In deze zaak heeft de man op 9 november 2022 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende F9-formulieren die door de man zijn ingediend. De man en de vrouw zijn gehuwd in Syrië en hebben een minderjarig kind. De man heeft de Syrische nationaliteit en de vrouw ook. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de man in Nederland is, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over het echtscheidingsverzoek.
De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de man de betekening van het verzoekschrift niet tijdig heeft uitgevoerd. Volgens de wet dient een verzoeker binnen veertien dagen na indiening van het verzoekschrift een afschrift daarvan aan de andere echtgenoot te betekenen. In dit geval heeft de man pas op 12 januari 2023 betekend, wat meer dan twee maanden na de indiening was. De rechtbank oordeelt dat de man niet tijdig de vereiste stappen heeft ondernomen om het verzoek juist te doen betekenen en dat het gebrek niet meer kan worden hersteld.
Als gevolg hiervan heeft de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de vrouw op een andere manier op de hoogte is geraakt van het verzoek. De beslissing is genomen door mr. F.E. Roll, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.