ECLI:NL:RBOBR:2023:1453

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
01/993336-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot metamfetamine

Op 30 maart 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer en productie van metamfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 maart 2021 opzettelijk hoeveelheden metamfetamine binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Dit gebeurde door middel van het verzenden van postpakketten vanuit Colombia en/of Mexico. De verdachte heeft ook een rol gespeeld in de productie van metamfetamine in een drugslab. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en een gevangenisstraf van drie jaren opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel en zijn eerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar deze waren niet van zodanig gewicht dat dit tot een andere strafoplegging zou moeten leiden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/993336-21
Datum uitspraak: 30 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 december 2021, 17 februari 2022, 14 april 2022, 8 maart 2023, 10 maart 2023 en 16 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 oktober 2022.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1 primair.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 maart 2021 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, en/of Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk meermalen althans éénmaal binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een
materiaal bevattende metamfetamine,in elk geval een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 1 subsidiair.
hij op één meer tijdstippen omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 maart 2021 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, en/of Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet, zijnde metamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen en
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader(s) wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebben verdachte em/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- een pakket(ten) met daarin verborgen metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) met bestemming Nederland verzonden en/of laten verzenden;
- contacten onderhouden met het oog op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een pakket(ten) bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet);
- met het oog op de toezending van een pakket(ten) bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) een account bij een vervoerder aangemaakt;
- de betaling van verzending van het pakket(ten) bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) verzorgd;
- een afleveradres voor de aflevering van het pakket(ten) bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) verzorgd;
- tussentijds contact onderhouden over de status van de toezending van het pakket bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet);
- de trackinggegevens van het pakket bevattende metamfetamine (in elk geval een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet) bekeken.
Feit 2.
hij op één of meer tijdstippen in of de periode van 1 januari 2021 tot en met 16 februari 2021 te Wervershoof, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk één of meer hoeveelhe(i)den van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, heeft bewerkt en/of verwerkt en/of bereid en/of afgeleverd en/of vervoerd en/of aanwezig gehad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
Op basis van de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de ten laste gelegde feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen dienen te worden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle zendingen die in de periode van 25 november 2020 tot en met 1 maart 2021 hebben plaatsgevonden pakketten betroffen met daarin metamfetamine. Hieronder vallend de pakketten die onder feit 1 aan verdachte zijn ten laste gelegd. De voltooide import van metamfetamine kan volgens het openbaar ministerie aldus bewezen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft op de gronden als vermeld in haar pleitaantekeningen betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor beide feiten, omdat verdachte niet de Threema-gebruiker ‘ [accountnaam 1] ’ en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] betreft. Verder is het OVC-gesprek van 9 februari 2021 van verdachte slechts grootspraak. Daarnaast dient verdachte te worden vrijgesproken voor feit 1, nu uit het voorgeleidingsproces-verbaal zou blijken dat de zending [persoon 1] negatief op metamfetamine zou zijn getest. Ook stelt de verdediging ten aanzien van feit 1 dat niet bewezen kan worden dat er verdovende middelen zaten in de verstuurde pakketten, dat verdachte niet wist dat er verdovende middelen in de pakketten zaten en dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdediging stelt zich voor wat betreft feit 1 dan ook op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen. [1]
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn - omwille van de leesbaarheid van het vonnis - uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De bewezenverklaring van de feiten 1 primair en 2 volgt - tenzij hieronder toegelicht - genoegzaam uit de in de bewijsbijlage weergegeven bewijsmiddelen.
Bewijsverweren.
Ter terechtzitting van 10 maart 2023 heeft de verdediging een aantal bewijsverweren gevoerd. Deze verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen zoals die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank zal de verweren van de raadsvrouw - voor zover noodzakelijk - bespreken bij de desbetreffende feiten.
Inleiding feiten 1 en 2.
Aan verdachte is - kort en zakelijk weergegeven - onder feit 1 primair tenlastegelegd dat hij zich (meermalen) schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de import van metamfetamine. Verdachte zou deze feiten gepleegd hebben door middel van het (laten) verzenden van postpakketten met daarin metamfetamine vanuit Colombia en/of Mexico naar Nederland. Aan verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de productie van metamfetamine.
De identificatie van Threema-accounts
Voor de bewijsvoering is van belang de inhoud van de in het dossier aanwezige Threema-berichten.
