ECLI:NL:RBOBR:2023:1208

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
C-01-369845 - HA ZA 21-269
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afrekening projectontwikkeling en uitleg afspraken met betrekking tot geldlening en notariële akte

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 februari 2023 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen verschillende partijen die betrokken waren bij de renovatie van een pastorie in Veldhoven. De eisers, bestaande uit twee personen, hebben vorderingen ingesteld tegen de Stichting Beheer Blaarthemstaete en twee gedaagden. De kern van het geschil draait om de afrekening van een projectontwikkeling en de uitleg van afspraken die zijn gemaakt over een geldlening en een notariële akte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers als bouwuitvoerder hebben gefunctioneerd, terwijl de gedaagden als financiers optraden. Er zijn verschillende bedragen in geschil, waaronder een schuld van € 180.000,00 die door de eisers is erkend en die zij menen te hebben afgelost. De rechtbank heeft de partijen toegelaten tot het tegenbewijs tegen de dwingende bewijskracht van de notariële akte en de stelling van de gedaagden dat de eisers geen betaling op de schuld mogen in mindering brengen op hun aandeel in de geldlening bij de bank. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal opnieuw op de rol komen voor uitlating door de eisers over de wijze van bewijsvoering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Team Handel
Zittingslocatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 369845 / HA ZA 21-269
vonnis van 8 februari 2023
in de hoofdzaak van:
[eiser 1],
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna gezamenlijk: [eisers] c.s.,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
advocaat: mr. B.F.H.L. van Campfort te Veldhoven,
en
Stichting Beheer Blaarthemstaete,
gevestigd te Veldhoven,
hierna: de stichting,
voorheen eiseres in conventie, verweerster in reconventie (thans: vorderingen ingetrokken),
advocaat: mr. O.B.J. Poorthuis te ’s-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde 1]( [gedaagde 1] ),
wonende te [woonplaats] ( [land] ),
[gedaagde 2]( [gedaagde 2] ),
wonende te [woonplaats] ,
hierna gezamenlijk: [gedaagden] c.s.,
gedaagden in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M.A.J. Kemps te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 6 oktober 2021, waarbij een comparitie is gelast, en de daarin genoemde eerdere processtukken,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • antwoordakte, producties 9-16 en 17 van [gedaagden] c.s.,
  • het besprokene tijdens de mondelinge behandeling op 24 november 2022 waarvan de griffier aantekening heeft gehouden, en de spreekaantekeningen die mr. Van Campfort en mr. Kemps hebben overgelegd,
  • drie aktes uitlating na mondelinge behandeling ( [eisers] c.s, de stichting, [gedaagden] c.s.).
1.2.
Daarna is een datum bepaald voor vonnis.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben samen de pastorie Veldhoven gerenoveerd en verbouwd. De rollen van partijen waren:
  • [eisers] was bouwuitvoerder
  • [gedaagden] c.s. was financier
  • de stichting verkrijgt en houdt het vastgoed en ontvangt bepaalde geldstromen en keert die vervolgens op bepaalde momenten uit aan de deelgerechtigden [eisers] en [gedaagde 2] (en volgens [eisers] : ook [eiser 2] ).
2.2.
[gedaagde 1] heeft een geldlening bij de bank geregeld voor het project. [gedaagde 1] en [eisers] zijn tegenover de bank hoofdelijk verbonden voor de geldlening. Oorspronkelijk was het plan dat de stichting deze geldlening zou overnemen, maar dat is niet gebeurd omdat de bank daaraan niet wilde meewerken. [gedaagde 1] betaalt al jaren maandelijks de lasten van de geldlening. De bank heeft nog een aanzienlijk bedrag te vorderen.
2.3.
[eisers] c.s. heeft een notariële akte ondertekend waarin staat dat hij tegenover [gedaagde 1] een bedrag van € 180.000,00 als schuld erkent. In de akte staat niet waarvoor die schuld precies is. [eisers] heeft deze schuld afgelost (uit de opbrengst van een appartement).
2.4.
[gedaagde 1] heeft tussentijds rechtstreeks (buiten de stichting om) bedragen ontvangen uit de opbrengst van appartementen.
2.5.
De renovatie is al enige tijd voltooid. De appartementen zijn verkocht en de opbrengsten zijn ontvangen. Het is tijd om tot een afwikkeling te komen tussen partijen.
2.6.
Bij de verkoop/overdracht van het laatste appartement is een geschil ontstaan over wat te doen met de opbrengst. Partijen zijn overeengekomen een bedrag te storten bij de notaris in afwachting van een minnelijke regeling of rechterlijk oordeel. Dit is het depotbedrag.
2.7.
[eisers] was bestuurder van de stichting en heeft mede namens de stichting vorderingen ingesteld. De rechtbank heeft in 2022 bepaald dat [eisers] als bestuurder werd ontslagen en dat [B] (procesadvocaat: kantoorgenoot mr. Poorthuis) als bestuurder werd benoemd. [B] heeft namens de stichting de vorderingen ingetrokken. [eisers] c.s. heeft daarna zijn eis gewijzigd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] c.s. vindt dat hij zijn schuld uit de notariële akte heeft afgelost door een betaling eind 2020 en dat hij ook niets meer verschuldigd is uit hoofde van (zijn aandeel in) de geldlening bij de bank, omdat de notariële akte materieel dezelfde schuld betreft als de geldlening bij de bank. [eisers] c.s. vordert een verklaring voor recht langs deze lijnen. Het komt erop neer dat [gedaagde 1] volgens [eisers] c.s. de hele verantwoordelijkheid draagt voor die geldlening bij de bank. In het verlengde hiervan:
 vindt [eisers] c.s. dat [gedaagde 1] in de loop van de jaren teveel heeft ontvangen. [gedaagde 1] moet dus volgens [eisers] c.s. enkele bedragen terugbetalen:
o € 41.236,70
o € 1.436,71 (buitengerechtelijke kosten),
o € 34.830,34 dan wel subsidiair € 27.250,00 of meer subsidiair € 4.500,00,
o € 2.647,33 dan wel subsidiair € 2.071,00 of meer subsidiair € 342,00
met rente,
  • maakt [eisers] c.s. aanspraak op een uitkering van € 264.040,60 dan wel subsidiair € 206.558,07 dan wel meer subsidiair € 34.110,50 uit het depotbedrag (dus komt aan [gedaagde 2] € 114.965,04 dan wel subsidiair € 172.447,57 toe) en vordert hij een veroordeling van [gedaagden] c.s. om de notaris zo te instrueren, met een dwangsom,
  • vordert [eisers] c.s. langs dezelfde lijnen voor recht te verklaren dat het restantvermogen van de stichting na ontbinding/vereffening voor primair (1/3e + 1/3e =) 2/3e deel, subsidiair 1/2e deel wordt uitgekeerd aan [eisers] c.s., en voor primair 1/3e deel, subsidiair 1/2e deel aan [gedaagde 2]
3.2.
[gedaagden] c.s. voert verweer in conventie. [gedaagden] c.s. wil bereiken:
  • dat het depotbedrag aan hem wordt uitgekeerd, met een dwangsom
  • dat [eisers] € 27.317,21, met rente, aan [gedaagde 1] betaalt (het saldo van het aandeel van [eisers] in de geldlening bij de bank)
  • dat [eisers] € 13.572,45 plus rentebedragen na september 2021 aan [gedaagde 1] betaalt, met rente (schadevergoeding voor wat [gedaagde 1] aan de bank heeft moeten betalen omdat het depotbedrag niet in september 2021 is gebruikt om de financiering bij de bank af te lossen).
Dit zijn ook de vorderingen in reconventie.
3.3.
[eisers] c.s. voert verweer in reconventie langs de lijnen van zijn standpunten in conventie.
3.4.
De stichting ( [B] ) vindt dat de gelden in de stichting moeten vloeien en daar moeten worden verdeeld. De stichting verzet zich dus tegen de depotregeling bij de notaris en tegen de vorderingen tot uitkering aan [eisers] c.s. dan wel [gedaagden] c.s.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank beoordeelt hieronder de thema’s die in dit stadium als eerste aan de orde moeten komen.
1. Eiswijziging [eisers] c.s.
[eisers] c.s. heeft zijn eis gewijzigd na de mondelinge behandeling. De stichting maakt hiertegen bezwaar. Zij meent dat zij ernstig in haar bezwaar is geschaad.
De rechtbank verwerpt dit bezwaar en staat de eiswijziging toe. De reden is dat de wijziging vooral is ingegeven doordat de rechtbank vorig jaar in de zomer in wezen een bestuurswisseling bij de stichting heeft bevolen. Dat was op aandringen van [gedaagden] c.s., die zich benadeeld achtte door beslissingen van [eisers] . Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat [B] als nieuwe bestuurder van de stichting een andere koers kiest. Het is niet onredelijk of in strijd met de goede procesorde dat [eisers] c.s. onder deze omstandigheden na de mondelinge behandeling een update geeft van de eis. Het komt allemaal nog steeds op hetzelfde neer. De wijziging betreft details en uitwerking. Indien gewenst kunnen de stichting en [gedaagden] c.s. zich daarover uitlaten bij conclusie na enquête.
