(A) in de maatgevende dagperiode op vier meter hoogte op de noordwestgevel van de dichtstbijzijnde woning. Daarmee wordt ruim voldaan aan de 50 dB(A) eis uit het Activiteitenbesluit. De maximale geluidbelasting op de maatgevende noordwestgevel van de dichtstbijzijnde woning bedraagt in de dagperiode 59 dB(A). Ook dit voldoet aan de 70 dB(A) eis uit het Activiteitenbesluit. Het voorgenomen gebruik heeft dus geen onaanvaardbaar effect op het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen.
20. De voorzieningenrechter overweegt hierover dat het stemgeluid van bezoekers buiten het zwembad bij de toetsing aan het Abm terecht buiten beschouwing is gelaten, gelet op artikel 2.18 van het Abm. Dit sluit echter niet uit dat de eventueel te verwachten geluidoverlast als gevolg van buiten het zwembad verblijvende bezoekers uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening wel moet worden meegewogen in de belangenafweging die het college dient te verrichten bij het toestaan van een afwijking van het bestemmingsplan.
Het college en vergunninghouder hebben hierover ter zitting gesteld dat, afgezien van het feit dat er ook binnen kan worden gewacht, sommige mensen in de auto wachten en anderen een wandeling maken. Verder ligt het perceel zo’n twintig meter van de doorgaande weg De Hobbel af, wat volgens het college betekent dat de geluidbelasting van die weg groter is dan de geluidbelasting van buiten wachtende mensen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de ingang van het zwembad is te bereiken via de linkerzijde van de woning van vergunninghouder en dat de ingang van het zwembad zich bevindt aan de achterzijde van deze woning. De woning van [eiser] bevindt zich hemelsbreed op een afstand van ongeveer honderd meter van de ingang van het zwembad. De afstand van de woning van [eiser] tot de ingang van het zwembad bedraagt ongeveer vijftig meter. De parkeerplaatsen liggen nog verder naar achteren op het perceel van vergunninghouder.
Gelet hierop en gelet op de tussenliggende bebouwing, de voorwaarde i, dat ouders/verzorgers tijdens de zwemles buiten, in of bij de auto wachten of een wandeling maken in de buurt, en de overige voorwaarden wat betreft het aantal personen dat ter plaatse gelijktijdig aanwezig mag zijn en de pauze tussen elke activiteit, is het de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat het woon- en leefklimaat van eisers ten gevolge van het stemgeluid van bezoekers buiten het zwembad onaanvaardbaar wordt aangetast.
Dit betoog slaagt evenmin.
De vergunningsvoorwaarden
21. Eisers brengen naar voren dat de gestelde voorwaarden onduidelijk en niet handhaafbaar zijn. Over de voorwaarden g, k, l, m en n merken zij op dat niet onafhankelijk is te controleren of het lesrooster daadwerkelijk is toegezonden aan het college en dat ingeval dit niet gebeurt er geen sanctie op staat. Ook wordt niet vermeld op welke datum dit dient te gebeuren.
22. In deze vergunningsvoorwaarden is het volgende bepaald:
g. Uit het over te leggen openstellingsrooster moet blijken dat tijdens de openstelling nooit meer dan 6 voertuigen van zwembadbezoekers op het terrein tegelijkertijd moeten worden geparkeerd. Dit kan blijken uit een in het openstellingsrooster opgenomen pauzetijd van 30 minuten of een daarin opgenomen grootte van de zwemlesgroep;
k. Tussen elke activiteit als genoemd onder j) zit een pauze van 30 minuten om overlap tussen aankomend en vertrekkend verkeer tussen de activiteiten te vorkomen;
l. Het lesrooster voor de activiteiten die naast de zwemles plaatsvinden (peuter- en babyzwemmen of aqua-fit voor senioren) dient zodanig te worden ingericht dat het totaal aantal verkeersbewegingen op 1 dag niet meer bedraagt dan 84;
m. Vergunninghouder is verplicht om voordat hij van de omgevingsvergunning gebruik maakt een openstellingsrooster op te stellen op kalenderjaarbasis en toe te zenden aan het college (info@bergeijk.nl);
n. Bij wijzigingen in het openstellingsrooster, evenals bij aanvang van elk kalenderjaar, draagt vergunninghouder er zorg voor dat een nieuw rooster wordt toegezonden aan het college.
23. De voorzieningenrechter stelt vast dat in voorwaarden m en n is bepaald wanneer het openstellingsrooster dient te worden toegezonden aan het college. De voorzieningenrechter acht deze voorwaarden daarom voldoende duidelijk en handhaafbaar. Indien vergunninghouder hieraan geen gevolg geeft, is sprake van een overtreding van de vergunning en kan het college op grond van artikel 2.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingswet (de Wabo) handhavend optreden.
24. Eisers voeren verder aan dat voorwaarde a niet duidelijk is, omdat hierdoor niet inzichtelijk is welke dagen van de week het zwembad open is en wat dan de openingstijden zijn.
