ECLI:NL:RBOBR:2023:1458

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
01/993335-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot invoer van metamfetamine en voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs

Op 30 maart 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot invoer van 15 kilogram metamfetamine, alsmede aan zes voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer en productie van synthetische drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het verzenden van postpakketten met daarin metamfetamine vanuit Zuid-Amerika naar Nederland. De verdachte heeft een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 40 maanden opgelegd gekregen, waarvan 36 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 oktober 2021, en de rechtbank heeft tijdens de zittingen van 2 december 2021, 17 februari 2022, 8 maart 2023, 10 maart 2023 en 16 maart 2023 de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezen feiten en dat er geen gronden zijn voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden in haar oordeel meegenomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid, en de rechtbank heeft daarom een passende straf opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/993335-21
Datum uitspraak: 30 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 december 2021, 17 februari 2022, 8 maart 2023, 10 maart 2023 en 16 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 oktober 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat [1] :
Feit 1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 24 november 2020 te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal, en/of Bergen op Zoom en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een postpakket met daarin circa 15 kilogram ,in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine (in elk geval een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet), zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, hebbende hij en/of zijn mededader(s)
- een postpakket met daarin circa 15 kilogram metamfetamine (in elk geval een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) met bestemming Nederland verzonden en/of laten verzenden;
- met het oog op de toezending van het postpakket bevattende de metamfetamine (in elk geval een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) een account bij UPS hebben aangemaakt;
- de betaling van verzending van het postpakket verzorgd;
- een afleveradres voor de aflevering van het postpakket verzorgd;
- tussentijds contact onderhouden over de status van de toezending van het postpakket;
- de trackinggegevens van het postpakket bekeken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 2.
Feit 2.1.1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 14 september 2020 te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal, en/of Bergen op Zoom en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een of meer
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval één of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst 1 van de Opiumwet, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
Feit 2.1.2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 14 september 2020 te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal, en/of Bergen op Zoom en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van één of meer (post)pakketten
met daarin een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine (in elk geval een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet), zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, hebbende hij en/of zijn mededader(s)
- een pakket(ten) met daarin metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) met bestemming Nederland verzonden en/of laten verzenden;
- contacten onderhouden met het oog op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een pakket(ten )bevattende metamfetamine;
- met het oog op de toezending van een pakket(ten) bevattende metamfetamine een account bij een vervoerder aangemaakt;
- de betaling van verzending van het pakket(ten) bevattende metamfetamine verzorgd;
- een afleveradres voor de aflevering van het pakket(ten) verzorgd;
- tussentijds contact onderhouden over de status van de toezending van het pakket;
- de trackinggegevens van het pakket bekeken, terwijl de uitvoering van de/dat voorgenomen misdrijven/misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
Feit 2.2.
hij op één meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 14 september 2020 te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal, en/of in Bergen op Zoom en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet, zijnde metamfetamine een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen,
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader(s) wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- een pakket(ten) met daarin verborgen metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) met bestemming Nederland verzonden en/of laten verzenden;
- contacten onderhouden met het oog op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een pakket(ten) bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet);
- met het oog op de toezending van een pakket(ten) bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) een account bij een vervoerder aangemaakt;
- de betaling van verzending van het pakket(ten) bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) verzorgd;
- een afleveradres voor de aflevering van het pakket(ten) bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) verzorgd;
- tussentijds contact onderhouden over de status van de toezending van het pakket bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet);
- de trackinggegevens van het pakket bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) bekeken.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
Op basis van de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de ten laste gelegde feiten 1 en 2.1.1 wettig en overtuigend bewezen dienen te worden. Volgens de officier van justitie betroffen alle zendingen die in de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 november 2020 hebben plaatsgevonden pakketten met daarin metamfetamine. Hieronder vallen ook de pakketten die in de onder feit 2 aan verdachte ten laste gelegde periode van 1 februari 2020 tot en met 14 september 2020 zijn verzonden. De voltooide import van metamfetamine in die aan verdachte ten laste gelegde periode kan volgens het openbaar ministerie aldus bewezen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op de gronden als vermeld in zijn pleitaantekeningen betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Er was immers geen sprake van medeplegen door verdachte, omdat de handelingen van verdachte niet zijn aan te merken als bewuste deelname aan een samenwerkingsverband. Verdachte was slechts een katvanger. Daarnaast kan het opzet van verdachte op de verwezenlijking van het grondfeit, te weten de invoer van metamfetamine, niet bewezen worden.