De vraag die allereerst moet worden beantwoord, is of verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] te identificeren zijn als de gebruikers van bepaalde Threema- en WhatsApp-accounts.
[accountnaam 2] en [accountnaam 3]
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van [naam medeverdachte] en de inhoud van de proces-verbalen van bevindingen betreffende de identificatie van [accountnaam 2] en [accountnaam 3] vast dat [naam medeverdachte] de gebruiker was van deze accounts in Threema.
[accountnaam 1]
Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij [accountnaam 1] is, volgt de rechtbank hem daarin niet. Hiervoor is het volgende van belang.
Op 29 december 2020 vond in Threema een gesprek plaats tussen [accountnaam 2] en [accountnaam 4] ( [naam medeverdachte] ). Hierin schreef [naam medeverdachte] om 13:23 uur dat hij een groep heeft aangemaakt met [alias verdachte] . Op dezelfde dag is om 13:23 uur een groepsapp aangemaakt met [accountnaam 2] , [accountnaam 4] en [accountnaam 1] . [accountnaam 2] en [accountnaam 1] hadden op 29 juni 2021 een gesprek met elkaar via Threema. Tijdens dat gesprek vroeg [accountnaam 2] of [accountnaam 1] met zijn zwager [persoon 3] bedoelde. Daarop antwoordde [accountnaam 1] dat hij maar één zwager heeft. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte destijds één zwager had en die heeft de naam [persoon 3] .
[accountnaam 1] appte op 3 februari 2021 telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [accountnaam 2] .
In de groepsapp met [accountnaam 2] en [accountnaam 4] stelde [accountnaam 1] op 10 februari 2021 de vraag “tot hlt bn je werk morgen”, waarop [accountnaam 4] antwoordde dat hij rond half vijf weer terug is. Vervolgens appte [accountnaam 1] : “Oke gaan we dn gelijk knallen?”, waarop [accountnaam 4] antwoordde: “Zeker zit niet anders”.
Uit analyse van de historische telefoongegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] is gebleken dat de telefoon met dit nummer vanaf 11 februari 2021 een mast aanstraalde in [gemeente] . Dat was ook het geval op de dagen erna tot en met 15 februari 2021. De eerste mast die op 16 februari 2021 werd aangestraald, was een mast in [mast] om 07:48 uur. Deze mast ligt in de directe omgeving van [gemeente] . Daarna bewoog het telefoonnummer in de richting van Den Haag. Verdachte woont in [woonplaats] en dat ligt onder Den Haag.
In een telefoongesprek van 23 maart 2021 tussen [naam medeverdachte] en ene [persoon 4] met telefoonnummer [telefoonnummer 3] , vertelde [persoon 4] dat hij van [alias verdachte] (kale man) had gehoord dat [naam medeverdachte] opgesloten zat. Uit het gesprek volgt dat [alias verdachte] in het huis van de broer van [naam medeverdachte] was “toen zij binnen vielen”. [persoon 4] vond het raar “dat ze hem lieten gaan”. Verdachte was aanwezig in de woning van de broer van [naam medeverdachte] aan de [adres 2] in [gemeente] toen deze op 16 februari 2021 om 07:10 uur werd doorzocht door de politie. Nadat hij was aangetroffen is hij weggestuurd. Uit een foto van verdachte in het dossier (zie p. 675) blijkt daarnaast dat hij kaal is.
In een telefoongesprek op 12 april 2021 tussen [naam medeverdachte] en een ander
(de rechtbank begijpt: [persoon 4] )werd opnieuw over [alias verdachte] gesproken. [naam medeverdachte] stelde toen voor om [alias verdachte] , [alias verdachte] te noemen. In een telefoongesprek op 22 april 2021 vroeg [naam medeverdachte] of de ander [alias verdachte] , [alias verdachte] had gesproken. Vervolgens werd aan hem het telefoonnummer [telefoonnummer 4] doorgegeven. [naam medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij met [alias verdachte] en [alias verdachte] / [alias verdachte] verdachte bedoelde. Verder bleek telefoonnummer [telefoonnummer 4] te horen bij een mobiele telefoon die op 24 augustus 2021 bij een doorzoeking van de woning van verdachte in de jas van verdachte werd gevonden.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is die in Threema gebruikmaakte van de naam [accountnaam 1] .
