ECLI:NL:RBOBR:2023:1338

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
01/278853-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer in Best

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 oktober 2022 in Best een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Grave, werd beschuldigd van het opzettelijk van het leven beroven van het slachtoffer met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een conflict met het slachtoffer, met een mes in de linkerzijde van het lichaam van het slachtoffer heeft gestoken, wat resulteerde in een steekwond. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte en de getuigenverklaringen beoordeeld, evenals camerabeelden van het incident. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, gezien de omstandigheden, als voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en hem een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de proceshouding van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.278853.22
Datum uitspraak: 22 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar] 1998,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 februari 2023 en 8 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 januari 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij, op of omstreeks 27 oktober 2022 te Best, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, [slachtoffer] , opzettelijk, van het leven te beroven, die [slachtoffer] , met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de zij, in elk geval in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 27 oktober 2022 te Best, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan, [slachtoffer] , opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] , met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de zij, in elk geval in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde bewezen op grond van de aangifte en getuigenverklaring van [slachtoffer] (hierna te noemen: het slachtoffer), de medische gegevens betreffende het slachtoffer en de beschrijving van de beschikbare camerabeelden door de verbalisanten. Door zich met een mes of scherp voorwerp, met versnelde pas, richting het slachtoffer te begeven, zijn arm achteruit te halen en deze vervolgens richting het bovenlichaam van het slachtoffer te brengen, heeft verdachte volgens de officier van justitie welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer om het leven zou komen, zodat sprake is van poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe kort gezegd aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet zonder meer is af te leiden dat verdachte de veroorzaker is van het bij het slachtoffer toegebrachte letsel. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman verder nog aangevoerd dat verdachte geen opzet (ook niet in voorwaardelijke vorm) op de dood van het slachtoffer had en dat de kans dat het slachtoffer dodelijk letsel zou oplopen niet aanmerkelijk was. Het dossier bevat volgens de raadsman onvoldoende informatie hierover. Zijns inziens kunnen de feiten en omstandigheden in onderhavige zaak, indien bewezen wordt geacht dat verdachte heeft gestoken, hooguit de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling opleveren.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen

Eigen waarneming van de rechter.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 8 maart 2023 bekeken de camerabeelden cafetaria [cafetaria 2] , met bestandsnaam: ‘Lancer [cafetaria 2] object in hand en reikt naar grond’, van 27 oktober 2022. De rechtbank heeft op deze camerabeelden onder meer het volgende waargenomen:
2022-10-27 23:23:06: het slachtoffer draait naar rechts en de verdachte maakt een slaande beweging naar de linkerzijkant van het bovenlichaam van het slachtoffer.
2022-10-27 23:23:33: de verdachte laat een voorwerp op de grond vallen, dat hij vervolgens direct weer opraapt.
2022-10-27 23:23:37, 23:23:42 en 23:23:43: de verdachte houdt het voornoemde voorwerp in zijn rechterhand vast. De rechtbank neemt waar dat het een dun en glinsterend voorwerp betreft dat past bij de uiterlijke kenmerken van een scherp voorwerp, meer specifiek een mes.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 8 maart 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven.
Op 27 oktober 2022 was ik in Best. [slachtoffer] was er ook. Ik had die dag ongeveer 25 glazen bier gedronken.

Een einddossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, met onderzoeksnummer OB2R022109, met onderzoeksnaam Lancer, afgesloten op 24 januari 2023, in totaal 378 doorgenummerde bladzijden, onder meer inhoudende:
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , van 30 oktober 2022, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , p. 112-116.
A: Ik kwam er pas later achter dat ik gestoken was.
V: Wie heeft jou gestoken?
A: [verdachte] .
V: Hoe weet je dat?
A: 10.000%. Ik heb met niemand contact gehad. Hij heeft met stoelen gegooid en geslagen enzo. Later in de auto kwam ik er achter dat ik gewond was en in het ziekenhuis zeiden ze dat het een steekwond was.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende medische gegevens van het Catharina Ziekenhuis, van 17 oktober 2022 t/m 2 november 2022, opgemaakt door drs. [persoon 1] , SEH Arts KNMG en [persoon 2] , aios, p. 130 en p. 131.