2) Notariële akte en geldlening, tegenbewijs
De cruciale vraag in de zaak is de vraag wat voor verhouding er eventueel bestaat tussen de notariële akte en de geldlening bij de bank. De rechtbank heeft dit besproken met de partijen tijdens de mondelinge behandeling. Partijen staan lijnrecht tegenover elkaar.
 [gedaagden] c.s. meldt stellig dat:
o de notariële akte het gevolg was van bedragen die hij in het verleden had verstrekt aan [eisers] voor allerlei klussen (bijvoorbeeld materialen)
o hij en [eisers] hier uitgebreid over hebben gesproken tijdens talrijke gesprekken (waarbij de heer [C] , boekhouder van [gedaagde 1] , en [gedaagde 2] aanwezig waren), en uiteindelijk het openstaande bedrag hebben afgerond op € 180.000,00 en dit bedrag hebben laten vastleggen bij de notaris
o de notariële akte geen relatie beschrijft tussen de schuld uit die akte enerzijds en de schuld uit de geldlening bij de bank anderzijds.
[gedaagden] c.s. vertelt dat getuigen zoals hij en zijn boekhouder bij de gesprekken aanwezig zijn geweest en in de procedure kunnen verklaren.
 [eisers] c.s. vindt dat de notariële akte een hele andere achtergrond heeft:
o er is iets mis gegaan bij de notaris en het gevolg was dat het hypotheekrecht van de bank is vervallen, in weerwil van de afspraken met en wensen van de bank
o [eisers] en [gedaagde 1] hebben de notariële akte gemaakt zodat [gedaagde 1] voor regres wat betreft het aandeel van [eisers] in de geldlening bij de bank in elk geval de hypotheek als zekerheid zou hebben
o dit betekent dat de notariële akte materieel dezelfde schuld betreft als de geldlening van de bank
o € 180.000,00 was ongeveer gelijk aan de helft van de openstaande lening bij de bank op het tijdstip van de notariële akte (dus: gelijk aan de draagplicht van [eisers] op dat tijdstip) en de rente was ongeveer hetzelfde
o [eisers] heeft de schuld in de notariële akte afgelost en dat betekent dat hij niets meer verschuldigd is in zijn verhouding tot [gedaagde 1] wat betreft de geldlening bij de bank.
De rechtbank onderkent evenals partijen dat de notariële akte dwingende bewijskracht heeft. Dit betekent in beginsel, conform het standpunt van [gedaagden] c.s., dat de notariële akte een zelfstandige schuld oplevert die naast de schuld uit de geldlening bij de bank staat. Maar tegenbewijs staat vrij. En in de notariële akte zelf staat niets over hoe de schuld is ontstaan. Dat roept vragen op. Het voorgaande, bezien in samenhang, rechtvaardigt een onderzoek. Partijen hebben hun standpunten over en weer voldoende gemotiveerd aan de hand van concrete feiten (zie de bullets hiervoor).
De rechtbank laat [eisers] c.s. toe tot het tegenbewijs als na te melden.
3) [eiser 2] deelgerechtigd?
[eisers] c.s. vindt dat [eiser 2] deelgerechtigd is geworden in het vermogen van de stichting omdat zij heeft meebetaald aan de prijs van een appartement (dat is geleverd aan haar en [eisers] ). [gedaagden] c.s. betwist dit standpunt en wijst op de statuten van de stichting, waarin staat dat [eisers] en [gedaagde 2] deelgerechtigd zijn en dat andere personen deelgerechtigd worden indien [eisers] en [gedaagde 2] dat beslissen.
De rechtbank is het eens met [gedaagden] c.s. op dit punt. De statuten zijn leidend. De statuten zijn duidelijk: een beslissing van [eisers] en [gedaagde 2] is vereist. Niets is gesteld over een dergelijke beslissing.
[eisers] c.s. wijst op de notulen van een vergadering van deelgerechtigden; [eisers] , [eiser 2] en [gedaagde 2] waren aanwezig en hebben de notulen ondertekend, en [eisers] c.s. wil dit beschouwen als een beslissing om [eiser 2] als deelgerechtigde aan te merken. De rechtbank verwerpt dit standpunt omdat, zoals gezegd, niets is gesteld over een relevante beslissing van [eisers] en [gedaagde 2] De notulen zijn door [eisers] opgesteld (onweersproken) en de ondertekening van de notulen is geen beslissing en is niet specifiek genoeg wat betreft de instemming van [gedaagde 2] [eisers] en [eiser 2] zijn met elkaar getrouwd, zij trekken samen op en dat verklaart haar aanwezigheid. Uit niets blijkt dat [gedaagde 2] heeft willen instemmen met een status voor [eiser 2] als deelgerechtigde, en dat [eisers] c.s. dit redelijkerwijs heeft mogen aannemen. Niemand stelt en het is ook niet geloofwaardig dat elke koper, die een koopprijs betaalt, daarmee gerechtigd wordt tot een aandeel in het vermogen van de stichting.