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair.
Wetenschap van verdovende middelen.
De rechtbank is van oordeel dat er een onderscheid gemaakt dient te worden tussen de zendingen vóór en na 24 november 2020. Op genoemde datum heeft de Duitse douane de zending aan [persoon 5] onderzocht en is metamfetamine aangetroffen. De rechtbank is daarom van oordeel dat zendingen na 24 november 2020 in ieder geval niet kunnen worden aangemerkt als ‘proefballonnen’ (pakketten zonder drugs) die enkel dienden om de transportlijnen voor toekomstige drugssmokkel te testen. De rechtbank betrekt daarbij dat voorafgaand aan 24 november 2020 al zes zendingen hebben plaatsgevonden. Daarbij vindt de rechtbank steun in de omstandigheid dat uit de in de bewijsbijlage weergegeven berichten die op 6 februari 2021 tussen verdachte en ‘ [persoon 6] ’ gestuurd worden blijkt dat er een pakket met ‘iets geïmpregneerd’ naar [persoon 7] is gestuurd. Het is ambtshalve bekend bij de rechtbank dat de terminologie inzake ‘impregneren’ past bij smokkel van verdovende middelen.
Ondanks dat de rechtbank van oordeel is dat er in de na 24 november 2020 verzonden pakketten verdovende middelen hebben gezeten, kan de rechtbank niet met zekerheid vaststellen of het gaat om metamfetamine of dat sprake was van een ander middel als genoemd op de bij de Opiumwet behorende lijst I . Hier houdt de rechtbank in haar bewezenverklaring rekening mee.
In het verlengde hiervan acht de rechtbank het voor wat betreft de pakketten die in de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 maart 2021 verzonden zijn niet aannemelijk dat verdachte niet wist dat er metamfetamine of een soortgelijk verdovend middel in de pakketten zat. Het tegendeel volgt namelijk uit de Threema-gesprekken van verdachte over de zendingen en een OVC-gesprek tussen verdachte en [naam medeverdachte] . Zo appte verdachte op 24 november 2021 naar [naam medeverdachte] dat hij ‘fucking zenuwachtig’ was en [naam medeverdachte] appte dat hij ‘aan het stressen was’. Daarnaast zei verdachte in het OVC-gesprek van 9 februari 2021 in de auto bij [naam medeverdachte] “ze hebben zelfs die kool getest” en “je ziet dat die is opengemaakt”. De rechtbank concludeert dat het verdachte is die deze uitspraken heeft gedaan, nu [naam medeverdachte] verklaart dat hij dit gesprek met verdachte voerde en verdachte dit overigens ook niet ontkent. De rechtbank begrijpt dat - gelet op de datum van het gesprek en de omstandigheid dat over kool wordt gesproken - het gesprek gaat over de door de douane op cocaïne gecontroleerde zending aan [persoon 1] . Verdachte spreekt over zeer specifieke kenmerken van deze zending. Dat het hier, zoals door verdachte gesteld, zou gaan om grootspraak en ‘meepraten’ acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte had wel degelijk wetenschap van de inhoud van de zendingen waarbij hij betrokken was.
Medeplegen.
Aan verdachte is het medeplegen van feit 1 tenlastegelegd. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet had op de nauwe en bewuste samenwerking met [naam medeverdachte] . Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de samenwerking tussen verdachte en [naam medeverdachte] bij de ten laste gelegde feiten het volgende af. Uit de Threema-berichten blijkt dat verdachte een naam en adres voor de zendingen [persoon 1] en [persoon 8] aan [naam medeverdachte] verschaft, meermalen met [naam medeverdachte] spreekt over de status van de zending en dat verdachte het aan [naam medeverdachte] laat weten als hij het pakket gaat ophalen. Beiden lijken precies te weten waarover hun gesprek gaat; er worden geen vragen over onduidelijkheden gesteld en er is nauw contact over zendingen. De rechtbank is bovendien van oordeel dat met de handelingen die verdachte heeft verricht, in het bijzonder met het verzorgen van de ontvangstadressen voor de pakketten, hij een onmisbare rol in het algehele (verzend)proces van de pakketten heeft gehad.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte met [naam medeverdachte] . Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen voor feit 1 bewezen.
