ECLI:NL:RBOBR:2023:1258

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
C-01-376774 - HA ZA 21-810
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake afrekening van samenwerking tussen partijen met betrekking tot geleverde modellen en vorderingen over en weer

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 8 maart 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen twee partijen die samenwerkten in de verkoop van schaalmodellen. De eiser, handelend onder de naam van zijn bedrijf, vorderde schadevergoeding van de gedaagde, die de modellen vervaardigde. De samenwerking tussen partijen was in 2020 en 2021 tot stand gekomen, maar liep al snel stroef door betalingsachterstanden en gebrekkige leveringen. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis de vorderingen van beide partijen beoordeeld, waarbij de eiser onder andere aanspraak maakte op gederfde winst en kosten voor inspecties en opslag. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde in verzuim was gekomen door niet tijdig te leveren en dat de eiser gerechtigd was om haar betalingen op te schorten. De rechtbank heeft ook de onterechte ontbinding van de overeenkomst door de gedaagde beoordeeld en vastgesteld dat deze niet bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser deels toegewezen, maar ook enkele vorderingen van de gedaagde afgewezen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere akten en specificaties van de vorderingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel recht
Zittingslocatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 376774 / HA ZA 21-810
Vonnis van 8 maart 2023
in de hoofdzaak van:
[eiser], handelend onder de naam [bedrijfsnaam eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [eiser] ,
advocaat: mr. M.C.A. Geerts te Oirschot,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijfsnaam gedaagde] ,
wonende te Uden,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.I. Janssen te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 februari 2022 en de daarin genoemde eerdere processtukken
  • de akte vermeerdering van eis van [eiser] , met producties
  • de akte vermeerdering van eis van [gedaagde] , met producties
  • het bezwaar van [gedaagde] tegen de akte van [eiser] , en rolcorrespondentie daarover, inclusief de beslissing van de rechter
  • de onttrekking door mr. Depmann
  • de spreekaantekeningen van mr. Geerts en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling op 14 december 2022, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
1.2.
Mr. Geerts heeft erop gewezen dat mr. Depmann zich heeft onttrokken. Mr. Geerts vindt dat de akte vermeerdering van eis van [gedaagde] , met producties, moet worden geweigerd. De rechtbank is het daar niet mee eens. De rechtbank wijst erop dat mr. Depmann de akte en de producties tijdig heeft ingediend, nog vóór de onttrekking. De rechtbank vindt dat genoeg; de onttrekking staat er niet aan in de weg dat de akte op de roldatum 14 december 2022 wordt genomen.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is de zaak verwezen naar de rol van 28 december 2022 voor stellen advocaat door [gedaagde] . Daarbij is ook de datum 1 februari 2023 bepaald voor vonnis:
  • indien [gedaagde] geen advocaat stelt: in conventie en in reconventie wat betreft alle onderwerpen
  • indien [gedaagde] advocaat stelt: in conventie en in reconventie wat betreft alle onderwerpen behalve de vermeerdering van eis van [eiser] in conventie.
Zie verder de rolinstructies onder 3.3 en 3.4 slotzin hierna.

2.De feiten

2.1.
Partijen werkten in 2020 en 2021 enige tijd samen. De samenwerking hield op hoofdlijnen in:
  • [gedaagde] laat schaalmodellen van voertuigen fabriceren.
  • [eiser] verkoopt die modellen, onder andere in haar webshop.
  • Er is geen maatschap of gezamenlijke onderneming; iedere partij behoudt de eigen onderneming.
2.2.
Partijen hebben in november 2020 onder meer de volgende afspraken op schrift gesteld voor een looptijd tot en met 31 december 2022:
  • Lopende klantorders van [eiser] worden bij [gedaagde] ingekocht tegen inkoopprijs + 15% winst.
  • [eiser] loopt haar betalingsachterstand in door op de lopende klantorders 15% winst af te dragen aan [gedaagde] .
  • [eiser] lost op openstaande oude facturen per maand minimaal € 500,00 af.
  • De voorraad modellen (van [gedaagde] ) wordt verkocht door [eiser] . 15% van die opbrengst komt ten goede aan [eiser] .
  • Dakar modellen worden exclusief voor [eiser] geproduceerd. De volledige voorraad Dakar modellen zal uiterlijk op 31 december 2022 overgedragen worden aan [eiser] tegen een kostprijs plus 15% winsttoeslag.
  • [gedaagde] betaalt maandelijks € 350,00 excl. btw voor opslagruimte (gehuurd door [eiser] )
  • [gedaagde] verbetert de kwaliteit op korte termijn aanzienlijk.
  • Als er schade is, laat [eiser] de modellen repareren en ontvangt daar een vergoeding van € 32,50 per uur excl. btw voor. Kosten worden vooraf ingeschat.
  • Handmodellen exclusief gemaakt voor [eiser] worden na levering order eigendom van [eiser] . Preproduction modellen worden eigendom van [eiser] .
  • [gedaagde] verstrekt een overzicht van de levertijden van modellen. Levertijden worden in onderling overleg vastgesteld. Wanneer de levertijd met meer dan een maand vertraging oploopt, laat [gedaagde] op zijn kosten de modellen invliegen.
  • Eigen producties van [bedrijfsnaam gedaagde] verpakt in [eiser] dozen worden exclusief door [eiser] verkocht.
2.3.
