ECLI:NL:RBOBR:2023:1474

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
01/158417-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontuchtige handelingen terwijl slachtoffer in staat van verminderd bewustzijn verkeerde

Op 31 maart 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een slachtoffer dat zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 september 2021 in Uden, terwijl het slachtoffer sliep, seksuele handelingen bij haar heeft verricht. De verdachte heeft het slachtoffer betast en geprobeerd haar te penetreren, terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het meer subsidiair ten laste gelegde, namelijk het plegen van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft een taakstraf van 180 uren opgelegd, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie dagen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestaat uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van een tweede benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze partij niet direct betrokken was bij de feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/158417-22
Datum uitspraak: 31 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 februari 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2021 te Uden, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of het betasten van de borst(en) en/of vagina en/of schaamstreek en/of billen, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of het (tong)zoenen van die [slachtoffer] ;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 september 2021 te Uden, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handelingen te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- naast/achter die [slachtoffer] die lag te slapen, is gaan liggen en/of
- de borst(en) en/of de vagina en/of de schaamstreek en/of de billen van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- die [slachtoffer] heeft ge(tong)zoend en/of
- zijn, verdachtes, blote penis tegen de blote vagina en/of in de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 september 2021 te Uden, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borst(en) en/of de vagina en/of de schaamstreek en/of de billen, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of het duwen/brengen van zijn penis tegen de vagina en/of in/tegen de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of het (tong)zoenen van die [slachtoffer] ;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

Bewijsbijlage.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij naar voren gebracht dat aangeefster niet in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijk onmacht verkeerde. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het seksueel binnendringen of een poging daartoe, zodat verdachte in ieder geval vrijgesproken moet worden van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt voorop dat wat er op 19 september 2021 is gebeurd, zeer ernstig is. Verdachte is na een avond en nacht vol alcohol en ook drugs in bed gaan liggen bij een slapende jonge vrouw en heeft vervolgens zeer verregaande seksuele handelingen bij haar verricht. Dat zij dat niet heeft gewild, en dat zij van het handelen van verdachte tot op de dag van vandaag psychische klachten ondervindt, blijkt zonder enige twijfel uit de aangifte van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en uit de verklaring die zij, gebruik makend van haar spreekrecht als slachtoffer, ter zitting heeft afgelegd. De rechtbank zal echter moeten beoordelen of het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe dient de rechtbank uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging te bekomen dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen in staat van verminderd bewustzijn verkeerde en dat verdachte wetenschap had van de toestand waarin zij verkeerde.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op zondag, 19 september 2021, in de vroege ochtend, te Uden in het bed is gaan liggen waar aangeefster [slachtoffer] met haar vriend lag te slapen. Hij heeft vervolgens handelingen van seksuele aard verricht bij aangeefster.
Uit de aangifte volgt dat aangeefster op enig moment voelde dat iemand achter haar lag en haar aan het ‘droogneuken’ was. Ze voelde dat degene achter haar, haar bij haar borsten, billen en vagina betastte. Zij werd hier wakker van. Zij verkeerde op dat moment in de veronderstelling dat het haar vriend was die achter haar lag. Ze hield haar ogen dicht, omdat ze het heel erg vroeg vond. [De rechtbank begrijpt: heel erg vroeg voor seks]. Zij voelde vingers op haar clitoris. Ook voelde zij dat degene achter haar probeerde zijn penis in haar vagina te doen en dat hij haar vervolgens ook daadwerkelijk penetreerde. Zij heeft zich omgedraaid en degene die naast haar lag gezoend. Aangeefster heeft verklaard dat er gedurende zo’n 5 tot 10 minuten seksuele handelingen bij haar zijn verricht, waarbij het penetreren een paar minuten is geweest.
Uit de aangifte kan worden afgeleid dat aangeefster sliep op het moment dat verdachte achter haar kwam liggen en het ‘droogneuken’ begon. Het kan dan ook niet anders dan dat aangeefster, ook op het moment dat verdachte haar borsten, billen en vagina betastte, nog in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, te weten in de situatie van halfslaap of sluimering, die volgt op een diepe slaap. De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van die toestand van verminderd bewustzijn. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte in bed is gaan liggen bij twee slapende mensen: hij is tussen aangeefster en haar vriend in gaan liggen. Verdachte is aangeefster gaan ‘droogneuken’, waardoor zij langzaam uit haar slaap is gehaald. Volgens de rechtbank kan het niet anders of verdachte moet hebben geweten dat aangeefster aan het ontwaken was en in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, toen hij haar vervolgens begon aan te raken.
