ECLI:NL:RBOBR:2023:1349

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/01/390674 / FA RK 23-900
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tot aanvragen identiteitsbewijs voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de moeder, die om vervangende toestemming vroeg voor het aanvragen van identiteitsbewijzen voor haar minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de vader een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden, maar dat deze relatie inmiddels is beëindigd. De minderjarige kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder, die samen met de vader het gezag over hen uitoefent. De moeder heeft op 1 maart 2023 een verzoekschrift ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat de verzochte voorlopige voorziening onvoldoende samenhang vertoont met de bodemprocedure. De moeder had in de bodemprocedure alleen verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen op een basisschool en bij een huisarts, wat volgens de rechtbank een ander onderwerp is dan het aanvragen van identiteitsbewijzen. Hierdoor is de moeder niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De rechtbank heeft bepaald dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, maar alleen door tussenkomst van een advocaat.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/390674 / FA RK 23-900
Uitspraak : 17 maart 2023
Beschikking betreffende een verzoek op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.W.F. van Wijk,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de vader,
advocaat mr. F. Putmans – de Kok.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift (met bijlagen) van de moeder, ontvangen ter griffie op 1 maart 2023.
1.2.
Een mondelinge behandeling van de zaak kan niet bijdragen aan een ander oordeel dan hierna wordt verwoord, zodat de rechtbank direct uitspraak doet.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben met elkaar samengewoond. Deze samenwoning is eind [jaar] geëindigd.
2.2.
Uit de inmiddels ontbonden relatie tussen partijen zijn geboren de minderjarige kinderen:
  • [minderjarige I] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
  • [minderjarige II] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
  • [minderjarige III] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
De moeder en de vader oefenen beiden het gezag uit over de minderjarigen, die hun hoofdverblijf hebben bij de moeder.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening haar vervangende toestemming te verlenen tot het aanvragen van een identiteitsbewijs voor de kinderen.
3.2.
Ingevolge het eerste lid van artikel 223 RV kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. De treffen voorlopige voorziening moet voldoende samenhang hebben met de vordering in de bodemprocedure.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat door de moeder in de bodemprocedure geen vordering wordt gedaan voor vervangende toestemming tot het aanvragen van een identiteitsbewijs.
De moeder vordert in de bodemprocedure alleen vervangende toestemming om de kinderen in te laten schrijven op een basisschool en bij een huisartsenpraktijk.
De inschrijving van de kinderen op een basisschool en bij een huisartsartsenpraktijk in de bodemprocedure is naar zijn aard een geheel ander onderwerp dan het aanvragen van een identiteitsbewijs voor de kinderen in het kader van een voorlopige voorziening.
Het enkele feit dat in beide gevallen sprake is van vervangende toestemming is onvoldoende om te kunnen oordelen dat de te treffen voorlopige voorziening voldoende samenhang heeft met de bodemprocedure.
3.4.
Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat op het moment van indiening van het verzoekschrift er nog geen bodemprocedure aanhangig is die de strekking heeft de moeder vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een identiteitsbewijs.
Dit brengt met zich dat de moeder naar het oordeel van de rechtbank in haar verzoek niet ontvankelijk is en de rechtbank niet toekomt aan een verdere beoordeling van de zaak.
3.5.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

4.4. De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoek;
4.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Brunt, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 17 maart 2023.
Conc: awe
Tegen deze beschikking kan, voordat een eindbeschikking is gewezen in de hoofdzaak, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden
b. door andere belanghebbenden.