De samenwerking is (ook) na de schriftelijke vastlegging van deze afspraken niet vlot gelopen. Om verschillende redenen:
  • heeft [eiser] niet (geheel) betaald
  • heeft [gedaagde] niet alles (op tijd) (zonder gebreken) geleverd, ondanks een planning die [gedaagde] eind 2020 heeft opgestuurd (met leverdata).
2.4.
[eiser] heeft verklaard haar betalingen op te schorten omdat [gedaagde] de overeenkomst niet goed nakwam.
2.5.
De samenwerking is gestaakt. Partijen hebben over de situatie gesproken, onder andere onder begeleiding van [A] (de boekhouder van [eiser] ). Zij zijn niet gekomen tot een oplossing.
2.6.
In deze context heeft [gedaagde] de volgende berichten gestuurd (waar [eiser] conclusies aan wil verbinden in deze procedure):
 E-mail van [gedaagde] aan [eiser] 13 januari 2021:
“De Saurer modellen haal ik uit de [eiser] collectie. Het is mijn order en investering en heb met Mtoys een verkoopdeal gemaakt. Deze worden onder het merk Mtoys vermarkt in Zwitserland. Graag van de SM webshop verwijderen.”
 E-mail van [gedaagde] aan [eiser] 12 april 2021:
“De volgende eigen productie zullen, niet, meer onder label [eiser] worden: vervaardigd.[volgt: 4 modellen, rechtbank]
Als je de risico’s bij legt voor de productie en financiën neem ik dat risico niet langer. Zit al genoeg geld van mij in [eiser] .”
 E-mail van [gedaagde] aan [A] 19 mei 2021 (in de aanloop naar een afspraak met [eiser] van 27 mei 2021):
“Ik heb net een gesprek gehad mijn mijn adviseur en met mijn vrouw. We zijn tot het besluit gekomen dat het beter voor beide partijen is om de bestaande overeenkomst zo snel als mogelijk te ontbinden. Ik heb geen enkele vertrouwen meer in [eiser] en zijn manier van werken. Mijn gezondheid en humeur heeft er enorm onder te lijden. Het gesprek zal dus gaan over de afwikkeling van de overeenkomst en niet meer hoe we samen verder kunnen.”
2.7.
[eiser] heeft op 15 juni 2021 aan [gedaagde] geschreven:
“U geeft echter aan dat u de overeenkomst niet meer na zal komen. Dat betekent dat u de overeenkomst heeft ontbonden/opgezegd, zonder dat u daartoe de bevoegdheid had. U verkeert daardoor in verzuim. Cliënt doet geen beroep op nakoming, maar claimt vervangende schadevergoeding. Op grond van de wet dient u die te voldoen.”
[eiser] heeft in juni 2021 de toegang van [gedaagde] voor het e-mailadres [emailadres] beëindigd.
2.8.
[gedaagde] heeft bij brief van 16 september 2021 laten weten de overeenkomst te ontbinden omdat [eiser] haar bereidheid om na te komen niet heeft bevestigd en omdat [eiser] niet heeft betaald.
2.9.
[eiser] heeft [gedaagde] een lijst van webshopverkopen gestuurd over de periode 18 augustus 2021 tot en met 7 oktober 2021 (als basis voor facturering) en over de periode daarna, tot het einde van de verkopen. [eiser] verkoopt nu niets meer van [gedaagde] .

3.Het geschil

in conventie - vorderingen van [eiser]
3.1.
vordert bij dagvaarding in conventie kort samengevat (alle hoofdsommen ex btw):
 € 49.169,00 € 49.169,00 gederfde winst (geannuleerde orders) (na eisvermindering door
verkopen)
  • € 1.950,00 hogere rentelast (overbruggingskredieten)
  • € 74.490,00 schade door onterechte beëindiging door [gedaagde]
inclusief € 69.240,00 voor gederfde winst en € 5.250,00 voor opslagfee conform overeenkomst
 € 8.157,50 € 8.157,50 uren, besteed aan reparaties van geleverde goederen
(na eisvermindering)
  • Afgifte van alle 22 handmodellen, welke conform het overzicht van [eiser] nog niet aan [eiser] zijn geleverd, binnen 7 (zeven) dagen na vonnis, onder last van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en per model, te vermeerderen met € 1.000,00 voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt.
  • € 2.264,41 buitengerechtelijke kosten.
[eiser] maakt ook aanspraak op de wettelijke handelsrente over alle posten vanaf 23 juni 2021 en op een veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
[eiser] vindt dat [gedaagde] te laat heeft geleverd, gebrekkige producten heeft geleverd en heeft nagelaten producten in te vliegen.
3.2.
[eiser] vorderde verder in incident de afgifte van bepaalde modellen die moesten worden ingevlogen. Partijen hebben wat betreft deze kwestie een regeling getroffen. [eiser] heeft haar vordering in incident ingetrokken, maar handhaaft haar vordering tot betaling van de proceskosten in het incident (1 conclusie).
3.3.