Vanaf het moment dat verdachte probeerde zijn penis in haar vagina te brengen en hij haar vervolgens daadwerkelijk met zijn penis penetreerde, kan naar het oordeel van de rechtbank niet langer worden vastgesteld dat bij aangeefster nog altijd sprake was van de situatie tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn in. De rechtbank gaat er van uit dat aangeefster op dat moment wakker was en weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte. Aangeefster heeft immers verklaard dat zij wakker werd van het droogneuken en betasten, zij heeft gedetailleerd beschreven wat er vervolgens voor handelingen hebben plaatsvonden en hoe lang die handelingen ongeveer hebben geduurd. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat zij niet meer verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.
De rechtbank overweegt – ten overvloede – dat er geen enkele twijfel over bestaat dat aangeefster steeds in de veronderstelling verkeerde dat het haar vriend was die de seksuele handelingen bij haar verrichtte en dat zij nooit zou hebben ingestemd met deze handelingen als zij had geweten dat het verdachte was die ze bij haar verrichtte. De rechtbank gaat er ook vanuit dat verdachte het lichaam van aangeefster met zijn penis seksueel is binnengedrongen. Dit kan echter, hoe onbevredigend voor aangeefster ook, niet afdoen aan het voorgaande. De huidige Nederlandse zedenwetgeving voorziet niet in het geval van een persoonsverwisseling, zoals in dit geval aan de orde is geweest.
Vrijspraak primair en subsidiair tenlastegelegde
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van hetgeen hem primair en subsidiair is tenlastegelegd.
Bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde.
Op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte heeft de borst(en), de vagina en de billen van aangeefster betast, terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Van de overige in de tenlastelegging beschreven ontuchtige handelingen zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat aangeefster ten tijde van het plegen van deze handelingen nog altijd in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 19 september 2021 te Uden met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten en de vagina en de billen van die [slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 240 uren gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij aangeefster, die op dat moment in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Hij is bij de slapende aangeefster en haar vriend in bed gaan liggen en hij heeft haar, terwijl zij langzaam ontwaakte, betast. Dit is een ernstig feit. Aangeefster voelde zich vertrouwd in bed bij haar vriend. Zij dacht er veilig te kunnen slapen. Met de ontuchtige handelingen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en haar vriend en heeft hij de lichamelijke integriteit van aangeefster in ernstige mate aangetast. Dat de gebeurtenis zeer ingrijpend was voor aangeefster en grote gevolgen voor haar heeft, blijkt onder meer uit het door haar ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht.
Verdachte verkeerde tijdens het plegen van het feit onder invloed van alcohol en verdovende middelen. Hij had de negatieve werking op zijn gedrag van dit gecombineerde gebruik moeten voorzien en begrijpen. Desondanks heeft hij ervoor gekozen deze stof en middelen te gebruiken.
Verdachte is door het gecombineerde alcohol- en middelengebruik sterk ontremd geraakt in zijn gedrag, Verdachte heeft in zijn roes en dronkenschap een slapende vrouw, die hij niet of nauwelijks kende en die niet van zijn avances gediend was, ernstig grensoverschrijdend benaderd. Zijn keuzes en gedrag hebben ertoe geleid dat aangeefster tegen haar wil in seks heeft gehad met verdachte. Daarbij komt dat verdachte door de huisgenoot van de vriend van aangeefster al eerder uit het bed van de vriend en aangeefster is gehaald en dat die huisgenoot ook daarna nog heeft proberen te voorkomen dat verdachte de slaapkamer opging. Verdachte was echter heel hardnekkig in zijn gedrag. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
In zijn alcohol- en drugsverdwazing heeft verdachte niet volledig beseft in welke situatie hij zich begaf en wie de persoon was die naast hem lag. Verdachte heeft immers verklaard dat hij meende dat hij aan het knuffelen was met een jonge vrouw die hij, de nacht voor het gebeuren, ontmoet had op een feestje en met wie hij heeft geflirt. Hoewel verdachte, zoals hiervoor is overwogen, van de toestand waarin hij verkeerde en de situatie waarin hij zich heeft gebracht, beslist een ernstig verwijt kan worden gemaakt, ziet de rechtbank aanleiding rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte er niet bewust op uit is geweest aangeefster tegen haar wil in seksuele handelingen te laten ondergaan.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan het slachtoffer aangedane leed inziet, dat hij oprecht berouw heeft getoond en dat hij zich bereid heeft verklaard om ook buiten de beslissing van de rechtbank om, de schade aan aangeefster te vergoeden. Ook is ter terechtzitting gebleken dat verdachte zich heeft ingespannen om te voorkomen dat een vergelijkbare situatie zich in de toekomst zal voordoen.
