ECLI:NL:RBOBR:2023:1385

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
C/01/387290 / FA RK 22-4969
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening van een echtscheidingsverzoek en de gevolgen van termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de man op 9 november 2022 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende F9-formulieren die door de man zijn ingediend. De man en de vrouw zijn gehuwd in Syrië en hebben een minderjarig kind. De man heeft de Syrische nationaliteit en de vrouw ook. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de man in Nederland is, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over het echtscheidingsverzoek.

De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de man de betekening van het verzoekschrift niet tijdig heeft uitgevoerd. Volgens de wet dient een verzoeker binnen veertien dagen na indiening van het verzoekschrift een afschrift daarvan aan de andere echtgenoot te betekenen. In dit geval heeft de man pas op 12 januari 2023 betekend, wat meer dan twee maanden na de indiening was. De rechtbank oordeelt dat de man niet tijdig de vereiste stappen heeft ondernomen om het verzoek juist te doen betekenen en dat het gebrek niet meer kan worden hersteld.

Als gevolg hiervan heeft de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de vrouw op een andere manier op de hoogte is geraakt van het verzoek. De beslissing is genomen door mr. F.E. Roll, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
locatie 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/387290 / FA RK 22-4969
Beschikking d.d. 20 maart 2023 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat voorheen mr. S.A.J.C. Koopman-van Lieshout, thans mr. R.P.V.W. Willems, gevestigd te 's-Hertogenbosch,
tegen
[verweerster] ,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats hier te lande,
hierna te noemen de vrouw.

1.De procedure

1.1.
De man heeft op 9 november 2022 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • een F9-formulier d.d. 14 november 2022 met bijlage van de man;
  • een F9-formulier d.d. 10 februari 2023 met bijlagen van de man.

2.Feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn, blijkens de Basisregistratie Personen op [datum] met elkaar gehuwd. Blijkens het verzoekschrift zijn partijen op [datum 2] te [plaats] , Syrië , met elkaar gehuwd.
2.2.
Blijkens het verzoekschrift is het minderjarige kind van partijen [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats en -land] . Riyad staat niet in de Basisregistratie Personen geregistreerd.
2.3.
Blijkens de Basisregistratie Personen heeft de man de Syrische nationaliteit en blijkens het verzoekschrift heeft de vrouw eveneens de Syrische nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
In het inleidende verzoekschrift van de man wordt verzocht tussen partijen de echtscheiding uit te spreken.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de man zich in Nederland bevindt en hij sedert ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek alhier verblijft, komt in deze zaak op grond van artikel 3, eerste lid, sub a Brussel IIter ten aanzien van het echtscheidingsverzoek aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
3.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Betekening
3.4.
Blijkens artikel 816, eerste lid Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een verzoeker, wanneer het verzoek tot echtscheiding een verzoek van één der echtgenoten betreft, binnen veertien dagen na de indiening van het verzoekschrift een afschrift daarvan aan de andere echtgenoot te betekenen. Op grond van artikel 54, eerste lid, Rv geschiedt de betekening ten aanzien van hen die geen bekende woonplaats in Nederland hebben, ter plaatse van hun werkelijk verblijf. Indien de woonplaats en het werkelijk verblijf onbekend zijn, zoals kennelijk in onderhavige zaak het geval is, geschiedt de betekening volgens artikel 54, tweede lid, Rv aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie en door middel van bekendmaking van een uittreksel van het exploot in de Staatscourant.
3.5.
Indien de belanghebbende geen bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland heeft, dient dat ingevolge het Procesreglement Scheiding in beginsel te blijken uit een (historisch) BRP-uittreksel van de laatst bekende woonplaats van de belanghebbende.
De man heeft gesteld deze gegevens niet te kunnen overleggen, omdat de vrouw kennelijk nooit in Nederland heeft gewoond en hij evenmin op de hoogte is van haar (laatst bekende) woonplaats die kennelijk in [europees land] is gelegen. Het is de man niet gelukt om het juiste woon-/verblijfadres van de vrouw te achterhalen. De rechtbank is van oordeel dat door de man voldoende aannemelijk is gemaakt dat de woon- of verblijfplaats van de vrouw onbekend is. In dat geval dient er betekend te worden op de wijze als vermeld in artikel 54, tweede lid, Rv.
3.6.
Hetgeen is bepaald in artikel 816 eerste lid, Rv j° artikel 54, tweede lid, Rv brengt in dit geval mee dat de man een afschrift van zijn verzoekschrift binnen veertien dagen na de indiening daarvan, aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie en door middel van bekendmaking van een uittreksel van het exploot in de Staatscourant had moeten laten betekenen.
3.7.
De rechtbank stelt vast dat betekening niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Het verzoekschrift is op 9 november 2022 ingediend. De man heeft echter pas op 12 januari 2023, ruim twee maanden later, betekend. De rechtbank verwijst daarvoor naar het door de man bij F9-formulier d.d. 10 februari 2023 overgelegde betekeningsexploot.
3.8.
Op grond van artikel 816, derde lid, Rv zijn - indien het bepaalde in het eerste of tweede lid van artikel 816 Rv niet in acht is genomen, of indien het exploot anderszins lijdt aan een gebrek - de artikelen 120 en 121 Rv van overeenkomstige toepassing. Uit artikel 120, eerste lid, Rv volgt dat al hetgeen in deze afdeling is voorgeschreven, op straffe van nietigheid in acht wordt genomen. Op grond van artikel 120, tweede lid, Rv kan een gebrek in een exploot worden hersteld.
3.9.
De rechtbank is van oordeel dat de man niet tijdig de vereiste stappen heeft ondernomen om het stuk juist te doen betekenen en dat het gebrek niet meer kan worden hersteld. De betekeningstermijn is reeds verstreken.
3.10.
Nu het gebrek niet meer kan worden hersteld, zal de rechtbank de man
niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek. Overigens is de rechtbank niet gebleken dat de vrouw op een andere wijze op de hoogte is geraakt van het verzoek tot echtscheiding. Dit is door de man ook niet gesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.E. Roll, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 20 maart 2023.