[eiser] heeft kort voor de mondelinge behandeling van 14 december 2022 haar eis vermeerderd. [eiser] verwijt [gedaagde] in dit deel van de eis achter haar rug haar klanten te benaderen en modellen te verkopen waarvoor zij het meetwerk en tekenwerk heeft gedaan. [eiser] vindt dat [gedaagde] daardoor inbreuk maakt op haar databankrecht en auteursrecht en in de context onrechtmatig handelt (onrechtmatige concurrentie, eventueel slaafse nabootsing als het meetwerk en tekenwerk niet geheel is overgenomen). [eiser] vordert kort samengevat:
  • schadevergoeding, op te maken bij staat
  • verbod om gebruik te maken van data (verzameld door [eiser] ) of tekeningen (gemaakt door [eiser] ) of op andere wijze producten te vermenigvuldigen of daar kopieën van te maken, met een dwangsom
  • verbod om gedurende twee jaar klanten van [eiser] te benaderen, met een dwangsom.
De rechtbank heeft de vermeerdering van eis ondanks bezwaar door [gedaagde] toegestaan, omdat het onderwerp van de vermeerdering van eis nauw samenhangt met de afwikkeling van de samenwerking tussen partijen en dus met het onderwerp van de overige vorderingen in conventie en in reconventie. De rechtbank heeft daarbij een plan gemaakt voor een goed verloop van het proces. Dat plan houdt in:
  • dat alle onderwerpen behalve de vermeerdering van eis tijdens de mondelinge behandeling van 14 december 2022 aan de orde komen
  • dat [eiser] tijdens de mondelinge behandeling haar vermeerdering van eis mag toelichten
  • dat [gedaagde] daarna de gelegenheid heeft voor een aanvullende conclusie van antwoord op de vermeerdering van eis
  • dat de mogelijkheid van een tweede mondelinge behandeling over de vermeerdering van eis tijdens de mondelinge behandeling van 14 december 2022 wordt besproken.
Mr. Depmann heeft zich vervolgens, enkele dagen vóór 14 december 2022, onttrokken na een bericht aan de rechtbank waarin zij verklaarde zich te moeten onttrekken omdat zij geen IE-specialist is, terwijl de vermeerdering van eis een IE specialist noodzakelijk maakt. De rechtbank heeft rekening gehouden met de timing en heeft de hiervoor weergegeven instructies gegeven met het oog op een goed verloop van het proces. De rechtbank heeft bepaald dat de mondelinge behandeling toch doorgang vindt (de zaak is al in maart 2022 afgeconcludeerd en verdere vertraging is niet aanvaardbaar). [gedaagde] is niet verschenen op 14 december 2022. De rechtbank heeft tegen deze achtergrond aan het einde van de mondelinge behandeling van 14 december 2022 instructies gegeven (hiervoor onder 1.3).
3.4.
[gedaagde] voert verweer in conventie. Zij vindt dat er een raamovereenkomst was, gebaseerd op onderling vertrouwen, dat na enige tijd is verdwenen. Haar standpunt is dat:
  • [eiser] niet mocht opschorten in april 2021, omdat [gedaagde] niet tekort kwam
  • [gedaagde] in mei 2021 niet heeft ontbonden, maar uitsluitend de mogelijkheid van een afwikkeling in goed overleg heeft genoemd in een mail aan [A]
  • [eiser] in juni 2021 in verzuim kwam door haar aanspraak op vervangende schadevergoeding, haar mededeling niet meer te willen nakomen, het nalaten maandelijks € 500,00 te betalen en het nalaten de nakoming te bevestigen
  • [gedaagde] daarom op goede gronden heeft ontbonden bij brief van 16 september 2021
  • partijen geen afspraken hebben gemaakt over aantallen modellen per jaar (afname of verkoop)
  • partijen hebben alleen wat betreft Dakar-modellen en resin-modellen afspraken gemaakt over exclusiviteit, verder niet
  • [eiser] al in mei 2021 niet van plan was nog orders te plaatsen bij [gedaagde] , omdat het vertrouwen weg was tussen partijen
  • de annuleringen andere oorzaken hadden, zoals keuzes van de klant (mede door de verstoorde relatie tussen partijen) en de vrijheid van [gedaagde] om af te zien van de productie van bepaalde modellen
  • partijen zijn niet overeengekomen dat [eiser] een vergoeding krijgt voor inspectie van modellen
  • handmodellen zijn geen eigendom van [eiser] (want besteld voor het sluiten van de overeenkomst), zijn niet exclusief voor [eiser] gemaakt, en worden tijdens het productieproces uit elkaar gehaald zodat zij niet meer voorhanden zijn.
De rechtbank heeft bepaald dat [gedaagde] na de mondelinge behandeling van 14 december 2022 bij aanvullende conclusie van antwoord mag reageren op de vermeerdering van eis.
in reconventie - vorderingen van [gedaagde]
3.5.
[gedaagde] vordert in reconventie kort samengevat:
 in voorwaardelijk incident (nu ingetrokken): afschrift en inzage (artikel 843a Rv) in de verkoopadministratie van [eiser] vanaf 7 oktober 2021 (onder de voorwaarde dat de rechtbank geen gebruik maakt van haar bevoegdheid in artikel 22 lid 1 Rv)
en verder in de hoofdzaak:
  • verklaring voor recht over ontbinding op 16 september 2021 dan wel ontbinding van de overeenkomst
  • bevel aan [eiser] om voorraden van [gedaagde] terug te geven, met een dwangsom
  • € 54.199,29 voor geleverde modellen, na eisvermeerdering, met de wettelijke handelsrente (de exacte berekening van de vordering is onduidelijk gebleven)
  • € 1.126,66 voor buitengerechtelijke kosten
met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft haar eis in reconventie vlak voor de mondelinge behandeling van 14 december 2022 vermeerderd. De vermeerderde vordering betreft in totaal een hoofdsom van € 107.172,86. De vermeerdering betreft verkopen na oktober 2021 en het standpunt van [gedaagde] dat partijen verkoopprijzen zijn overeengekomen, waarvan [eiser] niet mocht afwijken bij verkopen (in haar webshop). De vermeerderde vordering houdt ook een verklaring voor recht wat betreft de verkoopprijzen.