De rechtbank heeft verder gelet op een uittreksel justitiële documentatie van 14 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de adviesrapportage van Reclassering Nederland van 6 februari 2023. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij interventies of toezicht niet nodig vindt. De reclassering ziet geen belemmeringen voor de uitvoering van een taakstraf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen acht de rechtbank een taakstraf, in combinatie met een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering gesteld is geweest, passend.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie dagen, met aftrek van voorarrest, op zijn plaats.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om het verzoek tot schadevergoeding geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak verzoekt de raadsvrouw primair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Voor het geval van een bewezenverklaring heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 5.089,38 euro, bestaande uit 2.089,38 euro materiële schadevergoeding [1] en 3.000,00 euro immateriële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente wat betreft de materiële schade vanaf 15 maart 2023 (datum vordering benadeelde partij) en wat betreft de immateriële schade vanaf
19 september 2021 (datum plegen feit) tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van het hoger gevorderde bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk is in de vordering. Op basis van de beschikbare informatie is niet vast te stellen in hoeverre de overige gevorderde schadevergoeding is toe te schrijven aan het bewezenverklaarde. Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van dat deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente wat betreft de materiële schade vanaf 15 maart 2023 en wat betreft de immateriële schade vanaf 19 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om het verzoek tot schadevergoeding geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak verzoekt de raadsvrouw primair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Bij een bewezenverklaring heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering bestaat uit immateriële schadevergoeding in verband met shockschade. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat vergoeding van immateriële schade ook kan plaatsvinden als door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij is teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Deze zogenoemde shockschade zal zich met name voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het tenlastegelegde is gedood of gewond.
In casu heeft de rechtbank wettig en overtuigend bewezen geacht dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij aangeefster. Benadeelde partij – de partner van het slachtoffer – heeft het strafbare feit zelf niet waargenomen, maar werd kort erna geconfronteerd met verdachte, die met ontbloot onderlichaam en erectie naast zijn vriendin in bed lag, en met zijn vriendin, die op dat moment overstuur was.
Hoewel uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding volgt dat de benadeelde partij lijdt aan een gegeneraliseerde angststoornis, is naar het oordeel van de rechtbank in het kader van deze strafzaak niet eenvoudig vast te stellen of de door de benadeelde partij gevorderde schade, die volgens hem het gevolg is van de hierboven beschreven confrontatie, in de vorm van shockschade voor toewijzing vatbaar is.
Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Het voorgaande brengt mee dat de benadeelde partij niet in zijn vordering kan worden ontvangen. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 36f, 247 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
t.a.v. feit 1 meer subsidiair:
met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert ontuchtige handelingen plegen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel:
t.a.v. feit 1 meer subsidiair:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 dagen met aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
Een
taakstrafvoor de duur van
180 urensubsidiair 90 dagen hechtenis.
t.a.v. feit 1 meer subsidiair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van
5.089,38 euro, bestaande uit 2.089,38 euro materiële schadevergoeding en 3.000,00 euro immateriële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente wat betreft de materiële schade vanaf 15 maart 2023 en wat betreft de immateriële schade vanaf 19 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 5.089,38 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 2.089,38 euro materiële schadevergoeding en 3.000,00 euro immateriële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente wat betreft de materiële schade vanaf 15 maart 2023 en wat betreft de immateriële schade vanaf 19 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 1 meer subsidiair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
Bepaalt dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijkis in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A.J. Zijlstra, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. L. Soeteman, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.I.A. Aarts, griffier,
en is uitgesproken op 31 maart 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het betreft de volgende kostenposten/bedragen: