ECLI:NL:RBOBR:2023:1368

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
01/880569-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in valsheid in geschrifte zaak met betrekking tot e-mailberichten over huurders

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrifte. De tenlastelegging betrof het opzettelijk vervalsen van e-mailberichten waarin de verdachte zou hebben verklaard dat zij vanaf oktober 2017 had getracht huurders te vinden voor een pand in Oss. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 13 februari, 14 februari en 13 maart 2023, waarbij de officier van justitie een bewezenverklaring heeft geëist. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de inhoud van de e-mailberichten niet in strijd met de waarheid was en dat de verklaring van de verdachte voor de politie niet als bewijs kon worden gebruikt.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken in het dossier zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat de verdachte weliswaar e-mailberichten heeft verstuurd, maar dat de inhoud daarvan niet onjuist was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het pand aan enkele klanten heeft aangeboden, zij het niet op de gebruikelijke wijze. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte opzettelijk valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

De uitspraak van de rechtbank is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken. Gezien de vrijspraak is er geen noodzaak om het verweer van de raadsman over schending van het recht op consultatiebijstand verder te bespreken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880569-18
Datum uitspraak: 24 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 februari 2023, 14 februari 2023 en 13 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsman, mr. [advocaat] naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 januari 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 september 2018 tot en met 5 oktober 2018 in de gemeente Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk twee, althans een, emailberichten (zie p. 3000 en 3002), zijnde (een) emailbericht(en) (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van
enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, althans heeft vervalst hebbende zij, verdachte en/of haar mededader(s) toen daar opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid in dit/die emailbericht(en) verklaard/gesteld, dat zij, verdachte, vanaf medio oktober 2017 heeft getracht om geschikte huurkandidaten te vinden voor het café, het bijbehorend woonhuis alsmede diverse garageboxen gesitueerd aan de [adres 2] te Oss
door dit binnen hun bestaande klantenkring onder de aandacht te brengen en/of
door dit bespreekbaar te maken aan de balie, met het oogmerk om voormelde
emailbericht(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of
anderen te doen gebruiken.

3.De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

4.Beslissingen over het bewijs

De rechtbank dient te beoordelen of zij de in de tenlastelegging neergelegde beschuldiging tegen verdachte wettig en overtuigend bewezen acht. Eerst zal het standpunt van de officier van justitie worden samengevat en daarna het standpunt van de verdediging, gevolgd door het oordeel van de rechtbank.
4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft hierbij verwezen naar de inhoud van de twee e-mailberichten die door verdachte op 18 september 2018 en 5 oktober 2018 zijn verstuurd en de inhoud van het tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] d.d. 14 september 2018 en 3 oktober 2018.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte weliswaar twee e-mailberichten heeft gestuurd, doch dat de inhoud van deze emailberichten niet in strijd is met de waarheid. Van valsheid in geschrifte kan aldus geen sprake zijn. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring die verdachte ten overstaan van de politie heeft afgelegd niet kan worden gebruikt voor het bewijs, omdat verdachte niet ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van haar recht op consultatiebijstand.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de beschuldiging van valsheid in geschifte zoals opgenomen in de tenlastelegging specifiek ziet op de verklaring van verdachte in haar e-mailberichten van 14 september en 5 oktober 2018 dat zij vanaf
oktober 2017heeft getracht huurders te zoeken voor het pand aan de [adres 2] in Oss. Ook blijkt uit het requisitoir dat de kern van de beschuldiging is dat verdachte in het geheel niet actief op zoek is gegaan naar huurders, anders dan in deze e-mails door haar is aangegeven. Het door verdachte aanpassen van de periode van oktober 2017 naar februari 2017 is blijkens de tenlastelegging geen onderdeel van de beschuldiging.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie d.d. 20 november 2018 verklaard dat zij het pand gelegen aan de [adres 2] aan één of twee klanten heeft aangeboden, zij het niet op de wijze “zoals het zou moeten” omdat het pand niet toegankelijk was. Het pand was immers op last van de gemeente gesloten. Ter terechtzitting d.d. 13 februari 2023 heeft verdachte verklaard dat zij zowel het pand als de bijbehorende garageboxen onder de aandacht heeft gebracht van haar bestaande klantenkring en aan belangstellenden die zich aan de balie van haar kantoor hebben gemeld; weliswaar niet actief, dat wil zeggen op de gebruikelijke wijze met een presentatie of brochure, maar zij verklaart wel degelijk klanten op het pand te hebben gewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van verdachte niet worden weersproken door de bewijsmiddelen in het dossier. Uit de bewoordingen die zijn geuit in eerder genoemde tapgesprekken kan de rechtbank niet onomstotelijk afleiden dat verdachte voornemens was een e-mailbericht op te stellen waarin zij – in strijd met de waarheid – zou vermelden dat zij heeft getracht om voor het pand en de bijbehorende garageboxen gelegen aan de [adres 2] te Oss huurkandidaten te vinden. De verklaring van getuige [getuige] (oud-medewerker van het kantoor van verdachte) bij de rechter-commissaris d.d. 17 augustus 2017 bevestigt de verklaring van verdachte dat er klanten ter bezichtiging naar de [adres 2] zijn gestuurd.
Kortom, de rechtbank acht niet bewezen dat de inhoud van de betreffende e-mailberichten – in het bijzonder de verklaring dat verdachte [verdachte] vanaf oktober 2017 heeft getracht huurders te zoeken – in strijd met de waarheid is geweest. Daarom spreekt de rechtbank verdachte van het haar ten laste gelegde vrij.
Gelet op deze conclusie behoeft het verweer van de raadsman met betrekking tot schending van het recht op consultatiebijstand geen nadere bespreking.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. T. Kraniotis en mr. W.M.T. Keukens, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 24 maart 2023.