De conclusie is dus dat [eiser 2] niet deelgerechtigd is geworden.
4) Verrekening van € 150.000,00 voor arbeid van [eisers] ?
[eisers] c.s. meent dat hij veel heeft gewerkt voor het project voor de pastorie en dat partijen een afspraak hebben gemaakt, in die zin dat hij € 150.000,00 als vergoeding voor zijn arbeid in verrekening mag brengen, of dat de interne draagplicht van [eisers] voor wat betreft de geldlening bij de bank wordt kwijtgescholden. Althans: een eerdere afspraak langs deze lijnen is bevestigd tijdens dat gesprek, aldus [eisers] c.s. [eisers] c.s. wijst op een audio-opname die zijn advocaat in het geheim heeft gemaakt van een gesprek tussen [eisers] en [gedaagden] c.s. [eisers] c.s. heeft uitvoerig betoogd dat de zojuist genoemde afspraak tijdens dat gesprek is gemaakt.
[gedaagden] c.s. is het hier niet mee eens. Hij vindt dat geen afspraken zijn gemaakt tijdens dat overleg.
De rechtbank is het eens met [gedaagden] c.s. De rechtbank vindt dat in de transcriptie van de audio-opname geen uitlatingen van [gedaagden] c.s. staan, waaruit [eisers] redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat [gedaagden] c.s. een afspraak langs die lijnen wilde maken.
o Letterlijk heeft [gedaagde 1] of [gedaagde 2] . mogelijk iets gezegd over “arbeid” en “wegstrepen”, maar in de context van overleg over een minnelijke regeling (zoals toen aan de orde) was dit redelijkerwijs niet op te vatten als iets anders dan een voorstel of idee of mogelijke oplossing, afhankelijk van verder overleg.
o [eisers] c.s. wijst nadrukkelijk op bepaalde passages, maar daaruit blijkt vooral dat [gedaagden] c.s. tijdens dat gesprek in de kern bedragen en betalingen als één geheel heeft besproken en heeft aangedrongen op betaling van alle verschuldigde bedragen. Anders dan [eisers] c.s. meent, is uit de transcriptie niet op te maken dat [gedaagden] c.s. de schuld uit de notariële akte en de schuld uit de geldlening bij de bank als materieel dezelfde schuld beschouwt.
De rechtbank verwerpt dus het standpunt van [eisers] c.s. Dit betekent overigens alleen dat zo’n verrekening in dit geding niet aan de orde is en heeft geen gevolgen voor eventuele aanspraken van [eisers] op een vergoeding (op andere gronden) voor verrichte arbeid.
5) Tot slot een opmerking wat betreft de positie van de stichting. Het ziet ernaar uit dat partijen het eens zijn: opbrengsten moeten, zo was het oorspronkelijke plan, naar de stichting, waarna de winst wordt verdeeld. Echter, zo is het niet geregeld in de depotovereenkomst met de notaris. Daar is geregeld dat bedragen buiten de stichting om naar [gedaagde 1] zullen gaan, als hij daar recht op heeft. Het komt de rechtbank voorshands voor dat deze afspraak niet ongeoorloofd is en dus dat de rechtbank de relevante vorderingen van [eisers] c.s. dan wel [gedaagden] c.s. zal kunnen toewijzen, afhankelijk van wie er gelijk krijgt bij de bewijswaardering. De stichting zal daarmee rekening kunnen houden bij haar besluitvorming over haar middelen en uitkeringen aan de betrokkenen.
De rechtbank nodigt partijen, en in het bijzonder de stichting, uit om zich hierover uit te laten in de eerstvolgende conclusie (bijvoorbeeld de conclusie na enquête).
4.2.
De rechtbank heeft hiervoor de relevante thema’s in de zaak in dit stadium behandeld.
4.3.
De conclusie is dat [eisers] c.s. zal worden toegelaten tot het tegenbewijs als na te melden en dat iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie/reconventie
5.1.
laat [eisers] c.s. toe tot het tegenbewijs tegen:
o de dwingende bewijskracht van de notariële akte en
o de aldus voorshands vaststaande stelling van [gedaagden] c.s. dat [eisers] een betaling op de schuld van € 180.000,00 niet in mindering mag brengen op zijn aandeel in de geldlening bij de bank,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 22 februari 2023voor uitlating door [eisers] c.s. of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [eisers] c.s. geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als [eisers] c.s.
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
februaritot en met
juli 2023dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. L.S. Frakes, in het Paleis van Justitie te 's-Hertogenbosch, Leeghwaterlaan 8,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op
8 februari 2023.