Conclusie ten aanzien van feit 1 primair.
De rechtbank is van oordeel dat in de zendingen die in de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 maart 2021 zijn verstuurd verdovende middelen hebben gezeten, te weten metamfetamine of een soortgelijk op lijst I van de Opiumwet vermeld middel. Op basis van de feiten en omstandigheden die in de uitgewerkte bewijsmiddelen zijn vervat, in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank aldus wettig en overtuigend bewezen feit 1 voor wat betreft de zendingen van 6 februari 2021 aan [persoon 1] en 3 maart 2021 aan [persoon 8] .
De rechtbank merkt hierbij nog op dat in de Threema-berichten aangaande de zending [persoon 8] wordt gesproken over 400 gram en 600 gram. Uit de berichten is enkel op te maken dat het pakket met 400 gram naar [persoon 8] is gestuurd en volgt niet wat er met de zending van de 600 gram is gebeurd. De bewezenverklaring van de rechtbank aangaande de zending aan [persoon 8] ziet aldus enkel op 400 gram.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2.
De rechtbank constateert dat de bewezenverklaarde handelingen zich in de periode van 6 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 concentreren en zal daarom de bewezenverklaarde periode verkorten tot die dagen in februari 2021.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Feit 1 primair.
in de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 maart 2021 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, en/of Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval één of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2.
in de periode van 6 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 te Wervershoof, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, heeft bewerkt en/of verwerkt en/of bereid en/of afgeleverd en/of vervoerd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft zich namens verdachte op het standpunt gesteld dat - in het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - aan verdachte een straf gelijk aan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht dient te worden opgelegd dan wel dat rekening gehouden dient te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, namelijk dat hij een
first offenderis, in Covid-tijd in beperkingen heeft gezeten, zieke moeders heeft en binnenkort vader wordt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan tweemaal de invoer van een onbekende hoeveelheid metamfetamine en de productie en/of bewerking van metamfetamine.
Harddrugs vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de productie daarvan draagt bij aan het ontstaan van verslaving en de instandhouding daarvan. Meer specifiek is metamfetamine, oftewel
crystal meth, een voor de volksgezondheid extreem gevaarlijke harddrug. Het gebruik daarvan is bijzonder verslavend en heeft op de gebruikers een bijna verwoestende uitwerking. Voorts gaat de productie van harddrugs, naar de ervaring leert, dikwijls gepaard met het plegen van andere strafbare feiten. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich geen rekenschap gegeven van de schadelijke gevolgen van zijn handelen. Verdachte heeft [naam medeverdachte] geholpen met (het opzetten van) een internationale transportlijn voor metamfetamine vanuit Mexico en Colombia naar Nederland door onder andere een adres ter beschikking te stellen voor de ontvangst van een pakket met daarin metamfetamine. Daarnaast heeft verdachte de betaling voor de zending van een pakket verzorgd. Ook was het telefoonnummer van verdachte aan de zendingen gekoppeld. Verdachte heeft zich echter niet alleen beziggehouden met de import van metamfetamine of een soortgelijke stof, maar heeft ook gezorgd voor de bewerking en productie van die metamfetamine door in een drugslab te ‘koken’. Verdachte was aldus een belangrijke spil in het geheel van de metamfetamine-keten. Dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij ter terechtzitting door zijn procesopstelling in het geheel geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn laakbare handelen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 30 december 2022 volgt dat verdachte eerder strafbare feiten heeft begaan waarvoor hij strafbeschikkingen opgelegd heeft gekregen. Dat heeft hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank acht de persoonlijke omstandigheden van verdachte afgezet tegen de ernst van zijn strafbare handelen niet van zodanig gewicht, dat dit tot een andere strafoplegging zou moeten leiden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 33, 33a, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 10 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
  • Een
  • Verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen, te weten:
o iPhone Encryptie device (684763);
o iPhone Encryptie device (684760);
o iPhone ( [nummer] _718451).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. A. Bril, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. te Bogt, griffier,
en is uitgesproken op 30 maart 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van het Team Generieke Opsporing 6 (DLR), proces-verbaalnummer 26Hammond-02828, onderzoeksnummer LERCF19010, onderzoeksnaam 26Hammond, opgemaakt en gesloten d.d. 19 november 2021, aantal doorgenummerde bladzijden: 800.