3.6.
[eiser] voert verweer in reconventie. Zij erkent bij antwoord in reconventie dat zij € 27.820,41, € 3.387,39 en € 3.032,87 (dit laatste bedrag onder voorwaarde van levering van modellen Magirus PAX) verschuldigd is voor geleverde modellen. Zij erkent tijdens de mondelinge behandeling van 14 december 2022 in totaal € 46.727,43 inclusief btw ( [eiser] heeft rekening gehouden met de werkelijke verkoopprijzen bij deze erkenning). Zij wijst verder op haar opschorting en het verzuim van [gedaagde] (in haar visie) als gronden om niet te betalen. Zij vindt verder dat zij producten tegen lagere prijzen mocht verkopen omdat deze producten anders onverkoopbaar waren ( [gedaagde] mag dus niet vergoeding vragen van haar volledige prijs in die gevallen). [eiser] vindt dat partijen moeten afrekenen op basis van de werkelijke verkoopprijzen. Verder geldt volgens [eiser] het volgende:
 factuur 20154 erkend/betaald, derdenrekening advocaat, tegenover uitlevering
modellen Volkswagen Crafter
  • factuur 21057 betwist, gebrekkig, Volvo S60 (zijn al retour gegaan naar [gedaagde] )
  • factuur 21097 betwist, bedragen onjuist, zie overzicht oktober 2021;
[eiser] heeft recht op 15% en [gedaagde] gaat ten onrechte
uit van [gedaagde] -prijzen, niet de werkelijke verkoopprijzen;
zie overzicht antwoord reconventie bladzijde 7-8;
[eiser] wil een creditfactuur voor € 2.145,12, € 83,90, € 125,37, € 316,00, € 195,04, € 89,20, € 169,51, € 123,60, € 783,94, € 42,52, € 0,60 en € 44,96. Dit is in totaal € 4.118,56 exclusief btw, aldus [eiser] .
[eiser] herhaalt haar standpunt, wat betreft de vermeerdering van eis in reconventie, dat het haar vrijstond lagere verkoopprijzen te hanteren, als de schadebeperkende maatregel, omdat de producten oud waren en anders niet werden verkocht.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank beoordeelt hieronder de belangrijke thema’s in de zaak, met uitzondering van de onderwerpen in de akte vermeerdering van eis in conventie (zie 3.3-3.4 hiervoor).
1.
tekortkoming en verzuim – conventieHet eerste thema betreft de vraag of [gedaagde] in verzuim is.
[eiser] heeft enkele tijdstippen aangewezen waarop [gedaagde] volgens haar in verzuim is gekomen (tijdbalk, overgelegd voor de mondelinge behandeling). De rechtbank benoemt en beoordeelt deze tijdstippen hieronder.
a) Verzuim door mededeling dat [gedaagde] niet zal nakomen, 13 januari 2021 en 12 april 2021?
Het gaat hierbij om de eerste twee e-mails onder 2.6 hiervoor:
“De Saurer modellen haal ik uit de [eiser] collectie. Het is mijn order en investering en heb met Mtoys een verkoopdeal gemaakt. Deze worden onder het merk Mtoys vermarkt in Zwitserland. Graag van de SM webshop verwijderen.”en
“De volgende eigen productie zullen niet meer onder label [eiser] worden: vervaardigd.[volgt: 4 modellen, rechtbank]
Als je de risico’s bij legt voor de productie en financiën neem ik dat risico niet langer. Zit al genoeg geld van mij in [eiser] .”[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 14 december 2022 onweersproken uitgelegd dat deze e-mails gaan over de zogenaamde “eigen productie”. Dus over modellen waarbij [eiser] het tekenwerk en het meetwerk heeft gedaan, zodat er veel werk van [eiser] in zit. De boodschap in de e-mails komt er volgens [eiser] op neer dat [gedaagde] profijt heeft van dat tekenwerk en meetwerk en buiten [eiser] om gaat verkopen. Dat mag volgens [eiser] niet; zij wijst op de afspraak (2.2 hiervoor):
“Eigen producties van [bedrijfsnaam gedaagde] verpakt in [eiser] dozen worden exclusief door [eiser] verkocht.”De rechtbank beschouwt deze e-mails als een tekortkoming door [gedaagde] . [gedaagde] laat weten “eigen productie” buiten [eiser] om te gaan verkopen, terwijl de afspraak was om dat niet te doen (de rechtbank moet het daarvoor houden, omdat deze interpretatie van de afspraken onweersproken is). [gedaagde] is door deze tekortkoming in verzuim gekomen. De rechtbank begroot de schade van [eiser] op het bedrag dat [eiser] onweersproken naar voren heeft gebracht als winstmarge: € 19.150,50 (zie productie 21 bij dagvaarding):
Model
Winstmarge
Saurer kippers
€ 5.625,00
Volvo N88 Dijkstra
€ 4.524,00
Werklust shovel
€ 3.681,00
DAF Kipper Desperado
€ 3.562,50
DAF N-2500 kipper
€ 1.758,00
Totaal
€ 19.150,50
Een ander gevolg van de analyse hiervoor is dat [eiser] haar betalingen mocht opschorten, zoals zij heeft gedaan bij brief van 26 april 2021. De tekortkoming van [gedaagde] was voldoende om de opschorting te rechtvaardigen en er was voldoende samenhang tussen de verbintenis van [gedaagde] (niet verkopen buiten [eiser] om) en de verbintenis van [eiser] (betalingen).
b) Verzuim door levertijden, kwaliteit, annuleringen (data in de loop van 2021)?