[slachtoffer] zagen we op 27 oktober 2022 op de Spoedeisende hulp van het Catharina Ziekenhuis vanwege steekverwonding.
Lichamelijk onderzoek
(...)
(...) bloed uit steekopening linker flank,(...) 1 cm wondje, (...)
Conclusie:
- Subcutaan wekedelenletsel linkerflank van maximaal 1,5 cm diep.
(...)
- Fors cor met prominente longvenen passen bij een mild stuwingsbeeld.
Conclusie
(…)
1. Steekverwonding linker flank
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , van 28 oktober 2022, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 2] , p. 101 en 102.
Het was [café] in Best.
[verdachte] sprong als een wilde stier op mij.
Hij liet een paar uur eerder al een mes vallen, die had ik nog opgepakt en aan hem gegeven. Het was een Bucks, mes dat je open kan klappen. Het was ingeklapt 15 centimeter.
Een proces-verbaal van bevindingen, van 30 oktober 2022, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 3] , p. 137-150.
Ik was doende met het uitkijken van de camerabeelden van cafetaria [cafetaria 2] van 27 oktober 2022. Deze camerabeelden begonnen te lopen op eerder genoemde datum te 23.22.24 uur. Op de camerabeelden om 23.22.25 uur komt [slachtoffer] in beeld. Hierbij is te horen dat een mannen en vrouwenstem buiten beeld roepen: '' [verdachte] ''. Kort hierop (23.22.26 uur) komen een man (links) en een vrouw(rechts) in beeld welke op [slachtoffer] af komen lopen. Deze man wordt herkend als [verdachte] . Kort hierop is te zien dat [verdachte] rent in de richting van [slachtoffer] over het terras van cafetaria [cafetaria 2] . Ook is te zien dat [slachtoffer] in een duik naar rechts draait en dat [verdachte] een slaande beweging maakt naar de linkerzijkant van het lichaam van [slachtoffer] . Ook lijkt het dat [verdachte] iets laat vallen wat hij direct daarop weer opraapt van de grond. Het voorwerp dat hij opraapt, houdt hij in zijn rechterhand. Zichtbaar is dat [verdachte] iets in zijn rechterhand vasthoudt. Aan de hand van deze beelden kan gesteld worden dat alleen [verdachte] en [slachtoffer] een handgemeen met elkaar hebben gehad.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs van het primair ten laste gelegde.
Op 27 oktober 2022 vond er een steekincident met letsel plaats buiten cafetaria [cafetaria 2] aan de [adres 2] in Best. Het slachtoffer betrof de heer [slachtoffer] .
Verdachte heeft zowel ten overstaan van de politie als ter terechtzitting ontkend met een mes dan wel een scherp voorwerp in de linkerzijkant van het lichaam van het slachtoffer te hebben gestoken. Verdachte heeft echter ter terechtzitting geen antwoord willen geven op en geen duidelijkheid willen scheppen over wat er die bewuste avond is gebeurd en wat zijn eventuele aandeel daarin is geweest.
Aan de rechtbank ligt eerst de vraag voor of verdachte de persoon is geweest die het slachtoffer met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de linkerzij van de buik heeft gestoken en aldus het slachtoffer letsel, te weten een steekverwonding, heeft toegebracht. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 27 oktober 2022 ontstond in Best tussen verdachte en het slachtoffer een conflict, wat uitmondde in een handgemeen. De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte het slachtoffer tijdens het handgemeen op enig moment met een aanmerkelijke snelheid en meer dan geringe kracht een slaande beweging naar de linkerzijkant van het bovenlichaam van het slachtoffer heeft gemaakt. Het slachtoffer heeft daarbij een steekverwonding aan zijn linkerflank opgelopen.