De verdediging stelt zich voor wat betreft feit 2 op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat er verdovende middelen in de verstuurde pakketten zaten en dat verdachte hierom dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen. [2]
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn - omwille van de leesbaarheid van het vonnis - uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.2 volgt - tenzij hieronder toegelicht - genoegzaam uit de in de bewijsbijlage weergegeven bewijsmiddelen.
Bewijsverweren.
Ter terechtzitting van 10 maart 2023 heeft de verdediging een aantal bewijsverweren gevoerd. Deze verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen zoals die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank zal de verweren van de raadsman - voor zover noodzakelijk - bespreken bij de desbetreffende feiten.
Inleiding.
Aan verdachte is - kort en zakelijk weergegeven - onder feit 1 tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het medeplegen van de import van 15 kilogram metamfetamine. Aan verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij zich (meermalen) schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de import van metamfetamine (feit 2.1.1) en/of dat hij zich (meermalen) schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het medeplegen van de import van metamfetamine (feit 2.1.2) dan wel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, gericht op de handel in synthetische drugs (feit 2.2). Verdachte zou deze feiten gepleegd hebben door middel van het (laten) verzenden van postpakketten met daarin metamfetamine of een soortgelijk op lijst I van de Opiumwet vermeld middel vanuit Colombia en/of Mexico via verschillende pakketservices naar Nederland.
De identificatie van Threema-accounts en WhatsApp-accounts
Voor de bewijsvoering zijn van belang de inhoud van de in het dossier aanwezige Threema-en WhatsApp-berichten.
De vraag die allereerst moet worden beantwoord, is of verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] te identificeren zijn als de gebruikers van bepaalde Threema- en WhatsApp-accounts.
[accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3]
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van [medeverdachte] en de inhoud van de proces-verbalen van bevindingen betreffende de identificatie van [accountnaam 1] en [accountnaam 2] vast dat [medeverdachte] de gebruiker was van deze accounts in Threema. Daarnaast stelt de rechtbank op grond van het proces-verbaal van bevindingen betreffende de gebruikers van telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en de verklaring van [medeverdachte] vast dat hij ook de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 3] met WhatsApp-account [accountnaam 3] .
[accountnaam 4] , [accountnaam 5] en [accountnaam 6]
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van verdachte en de inhoud van de proces-verbalen betreffende de gebruikers van telefoonnummers [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 5] vast dat verdachte de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 5] met WhatsApp-account [accountnaam 4] . Ook is hij de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 4] met WhatsApp-account [accountnaam 6] . Daarnaast stelt de rechtbank op grond van de verklaring van verdachte en het proces-verbaal van bevindingen betreffende de gebruikers van telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] vast dat hij de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 1] met WhatsApp-account [accountnaam 5] .
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 1 en 2.
Voorwaardelijk opzet.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 maart 2023 en eerder in zijn verhoren bij de politie verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) begin 2020 aan hem vroeg om een adres voor de invoer van pakketten. Volgens [medeverdachte] kon dat niet op het eigen adres van [medeverdachte] en het mocht ook niet op het adres van verdachte. [medeverdachte] wilde niet zeggen wat er in de pakketten zat. Verdachte vond het vreemd en wilde in eerste instantie niet meewerken aan het voorstel van [medeverdachte] . Toch gaf hij aan verdachte een ‘leeg’ adres, te weten het adres van zijn schoonzus te Bergen op Zoom die op dat moment daar niet verbleef. Verdachte wantrouwde de situatie zelfs dusdanig dat hij de eerste verzending openmaakte, zodat hij de inhoud van het pakket kon vaststellen. Daarnaast gaf verdachte aan [medeverdachte] het bankrekeningnummer van zijn stiefzoon [naam 1] teneinde de betaling omtrent de pakketten te regelen.
De rechtbank constateert dat er sprake was van omstandigheden waarin zonder duidelijke reden pakketten op een niet aan verdachte of [medeverdachte] te linken adres bezorgd moesten worden, verdachte na de eerste zending in het duister werd gelaten over de inhoud van de pakketten, de pakketten van een afzender in Mexico of Colombia kwamen en dat er via een omslachtige route betalingen voor de pakketten gedaan werden. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte in deze omstandigheden - waarin verdachte zelf ook al een vermoeden had dat het niet klopte - geen verdere uitleg aan [medeverdachte] , zijn goede vriend, heeft gevraagd. Verdachte heeft, naar zijn eigen verklaring, na veel te hebben overwogen meegewerkt aan het idee van [medeverdachte] .
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er verdovende middelen in de pakketten zaten.
Medeplegen.
Aan verdachte is het medeplegen van de feiten tenlastegelegd. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] bij de ten laste gelegde feiten het volgende af. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij - ondanks de hierboven weergegeven twijfels van verdachte over de legitimiteit van de inhoud van de zendingen - toch bewust heeft gekozen om in te gaan op het voorstel van [medeverdachte] en met die [medeverdachte] samen te werken omtrent de zendingen, onder meer in de vorm van het gebruiken van de bankrekening van zijn stiefzoon, het aannemen van pakketten op het door verdachte verzorgde ‘lege’ adres en het brengen van die pakketten naar [medeverdachte] . De rechtbank is bovendien van oordeel dat met de handelingen die verdachte heeft verricht, in het bijzonder het verzorgen van het ontvangstadres voor de pakketten, hij een onmisbare rol in het algehele (verzend)proces van de pakketten heeft gehad.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte met [medeverdachte] . Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen voor de feiten 1 en 2.2 bewezen.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat er een onderscheid gemaakt dient te worden tussen de zendingen vóór en na 24 november 2020. Op genoemde datum heeft de Duitse douane de zending aan [naam 2] onderzocht en is metamfetamine aangetroffen. De rechtbank is daarom van oordeel dat zendingen na 24 november 2020 in ieder geval niet kunnen worden aangemerkt als ‘proefballonnen’ (pakketten zonder drugs) die enkel dienden om de transportlijnen voor toekomstige drugssmokkel te testen. De rechtbank betrekt daarbij dat voorafgaand aan 24 november 2020 al zes zendingen hebben plaatsgevonden.
Van de zendingen die dateren van vóór 24 november 2020 kan de rechtbank niet vaststellen dat er metamfetamine of een soortgelijk op lijst I van de Opiumwet vermeld middel in heeft gezeten. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van wat hem onder feit 2.1.1 en feit 2.1.2. ten laste is gelegd.
Op basis van de feiten en omstandigheden die in de uitgewerkte bewijsmiddelen zijn vervat, in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank aldus feit 1 en feit 2.2 voor wat betreft de zendingen op 18 februari 2020, 26 februari 2020, 26 juli 2020, 28 juli 2020, 17 augustus 2020 en 7 september 2020 aan [naam 2] wettig en overtuigend bewezen.
Conclusies ten aanzien van feit 1 en feit 2.2.
De rechtbank is op grond van hetgeen hierboven is overwogen en de in de bewijsbijlage weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat de feiten 1 en 2.2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, zoals hieronder in de bewezenverklaring is weergegeven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Feit 1.
in de periode van 1 november 2020 tot en met 24 november 2020 te Wervershoof, gemeente Medemblik en Krabbendijke, gemeente Reimerswaal, en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een postpakket met daarin circa 15 kilogram metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, hebbende hij en/of zijn mededaders
- een postpakket met daarin circa 15 kilogram metamfetamine met bestemming Nederland verzonden en/of laten verzenden en
- een afleveradres voor de aflevering van het postpakket verzorgd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 2.2.
in de periode van 1 februari 2020 tot en met 14 september 2020 te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, bereiden, bewerken, verwerken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet, zijnde metamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden,
- anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, mede te plegen,
- zich en/of anderen gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen,
- voorwerpen en stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebbende verdachte en/of verdachtes mededaders:
- pakketten met daarin verborgen metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) met bestemming Nederland verzonden en/of laten verzenden en
- contacten onderhouden met het oog op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van pakketten bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) en
- met het oog op de toezending van pakketten bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) een account bij een vervoerder aangemaakt en
- de betaling van verzending van pakketten bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) verzorgd en
- een afleveradres voor de aflevering van pakketten bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) verzorgd en
-
- tussentijds contact onderhouden over de status van de toezending van pakketten bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) en
- de trackinggegevens van pakketten bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) bekeken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich namens verdachte op het standpunt gesteld dat - in het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht al dan niet in combinatie met een forse taakstraf en deels voorwaardelijke straf passend zou zijn. Hierbij heeft de raadsman gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo heeft verdachte drie jonge kinderen bij wie problemen spelen en heeft zijn echtgenote met ernstige fysieke beperkingen te maken. Verdachte heeft zich verder tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aan de gestelde voorwaarden gehouden en hij heeft als vloerenlegger gezorgd voor een gezonde financiële situatie. Indien hij voor langere tijd in de gevangenis terecht zou komen, dan zou dit ook grote gevolgen hebben voor zijn gezin.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot invoer van 15 kilogram metamfetamine alsmede zes keer aan de voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer en productie van synthetische drugs.
Harddrugs vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de productie daarvan draagt bij aan het ontstaan van verslaving en de instandhouding daarvan. Meer specifiek is metamfetamine, oftewel
crystal meth, een voor de volksgezondheid extreem gevaarlijke harddrug. Het gebruik daarvan is bijzonder verslavend en heeft op de gebruikers een bijna verwoestende uitwerking. Voorts gaat de productie van harddrugs, naar de ervaring leert, dikwijls gepaard met het plegen van andere strafbare feiten. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich geen rekenschap gegeven van de schadelijke gevolgen van zijn handelen. Verdachte heeft zijn toenmalige vriend [medeverdachte] geholpen met (het opzetten van) een internationale transportlijn voor drugs vanuit Mexico en Colombia naar Nederland, waarbij gebruik werd gemaakt van pakketdiensten die de voorwerpen met daarin drugs van de (Zuid-)Amerikaanse landen naar adressen in Nederland vervoerden. Verdachte heeft immers het adres van zijn schoonzus, alwaar destijds niemand verbleef, ter beschikking gesteld voor de ontvangst van de pakketten. Daarnaast heeft verdachte onder meer de gegevens van de bankrekening van zijn stiefzoon ter beschikking gesteld om de pakketten te betalen, een account voor het tracken van de pakketten aangemaakt, de pakketten getrackt, in ontvangst genomen en naar [medeverdachte] gebracht. Verdachte zou daar naar eigen zeggen € 100,- per pakket voor krijgen van [medeverdachte] . Verdachte was aldus een belangrijke spil in het soepel doen verlopen van de zendingen van de pakketten. Dat rekent de rechtbank hem aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank voor wat betreft feit 1 aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal die echter voor een belangrijk deel voorwaardelijk opleggen en beoogt daarmee te voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout gaat. Daarnaast is passend om aan verdachte de maximale taakstraf op te leggen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van feit 2.1.1 en 2.1.2 vrijspreekt alsmede van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank beoordeelt het aandeel van verdachte in de transporten weliswaar als noodzakelijk maar hij voerde zijn werkzaamheden uit in volledige ondergeschiktheid aan medeverdachte [medeverdachte] . Ook houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte aangaande zijn thuissituatie.
Conclusie.
Alles afwegend, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 36 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.

Voorlopige hechtenis.

De voorlopige hechtenis van verdachte is op 17 februari 2022 geschorst. De rechtbank zal deze geschorste voorlopige hechtenis met ingang van heden opheffen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 10, 10a van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1
medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden, een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen en zich en/of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
 een
taakstrafvoor de duur van
240 urensubsidiair 120 dagen hechtenis;
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan
36 maanden voorwaardelijken een proeftijd van
drie jaren;
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. De voorlopige hechtenis is met ingang van 17 februari 2022 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. A. Bril, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. te Bogt, griffier,
en is uitgesproken op 30 maart 2023.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft haar eigen nummering aangebracht ten aanzien van feit 2, teneinde de leesbaarheid van dit vonnis te bevorderen. Deze nummering wordt in het gehele vonnis aangehouden.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van het Team Generieke Opsporing 6 (DLR), proces-verbaalnummer 26Hammond-02828, onderzoeksnummer LERCF19010, onderzoeksnaam 26Hammond, opgemaakt en gesloten d.d. 19 november 2021, aantal doorgenummerde bladzijden: 800.