De rechtbank bespreekt hier enkele thema’s waarop [eiser] zich beroept als basis voor verzuim van [gedaagde] .
(i) Leverdata
[eiser] beroept zich op leverdata in de planning die [gedaagde] (eind december 2020) heeft verstrekt. [eiser] vindt dat dit fatale termijnen zijn.
De rechtbank leest echter in de planning weinig meer dan indicaties en streefdata. Dit past naar het oordeel van de rechtbank bij de samenwerking te goeder trouw, waarbij [gedaagde] inkoopt uit China en [eiser] de verkoop coördineert en bevordert. De rechtbank merkt op dat in de schriftelijk vastgelegde afspraken niets staat waaruit volgt dat een planning een fatale termijn oplevert. [eiser] heeft niets gesteld over mondeling overleg of andere communicatie waar een fatale termijn uit volgt. De conclusie op dit onderdeel is dat een ingebrekestelling nodig was om de levertijden te concretiseren. Die ingebrekestelling is er niet. [eiser] kan geen vergoeding van schade vorderen op dit punt.
Tegen deze achtergrond is een ander standpunt van [eiser] niet voldoende onderbouwd. Namelijk: het standpunt dat [gedaagde] niet aan [eiser] maar wel voor zichzelf leverde. [gedaagde] heeft hierop uitvoerig verweer gevoerd, met name dat een ieder zijn eigen cliënten behield en dat een klant, [B] , bij [gedaagde] wilde bestellen na problemen met [eiser] door de verstoorde relatie tussen partijen. [eiser] moest, om voldoende te onderbouwen dat [gedaagde] ten onrechte niet aan haar leverde, duidelijk maken dat er harde tijdstippen waren waarop [gedaagde] aan haar moest leveren. Die toelichting is niet gegeven, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen.
(ii) Kwaliteit
[eiser] meent dat de kwaliteit gebrekkig was. De rechtbank wijst erop dat partijen een regeling hebben getroffen voor gebrekkige producten, namelijk dat deze worden gerepareerd op kosten van [gedaagde] tegen een overeengekomen tarief. De rechtbank wijst er verder op dat in de schriftelijk vastgelegde afspraken niets concreets staat over kwaliteitseisen; er staat alleen dat [gedaagde] de kwaliteit aanzienlijk moet verbeteren, maar hoe en wanneer staat er niet. Een concretisering in de vorm van een ingebrekestelling was bij deze stand van zaken vereist, om te komen tot verzuim van [gedaagde] , maar een dergelijke concretisering is uitgebleven. [eiser] kan geen vergoeding van schade vorderen op dit punt.
(iii) Conclusie – levertijden en kwaliteit
De beoordeling hiervoor wat betreft de levertijden en de kwaliteit betekent dat [eiser] geen aanspraak heeft op vergoeding van schade betreft de orders Scania WLS, DAF YA-314 en DAF Tropco (€ 4.299,00, € 4.410,00 respectievelijk € 7.162,50, zie productie 21 bij dagvaarding).
(iv) Annuleringen
[eiser] vindt dat orders door schuld van [gedaagde] zijn geannuleerd (door klanten): GINAF Maïskipper (€ 4.010,00) en Clearboxen CB-1 (€ 1.137,00).
[eiser] vindt dat de klant de bestelling “GINAF” heeft geannuleerd omdat de klant geen zaken meer wil doen met [gedaagde] vanwege haar houding. [gedaagde] vindt dat deze order niet bij [eiser] , maar bij [gedaagde] geplaatst is. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] wat deze order betreft onvoldoende heeft onderbouwd wat de tekortkoming van [gedaagde] is die tot gevolg heeft gehad dat de klant deze order heeft geannuleerd. De klacht over de “houding van [gedaagde] ” is niet duidelijk genoeg.
[eiser] vindt wat betreft de bestellingen “Clearboxen” dat [gedaagde] B-keuzes heeft geleverd, waardoor de klant heeft geannuleerd. [gedaagde] vindt dat [eiser] zelf de stekker uit deze overeenkomst heeft getrokken (wederzijds goedvinden). [gedaagde] betwist niet dat deze order aan [eiser] is geleverd en ook niet dat er sprake is van een gebrekkige producten. De rechtbank overweegt dat [eiser] niet heeft uitgelegd (a) of zij de kopers had kunnen houden aan de overeenkomsten (bijvoorbeeld door gebreken te herstellen of vervangende producten te leveren, of door in goed overleg een oplossing te zoeken), (b) of en hoe zij contact heeft gehad met [gedaagde] over de gebreken om een oplossing te bespreken en (c) of contact met [gedaagde] zinloos zou zijn geweest (bijvoorbeeld omdat correcte nakoming blijvend onmogelijk was of omdat [gedaagde] niet wilde nakomen en al wel een redelijke kans/termijn daarvoor had gehad). Met andere woorden: ook hier is onvoldoende gesteld om verzuim te kunnen aannemen.