Het door de raadsman geschetste alternatieve scenario dat een ander dan verdachte het slachtoffer zou hebben gestoken, is niet aannemelijk geworden. Het dossier biedt daarvoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank merkt daarbij op dat verbalisant [verbalisant 3] heeft gerelateerd dat aan de hand van de camerabeelden kan worden gesteld dat alleen verdachte agressief gedrag jegens het slachtoffer heeft vertoond. Van belang daarbij is dat het slachtoffer in het relevante tijdsbestek slechts korte tijd niet in beeld is op de camerabeelden en dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt om aan te nemen dat een andere persoon het slachtoffer heeft gestoken. Dat het slachtoffer ten overstaan de politie heeft verklaard dat hij pas op een later moment heeft gevoeld en gemerkt dat hij gestoken was, is naar het oordeel van de rechtbank geen indicatie voor een andere dader dan verdachte. Bovendien heeft het slachtoffer verklaard dat hij, voordat hij zijn verwonding opmerkte, alleen een conflict had met verdachte en dat verdachte de dader is.
Het andere door de raadsman aangevoerde alternatieve scenario – dat het letsel mogelijk zou kunnen zijn ontstaan doordat verdachte een terrasstoel met mogelijk een scherpe rand tegen het slachtoffer heeft gegooid, –wordt met verwijzing naar de medische verklaring, die over een steekletsel spreekt, eveneens als onaannemelijk terzijde gesteld.
Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die op 27 oktober 2022 in Best het slachtoffer in de linkerzijkant van zijn buik heeft gestoken. Ten overvloede betrekt de rechtbank daarbij dat er geen aanwijzingen zijn dat het slachtoffer ook maar enig belang had bij het afleggen van een valse belastende verklaring tegen de verdachte. In tegendeel, uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte en het slachtoffer een hechte relatie met elkaar onderhielden. Als voorbeeld daarvan geldt dat het slachtoffer diezelfde dag door verdachte gevraagd was peetoom te worden van zijn eveneens die dag geboren dochter.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het voorwerp waarmee verdachte het slachtoffer heeft gestoken een mes betrof. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er voldoende bewijs is dat verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft de beelden van het steekincident ter terechtzitting van 8 maart 2023 bekeken. De rechtbank stelt vast dat de beschrijving van de camerabeelden door verbalisant [verbalisant 3] voor zover hier relevant overeenkomt met haar eigen waarneming. Op de beelden is te zien dat het slachtoffer naar rechts draait en verdachte een slaande beweging maakt naar de linkerzijkant van het lichaam van het slachtoffer. Na het vermeende steekincident laat verdachte een voorwerp op de grond vallen, dat hij vervolgens direct weer opraapt. Voorts is door de rechtbank waargenomen dat verdachte op verschillende tijdstippen datzelfde voorwerp in zijn rechterhand vasthoudt. De rechtbank heeft waargenomen dat het desbetreffende voorwerp dun en glimmend van aard is en lijkt te passen bij de uiterlijke kenmerken van een mes.
Ook de door verdachte toegebrachte verwonding past bij het scenario dat hij een mes hanteerde. Uit de medische informatie blijkt dat het om een steekverwoning gaat.
De vaststelling dat verdachte een mes hanteerde, wordt voorts ondersteund door de verklaring van het slachtoffer. Hij heeft verklaard dat verdachte eerder op de avond, in [café] , een inklapbaar Buck-mes liet vallen, waarna het slachtoffer dit aan de verdachte teruggaf.
Verdachte, die ontkent dat hij een mes heeft gehanteerd, heeft bovendien desgevraagd ter terechtzitting geen antwoord willen geven op de vraag welk voorwerp het volgens hem dan wel betrof.