25. In vergunningsvoorwaarde a is bepaald dat de openingstijden voor openbaar gebruik maximaal 40 weken per jaar zijn, op maximaal 3 dagen per week volgens kalenderjaarrooster, gedurende maximaal 7 uur per dag.
In vergunningsvoorwaarde b en c is vervolgens bepaald dat het zwembad niet open mag zijn op zaterdagen en zondagen en tevens niet tussen 18.00 en 09.00 uur.
26.
De voorzieningenrechter constateert dat aan de hand van het in te dienen openstellingsrooster valt vast te stellen op welke doordeweekse dagen het zwembad open zal zijn en op welke tijdstippen tussen 09.00 uur en 18.00 uur. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze voorwaarde voldoende duidelijk. Bij de aanvaardbaarheid van deze vergunningsvoorwaarden heeft de voorzieningenrechter ook het belang van vergunninghouder betrokken om enige flexibiliteit te hebben in dagen en tijden, zij het dat een wijziging in het openstellingsrooster wel moet worden gemeld aan het college. Ter zitting is aangegeven dat het openstellingsrooster op de website van vergunninghouder zou kunnen worden geplaatst of dat hieraan ruchtbaarheid kan worden gegeven door het college, zodat ook voor eisers het openstellingsrooster inzichtelijk is.
27. Verder richten eisers zich tegen vergunningsvoorwaarde o, waarin is bepaald dat parkeren ten behoeve van het openbaar gebruik van het zwembad op het terrein van vergunninghouder dient plaats te vinden. Omdat hierin niet is bepaald dat het parkeren moet plaatsvinden binnen de parkeervakken vrezen eisers dat er ook buiten de parkeervakken auto’s op het terrein zullen worden geparkeerd.
28. Gelet op de beperkingen die in de vergunningsvoorwaarden zijn gesteld ten aanzien van het aantal personen per activiteit, de pauze tussen elke activiteit, het maximaal aantal voertuigbewegingen op één dag en het maximaal aantal voertuigen dat zich op het terrein van vergunninghouder mag bevinden, heeft het college in redelijkheid voorwaarde o toereikend kunnen achten.
29. Ten slotte stellen eisers zich op het standpunt dat een openbaar zwembad misplaatst is in deze omgeving en dat hierom geen omgevingsvergunning had mogen worden verleend.
30. Het college heeft de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II van het Bor. Uit artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo volgt dat een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan alleen kan worden verleend, als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en moet hij de betrokken belangen afwegen.
31. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college bij de verlening van de omgevingsvergunning heeft mogen betrekken dat op grond van artikel 21 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet alleen mag worden gewoond op het perceel, maar dat er ook beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten mogen plaatsvinden, zij het alleen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie. Gelet op de ligging van het perceel op een hoek aan het begin van de [straat] in de nabijheid van de doorgaande weg De Hobbel, de omvang van het perceel en de voorwaarden die aan het gebruik van het zwembad door derden zijn gesteld, waardoor het kleinschalige karakter van het publieksgerichte gebruik is geborgd en de ruimtelijke effecten van dit gebruik van het privézwembad beperkt blijven, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bestreden besluit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Dit betoog slaagt ook niet.

Conclusie en gevolgen

31. Omdat het beroep ongegrond is en de zaak finaal wordt afgedaan, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
Gelet op het in overweging 14 geconstateerde gebrek, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het college op te dragen aan eisers het door hen betaalde griffierecht voor de behandeling van het verzoek- en beroepschrift te vergoeden. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter:- verklaart het beroep ongegrond;- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 368,00 aan eisers te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Heijerman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Oosterveer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2023.
griffier
de voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 7:2
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
(…).
Artikel 7:9
Wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan belanghebbenden meegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.

Wet algemene bepalingen omgevingsrechtArtikel 2.3Het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning dat betrekking heeft op:(…);b. activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c, d, f, g, h of i;(…).

Voetnoten

1.Zie daartoe de uitspraak van de Afdeling van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:874.
2.Zie daartoe onder meer de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2693.