Daarom kan [eiser] wat betreft de bestellingen GINAF en Clearboxen geen aanspraak maken op schadevergoeding.
c) 19 mei 2021: onterechte ontbinding door [gedaagde] ?
Dit punt betreft de laatste e-mail onder 2.5 hiervoor:
“Het gesprek zal dus gaan over de afwikkeling van de overeenkomst en niet meer hoe we samen verder kunnen.”[eiser] heeft naar het oordeel van de rechtbank, om de redenen hieronder, uit deze e-mail redelijkerwijs niet mogen afleiden dat [gedaagde] de overeenkomst wenste te ontbinden:
o de e-mail is verzonden in de aanloop naar een gesprek tussen partijen en [A] en is onmiskenbaar bedoeld als aankondiging van een onderwerp tijdens dat gesprek
o de taak van [A] was om de gesprekken te begeleiden
o de e-mail mag dan ook redelijkerwijs niet anders worden opgevat dan als opstap naar overleg over een minnelijke beëindiging van de samenwerking.
d) 16 september 2021: onterechte ontbinding door [gedaagde] ?
Dit is het bericht waarvan [gedaagde] zegt dat zij daarbij wel heeft ontbonden.
De beslissing van de rechtbank hierover is dat de ontbinding door [gedaagde] ongegrond was. [gedaagde] was daartoe niet bevoegd. Want: [eiser] had al in april 2021 opgeschort, zodat zij niet verplicht was te betalen.
Voor de goede orde: de overeenkomst is wel geëindigd, omdat [eiser] de ontbinding heeft geaccepteerd, onder voorbehoud van haar aanspraken op vergoeding van schade. De rechtbank beoordeelt deze aanspraken, omdat de ontbinding door [gedaagde] niet terecht was. Het gaat om twee posten.
De eerste post betreft de “hogere rentelast”. [eiser] vindt dat zij (door de geannuleerde orders) een tekort aan werkkapitaal had en dat zij daarom twee overbruggingskredieten heeft moeten afsluiten. De rentelasten van deze twee overbruggingskredieten bedragen tot en met 1 november 2021 € 1.950,00 en [eiser] wil dat [gedaagde] deze vergoedt. De rechtbank wijst deze vordering af, omdat deze schade te ver verwijderd is van de tekortkomingen van [gedaagde] (de onterechte ontbinding, dan wel de e-mail van [gedaagde] van 13 januari 2021). De geannuleerde orders leveren geen tekortkoming/verzuim van [gedaagde] op, zoals hiervoor is beslist. Het is verder de verantwoordelijkheid van een ondernemer om te beschikken over voldoende werkkapitaal; een ondernemer moet ook rekening houden met eventuele tegenvallers. [eiser] heeft geen deugdelijke analyse van haar onderneming gemaakt, waaruit volgt dat de annuleringen voldoende in verband staan met een gebrek aan werkkapitaal. Ook om deze redenen kan deze post niet worden toegewezen.
De tweede post betreft gederfde winst. De rechtbank wijst deze post toe wat betreft de huidige voorraad.
o Ter zitting heeft [eiser] uitgelegd dat zij, omdat [gedaagde] de nog niet verkochte modellen na haar vermeende ontbinding van de overeenkomst terug wil, deze niet meer kan verkopen, waardoor [eiser] schade lijdt in de vorm van gederfde winst: de voorraad is nu nog € 15.698,77 waard (wanneer wordt uitgegaan van de werkelijke verkoopprijzen) en de schade is € 2.354,36 (15%). Als wordt uitgegaan van de oorspronkelijk overeengekomen tarieven (standpunt [gedaagde] ), is de totale verkoopprijs € 33.296,94 en is de schade € 4.994,54. De rechtbank wijst als schatting € 1.500,00 toe:
 partijen moeten uitgaan van de werkelijke verkoopprijzen (zie onder “Lagere prijzen” onder punt 4) hierna)
 de rechtbank vindt het aannemelijk dat er een reële kans was om deze modellen tegen deze prijzen te verkopen als [gedaagde] niet zou hebben ontbonden; deze kans is veel lager dan 100%, maar ook niet nihil
 [gedaagde] heeft [eiser] deze kans ontnomen door de ongegronde ontbinding.
De rechtbank wijst deze post voor het overige af.
o De rechtbank is ervan overtuigd dat de samenwerking tussen partijen is mislukt door het wegvallen van het vertrouwen in elkaar. De rechtbank merkt ook op dat dat te wijten is aan handelingen van beide partijen: tekortkomingen van [gedaagde] (onterechte ontbinding, e-mail 13 januari 2021), maar ook onterechte claims/verwijten van [eiser] zoals de klachten over leveringen (“te laat”) en “gebrekkige” producten (zie hiervoor). Het verlies van het vertrouwen was de oorzaak van de mislukte samenwerking en de gederfde winst. De onterechte ontbinding door [gedaagde] was slechts de vertolking van het verloren vertrouwen.
o Eventuele gederfde winst van [eiser] staat dus in een te ver verwijderd verband met de tekortkomingen van [gedaagde] . Te ver, omdat het verloren vertrouwen de werkelijke oorzaak was.
o [eiser] is bij de onderbouwing van deze vordering uitgegaan van de verwachting dat de winst elk jaar met 30% stijgt, maar zij heeft geen solide, reëel businessplan of analyse gemaakt waaruit volgt dat die verwachting haalbaar was onder de werkelijke omstandigheden van de samenwerking zoals die zich heeft afgespeeld in de loop van de tijd, inclusief de gedragingen van [eiser] die hebben bijgedragen tot het verlies van vertrouwen. Een summiere verklaring van partijen vooraf over dat soort verwachtingen en percentages is niet genoeg.
o De rechtbank voegt hier nog aan toe dat de schade door de e-mail van 13 januari 2021 overigens al wordt opgevangen door een aparte toewijzing van de vordering die daarop betrekking heeft.