De rechtbank ziet zich dan voor de vraag gesteld of dit handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat verdachte daadwerkelijk de intentie had om het slachtoffer van het leven te beroven (vol opzet). Dit neemt echter niet weg dat verdachte door zijn gedragingen in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van het slachtoffer. Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een in de gegeven omstandigheden naar algemene ervaringsregels reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat het gevolg zal intreden. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Niet elke steekbeweging in het bovenlichaam veroorzaakt automatisch een aanmerkelijke kans op de dood. Van belang is onder meer met welk voorwerp is gestoken en met welke kracht. In deze zaak kan worden vastgesteld dat verdachte - gelet op de camerabeelden en de overige bewijsmiddelen - met een mes, met aanmerkelijke snelheid en meer dan geringe kracht in de linkerzijde van de buik van het slachtoffer heeft gestoken en dat dit heeft geleid tot een steekverwonding van 1 centimeter breed en 1,5 centimeter diep. Het dossier ontbeert weliswaar een forensisch letselrapport, maar volgens de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat zich in de buik en borststreek vitale organen en slagaders bevinden. Perforatie van dergelijke organen of slagaders door bijvoorbeeld een mes zou tot uitval en daarmee tot de dood kunnen leiden. De rechtbank overweegt dat verdachte door zijn handelen een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven heeft geroepen. De rechtbank kent daarbij in het bijzonder gewicht toe aan de omstandigheden waaronder het handelen van verdachte is verricht. Verdachte verkeerde onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol. Aangenomen mag daarom worden dat verdachte zijn bewegingen, daaronder begrepen de kracht en de precieze richting waarin hij bewegingen maakt, niet geheel onder controle had. Op de door de rechtbank waargenomen camerabeelden is verder te zien dat verdachte het op het slachtoffer voorzien had, hem al eerder aanviel met een stoel en beiden steeds in beweging waren. Op grond van de bovenstaande omstandigheden overweegt de rechtbank dat weinig betekenis toekomt aan het gegeven dat de verwondingen van het slachtoffer als gevolg van het steken relatief beperkt zijn gebleven. Door aldus te handelen heeft verdachte een aanzienlijke kans in het leven geroepen dat het mes wél vitale organen of een slagader had geraakt.
De gedragingen van verdachte kunnen tegen de achtergrond van de gegeven omstandigheden naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van het slachtoffer gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft met zijn handelen dus in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op het doden van het slachtoffer.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 27 oktober 2022 in Best opzettelijk heeft geprobeerd om het slachtoffer van het leven te beroven door met een mes in de linkerzijde van zijn buik te steken, zoals primair aan verdachte ten laste is gelegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 27 oktober 2022 te Best ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven die [slachtoffer] met een mes in de zij heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair verzocht, voor het subsidiair ten laste gelegde, aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest, eventueel in combinatie met een taakstraf. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt, heeft de raadsman de rechtbank in overweging gegeven om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer in de openbare ruimte, onder de ogen van meerdere omstanders, met een mes in de linkerzijde van zijn buik te steken. Het handelen van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden beschouwd dan zinloos geweld, waarmee gevoelens van onveiligheid, afschuw en angst, met name in de publieke ruimte en meer specifiek in het uitgaansleven worden vergroot. Verdachte heeft zich op die bewuste avond, meerdere malen, als agressor en instigator van het geweld niets aangetrokken van de belangen van en de gevolgen voor het slachtoffer. Ook door de-escalerende pogingen van omstanders heeft verdachte zich niet laten weerhouden. Zijn gedrag had tot de dood van het slachtoffer kunnen leiden. Dat het niet zover is gekomen en het letsel in relatieve zin beperkt is gebleven, is enkel te danken aan omstandigheden die zich buiten de invloedsfeer van verdachte bevonden.
Het steekincident moet een grote indruk hebben gemaakt op het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Het gegeven dat het slachtoffer wegens een grote mate van angst, hoewel reeds aanwezig in de rechtbank, niet bij de inhoudelijke behandeling van onderhavige strafzaak aanwezig durfde te zijn, is daarvoor illustratief. Daar komt bij dat het handelen van verdachte vanwege de verweven familieverbanden, veel emotioneel en psychisch leed heeft veroorzaakt binnen de familiaire kring van het slachtoffer en zijn eigen familie.
Verdachte heeft ter terechtzitting op cruciale punten niet willen verklaren wat zich op die bewuste avond heeft afgespeeld en geen verantwoordelijkheid voor zijn daad genomen. Hierdoor heeft de rechtbank geen inzicht kunnen verkrijgen in de mogelijke risico’s op herhaling. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 2 januari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke of andere misdrijven.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Met name gelet op de proceshouding van verdachte ziet de rechtbank, anders dan de raadsman, geen aanknopingspunten hier een voorwaardelijk strafdeel aan te verbinden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank, met name kijkend naar hetgeen in min of meer vergelijkbare zaken doorgaans wordt opgelegd, van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak.

De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor primair bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Verklaart dat het primair bewezen verklaarde oplevert het misdrijf:

poging tot doodslag.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
Legt op de volgende
straf:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. A.M.F. de Rooij, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.F.G. St. Jago, griffier,
en is uitgesproken op 22 maart 2023.