Uitspraak
1.De procedure
- het vonnis van 6 oktober 2021, waarbij een comparitie is gelast, en de daarin genoemde eerdere processtukken,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- antwoordakte, producties 9-16 en 17 van [gedaagden] c.s.,
- het besprokene tijdens de mondelinge behandeling op 24 november 2022 waarvan de griffier aantekening heeft gehouden, en de spreekaantekeningen die mr. Van Campfort en mr. Kemps hebben overgelegd,
- drie aktes uitlating na mondelinge behandeling ( [eisers] c.s, de stichting, [gedaagden] c.s.).
2.De feiten
- [eisers] was bouwuitvoerder
- [gedaagden] c.s. was financier
- de stichting verkrijgt en houdt het vastgoed en ontvangt bepaalde geldstromen en keert die vervolgens op bepaalde momenten uit aan de deelgerechtigden [eisers] en [gedaagde 2] (en volgens [eisers] : ook [eiser 2] ).
3.Het geschil
- maakt [eisers] c.s. aanspraak op een uitkering van € 264.040,60 dan wel subsidiair € 206.558,07 dan wel meer subsidiair € 34.110,50 uit het depotbedrag (dus komt aan [gedaagde 2] € 114.965,04 dan wel subsidiair € 172.447,57 toe) en vordert hij een veroordeling van [gedaagden] c.s. om de notaris zo te instrueren, met een dwangsom,
- vordert [eisers] c.s. langs dezelfde lijnen voor recht te verklaren dat het restantvermogen van de stichting na ontbinding/vereffening voor primair (1/3e + 1/3e =) 2/3e deel, subsidiair 1/2e deel wordt uitgekeerd aan [eisers] c.s., en voor primair 1/3e deel, subsidiair 1/2e deel aan [gedaagde 2]
- dat het depotbedrag aan hem wordt uitgekeerd, met een dwangsom
- dat [eisers] € 27.317,21, met rente, aan [gedaagde 1] betaalt (het saldo van het aandeel van [eisers] in de geldlening bij de bank)
- dat [eisers] € 13.572,45 plus rentebedragen na september 2021 aan [gedaagde 1] betaalt, met rente (schadevergoeding voor wat [gedaagde 1] aan de bank heeft moeten betalen omdat het depotbedrag niet in september 2021 is gebruikt om de financiering bij de bank af te lossen).
4.De beoordeling
[eisers] c.s. heeft zijn eis gewijzigd na de mondelinge behandeling. De stichting maakt hiertegen bezwaar. Zij meent dat zij ernstig in haar bezwaar is geschaad.
De rechtbank verwerpt dit bezwaar en staat de eiswijziging toe. De reden is dat de wijziging vooral is ingegeven doordat de rechtbank vorig jaar in de zomer in wezen een bestuurswisseling bij de stichting heeft bevolen. Dat was op aandringen van [gedaagden] c.s., die zich benadeeld achtte door beslissingen van [eisers] . Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat [B] als nieuwe bestuurder van de stichting een andere koers kiest. Het is niet onredelijk of in strijd met de goede procesorde dat [eisers] c.s. onder deze omstandigheden na de mondelinge behandeling een update geeft van de eis. Het komt allemaal nog steeds op hetzelfde neer. De wijziging betreft details en uitwerking. Indien gewenst kunnen de stichting en [gedaagden] c.s. zich daarover uitlaten bij conclusie na enquête.
[eisers] c.s. vindt dat [eiser 2] deelgerechtigd is geworden in het vermogen van de stichting omdat zij heeft meebetaald aan de prijs van een appartement (dat is geleverd aan haar en [eisers] ). [gedaagden] c.s. betwist dit standpunt en wijst op de statuten van de stichting, waarin staat dat [eisers] en [gedaagde 2] deelgerechtigd zijn en dat andere personen deelgerechtigd worden indien [eisers] en [gedaagde 2] dat beslissen.
De rechtbank is het eens met [gedaagden] c.s. op dit punt. De statuten zijn leidend. De statuten zijn duidelijk: een beslissing van [eisers] en [gedaagde 2] is vereist. Niets is gesteld over een dergelijke beslissing.
[eisers] c.s. wijst op de notulen van een vergadering van deelgerechtigden; [eisers] , [eiser 2] en [gedaagde 2] waren aanwezig en hebben de notulen ondertekend, en [eisers] c.s. wil dit beschouwen als een beslissing om [eiser 2] als deelgerechtigde aan te merken. De rechtbank verwerpt dit standpunt omdat, zoals gezegd, niets is gesteld over een relevante beslissing van [eisers] en [gedaagde 2] De notulen zijn door [eisers] opgesteld (onweersproken) en de ondertekening van de notulen is geen beslissing en is niet specifiek genoeg wat betreft de instemming van [gedaagde 2] [eisers] en [eiser 2] zijn met elkaar getrouwd, zij trekken samen op en dat verklaart haar aanwezigheid. Uit niets blijkt dat [gedaagde 2] heeft willen instemmen met een status voor [eiser 2] als deelgerechtigde, en dat [eisers] c.s. dit redelijkerwijs heeft mogen aannemen. Niemand stelt en het is ook niet geloofwaardig dat elke koper, die een koopprijs betaalt, daarmee gerechtigd wordt tot een aandeel in het vermogen van de stichting.
De conclusie is dus dat [eiser 2] niet deelgerechtigd is geworden.
De rechtbank nodigt partijen, en in het bijzonder de stichting, uit om zich hierover uit te laten in de eerstvolgende conclusie (bijvoorbeeld de conclusie na enquête).
5.De beslissing
woensdag 22 februari 2023voor uitlating door [eisers] c.s. of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
februaritot en met
juli 2023dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
8 februari 2023.