2)
invliegen – conventieHet tweede thema betreft de vraag of [gedaagde] de afspraak om orders te laten invliegen correct heeft uitgevoerd.
De afspraak over het laten invliegen van orders onder omstandigheden is wel specifiek vastgelegd in de schriftelijke overeenkomst. Partijen zijn in de loop van de procedure tot een regeling gekomen die inhoudt dat bepaalde goederen zijn ingevlogen.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] kennelijk in elk geval die orders eerder had kunnen en moeten laten invliegen, maar ook dat [eiser] haar vorderingen niet concreet heeft toegespitst op schade die zij heeft geleden doordat orders niet snel genoeg zijn ingevlogen.
De conclusie wat betreft het tweede thema is dus dat [gedaagde] deze afspraak in elk geval in één geval niet correct heeft uitgevoerd, maar ook dat dit niet tot schade heeft geleid.
3)
handmodellen – conventieHet derde thema in de zaak betreft de afgifte van alle 22 handmodellen (vordering van [eiser] in conventie). [gedaagde] heeft hierop uitgebreid verweer gevoerd, met name:
o dat de handmodellen, waar het [eiser] om gaat, orders betreffen die voor het sluiten van de schriftelijke overeenkomst zijn geplaatst
o dat deze handmodellen niet exclusief voor [eiser] zijn gemaakt
o dat de handmodellen uit elkaar worden gehaald als onderdeel van het productieproces en dus daarna niet meer beschikbaar zijn.
zodat [eiser] (op grond van de schriftelijke overeenkomst) geen recht heeft op afgifte van deze handmodellen.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 14 december 2022 uitgelegd dat het haar ook hier weer gaat om haar tekenwerk en meetwerk dat in de modellen zit. Dat geldt volgens haar ook voor de periode vóór de schriftelijk vastgelegde afspraken. De handmodellen worden volgens haar gebruikt om de mallen te gebruiken, en zijn dus bruikbaar om meer exemplaren te laten fabriceren. [gedaagde] mag de handmodellen niet buiten haar om gebruiken, aldus [eiser] .
De rechtbank is van oordeel dat de rechten van [eiser] wat betreft haar tekenwerk en meetwerk ook gelden in de periode vóór de schriftelijk vastgelegde afspraken tussen partijen. Dat vloeit voort uit de aard van de afspraken tussen partijen en uit de verplichting van partijen te goeder trouw afspraken uit te voeren. De rechtbank is verder van oordeel dat [gedaagde] niet voldoende concreet heeft toegelicht in welke handmodellen dit tekenwerk/meetwerk niet is verwerkt, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat het tekenwerk/meetwerk in al deze handmodellen is verwerkt. Daarom zal de rechtbank deze vordering van [eiser] in de conventie toewijzen.
De rechtbank merkt op dat [gedaagde] de handmodellen moet teruggeven in de staat waarin zij zich bevinden (zij is niet gehouden modellen weer in elkaar te zetten), en indien zij voor handen zijn.
4)
vorderingen [gedaagde] – reconventieHet vierde thema in de zaak betreft de vorderingen van [gedaagde] in reconventie. De rechtbank overweegt dat de verklaringen voor recht over ontbinding en het bevel om voorraden terug te geven (met een dwangsom) moeten worden toegewezen in het licht van de beslissingen hiervoor, en omdat de ontbinding is geaccepteerd door [eiser] , die ook bereid is de voorraden terug te geven. De rechtbank is het voorshands eens met [eiser] de “tag” van [eiser] op de bodemplaat en het logo van [eiser] mogen worden verwijderd van de verpakkingen, voordat de voorraden terug gaan naar [gedaagde] . De rechtbank verzoekt [gedaagde] om de voorraden, waar het haar om gaat, te specificeren.
De grootste resterende vordering betreft het bedrag van € 107.172,86 voor geleverde modellen. [eiser] heeft hierop uitgebreid verweer gevoerd, met name dat bepaalde modellen gebrekkig waren (Volvo S60), dat zij recht heeft op 15% en dat zij lagere prijzen mocht hanteren om oude of minder aantrekkelijke producten toch te verkopen ter beperking van schade.
De rechtbank merkt op dat partijen het eens zijn over het percentage van 15% en dat de modellen Volvo S60 al terug zijn gegaan naar [gedaagde] (onweersproken tijdens de mondelinge behandeling). Hieruit volgt dat [eiser] op deze twee punten gelijk heeft. De rechtbank vindt dat [gedaagde] niet of niet genoeg is ingegaan op de standpunten van [eiser] (gebreken, verkopen tegen lageren prijzen, 15%):
o Gebreken. [gedaagde] heeft de toestand van de zaken niet beschreven.
o Lagere prijzen. [gedaagde] heeft niet uitgelegd dat en waarom de producten in de loop van vele maanden hun volle waarde behouden. De rechtbank vindt het aannemelijk dat de verkoop moeilijk ging, zoals [eiser] stelt, omdat partijen zo met elkaar in de problemen zijn gekomen. De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat [eiser] producten heeft verkocht voor minder dan de prijs die zij daadwerkelijk had kunnen vragen voor die producten op dat moment. [gedaagde] heeft niet duidelijk gemaakt dat er reële kansen waren voor verkopen tegen hogere prijzen.
o 15%. [eiser] heeft redelijkerwijs bij het aangaan van de overeenkomst mogen begrijpen dat de afspraken hierover doorlopen, na ontbinding van de overeenkomst, zolang partijen met elkaar te maken hebben en [eiser] de diensten verleent waar deze afspraken over gaan.
De rechtbank beslist dus dat het bedrag van € 46.727,43 inclusief btw, als erkend door [eiser] , gegrond is, en dat deze vordering voor het overige ongegrond is. Partijen mogen zich uitlaten over de berekening waar dit toe leidt.
De rechtbank zal een andere vordering van [gedaagde] – verklaring voor recht dat [eiser] gehouden is om de webshop verkopen over de periode van 31 augustus 2022 tot de datum van het vonnis met [gedaagde] af te rekenen op basis van de tussen partijen overeengekomen tarieven – afwijzen.
5)
opslagfee en inspectiekosten – conventieHet vijfde thema betreft de opslagfee en de inspectiekosten.
De rechtbank is van oordeel dat deze vorderingen gegrond zijn. De opslagfee is gebaseerd op een duidelijke bepaling in de overeenkomst en de ruimte wordt gebruikt voor de opslag van producten. Reparatiekosten zijn voorzien in een duidelijke en onbetwiste bepaling in de overeenkomst ( [gedaagde] heeft de reparatiekosten al betaald, zo heeft [eiser] toegelicht). De rechtbank is van oordeel dat inspecties zoals gesteld door [eiser] behoren tot de overeengekomen reparaties, omdat de inspecties noodzakelijk zijn om de gebreken te identificeren, waarna de reparatie volgt. Dat geldt wellicht niet bij een enkel incidenteel gebrek, maar [eiser] heeft onweersproken gesteld dat hier veel meer aan de hand was.
[eiser] heeft redelijkerwijs bij het aangaan van de overeenkomst mogen begrijpen dat de afspraken over de opslagfee en de reparaties doorlopen, na ontbinding van de overeenkomst, zolang partijen met elkaar te maken hebben en [eiser] de diensten verleent waar deze afspraken over gaan.
6)
kosten – conventie en reconventieHet laatste thema in de zaak betreft de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten (inclusief het incident). De rechtbank zal hierover in een later stadium beslissen.
4.2.
Partijen hebben talrijke vorderingen over en weer ingesteld. De rechtbank vindt het doelmatig dat partijen zich bij akte uitlaten over de gevolgen van de beslissingen onder 4.1 voor de vorderingen in conventie en in reconventie. De rechtbank zal de zaak voor die aktes naar de rol verwijzen. De rechtbank verzoekt partijen in het bijzonder aandacht te besteden aan de samenvatting in tabelvorm en de voorlopige afrekening:
Vorderingen van [eiser]
Bedrag
Omschrijving
Beslissing
€ 4.299,00
order Scania WLS
ongegrond
€ 4.410,00
order DAF YA-314
ongegrond
€ 7.162,50
order DAF Tropco
ongegrond
€ 4.010,00
order GINAF Maiskipper
ongegrond
€ 1.137,00
order Clearboxen CB-1
ongegrond
€ 5.625,00
order Saurer kippers
gegrond
€ 4.524,00
order Volvo N88 [naam]
gegrond
€ 3.681,00
order Werklust shovel
gegrond
€ 3.562,50
order DAF Kipper Desperado
gegrond
€ 1.758,00
order DAF N-2500 kipper
gegrond
€ 1.950,00
hogere rentelast
ongegrond
€ 69.240,00
gederfde inkomsten/winst
ongegrond
€ 5.250,00
gederfde opslagfee
gegrond
€ 8.157,50
inspectiekosten (voor reparaties)
gegrond
€ 2.354,36
gederfde fee huidige voorraad
gegrond tot € 1.500,00, voor het overige ongegrond
-
afgifte van de handmodellen
gegrond
Vorderingen van [gedaagde]
Bedrag
Omschrijving
Beslissing
-
verklaring voor recht over ontbinding
gegrond
-
bevel om voorraden terug te geven
gegrond
€ 107.172,86
voor geleverde modellen
gegrond tot € 46.727,43 incl. btw, voor het overige ongegrond
-
verklaring voor recht verkoopprijzen
ongegrond
4.3.
De rechtbank verzoekt partijen zich bij akte uit te laten over het nut en de noodzaak van een tweede mondelinge behandeling over de vermeerdering van eis in conventie.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 19 april 2023 voor:
  • akte van [eiser] tot het hiervoor onder 4.2 omschreven doel
  • akte van [gedaagde] tot het hiervoor onder 4.2 omschreven doel
  • akte van [gedaagde] voor een specificatie van de terug te geven voorraden (blz. 11 hiervoor bovenaan)
  • aanvullende conclusie van antwoord door [gedaagde] op de vermeerdering van eis in conventie
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op
8 maart 2023.