ECLI:NL:RBOBR:2023:1178

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
C:/383633 / FA RK 22-2922
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omgang tussen grootouders en kleinkind afgewezen wegens gebrek aan nauwe persoonlijke betrekking en belang van het kind

In deze zaak hebben de grootouders moederszijde verzocht om een omgangsregeling met hun kleinkind, [minderjarige], geboren op [geboortedatum]. De rechtbank heeft op 16 maart 2023 uitspraak gedaan en de grootouders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nauwe persoonlijke betrekking meer bestaat tussen de grootouders en [minderjarige]. De grootouders hebben aangevoerd dat zij een belangrijke rol hebben gespeeld in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] in zijn vroege jaren, maar de vader en stiefmoeder hebben deze stellingen gemotiveerd betwist. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de grootouders onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims en dat het contact tussen hen en [minderjarige] sinds 2013 aanzienlijk is verminderd.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat, zelfs als er sprake zou zijn van een nauwe persoonlijke betrekking, omgang op dit moment niet in het belang van [minderjarige] zou zijn. [minderjarige] heeft te maken met hechtings- en regulatieproblematiek, en de rechtbank oordeelt dat de onrust die omgang met de grootouders met zich mee zou brengen, schadelijk zou zijn voor zijn ontwikkeling. De onderlinge verhoudingen tussen de grootouders en de ouders zijn verstoord, wat ook een negatieve invloed heeft op de situatie. De rechtbank heeft de grootouders de mogelijkheid gegeven om af en toe een kaartje te sturen naar [minderjarige], maar heeft de omgangsregeling afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/383633 / FA RK 22-2922
Uitspraak : 16 maart 2023
Beschikking betreffende omgang in de zaak van

[verzoekster] ,

en
[verzoeker],
wonend te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de grootouders,
advocaat: mr. E.H.J. Plass,
tegen

[vader]

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. I. Gerrand,
en

[stiefmoeder] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de stiefmoeder,
advocaat: mr. I. Gerrand,
over

[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , hierna te noemen: [minderjarige] .

De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift van de grootouders, ontvangen op 6 juli 2022;
  • het verweerschrift van de vader en stiefmoeder, ontvangen op 1 februari 2023;
- de correspondentie.
De zaak is behandeld ter zitting van 16 februari 2023.
Gehoord zijn:
  • de grootouders, bijgestaan door mr. Plass,
  • de vader en stiefmoeder, bijgestaan door mr. Gerrand,
  • mevrouw [naam] namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
De feiten
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
Bij beschikking van 5 augustus 2016 is het gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en is de vader alleen belast met het gezag over hem. Het recht op omgang van de moeder is voor onbepaalde tijd ontzegd.
Bij beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 februari 2020 is bepaald dat [minderjarige] eens in de drie weken op zaterdag van 13.00 uur tot 16.00 uur bij de moeder verblijft.
Bij beschikking van 12 maart 2021 is de stiefmoeder samen met de vader belast met het gezag over [minderjarige] .
Bij beschikking van 22 september 2022 is de beschikking van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch van 13 februari 2020 gewijzigd en is de moeder het recht op omgang met [minderjarige] voor onbepaalde tijd ontzegd.
Het verzoek en het verweer
De grootouders moederszijde verzoeken, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld tussen de grootouders en [minderjarige] waarbij [minderjarige] eens per maand van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de grootouders is en er elke week een kwartier telefonisch contact is tussen [minderjarige] en de grootouders, dan wel een regeling in goede justitie te bepalen.
De vader en stiefmoeder voeren hiertegen verweer.
De beoordeling
Op grond van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Op verzoek van een ouder of van iemand die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, kan de rechtbank een omgangsregeling vaststellen.
De rechtbank moet allereerst beoordelen of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen [minderjarige] en de grootouders.
De grootouders hebben gesteld dat zij vanaf het moment dat [minderjarige] 2 maanden oud was tot het moment dat hij 2,5 jaar oud was een grote rol hebben gespeeld in zijn verzorging en opvoeding. [minderjarige] ging op dinsdagmorgen naar de grootouders en werd op vrijdag na het werk door de vader weer opgehaald. Na een korte periode werd [minderjarige] niet op dinsdag, maar op maandagochtend al naar de grootouders gebracht. Vaak was [minderjarige] ook nog in de weekenden bij hen.
De vader en stiefmoeder hebben de stellingen van de grootouders gemotiveerd betwist. Volgens hen zorgde de moeder voor [minderjarige] als de vader werkte en ging hij daarnaast naar de kinderopvang. De moeder werkte zelf twee halve dagen per week en dan pasten de grootouders vaders- of moederszijde op. [minderjarige] overnachtte niet bij de grootouders.
De rechtbank is, gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van de vader en stiefmoeder, die is onderbouwd met stukken waaruit blijkt dat [minderjarige] naar de kinderopvang ging, van oordeel dat onvoldoende is aangetoond dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen [minderjarige] en de grootouders. De rechtbank kan niet vaststellen dat er sprake is geweest van een vorm van contact die het gebruikelijke contact tussen grootouders en kleinkinderen overstijgt. De rechtbank ziet geen aanleiding om de grootouders conform hun verzoek ter zitting in de gelegenheid te stellen om alsnog stukken aan te leveren ten bewijze van hun stellingen, nu zij daarvoor in aanloop naar de zitting en ook na ontvangst van het verweerschrift voldoende gelegenheid hebben gehad.
De rechtbank merkt nog op dat zij – al zou zij van oordeel zijn geweest dat er sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking tussen [minderjarige] en de grootouders – van oordeel is dat die nauwe persoonlijke betrekking op dit moment in ieder geval is doorbroken. De grootouders hebben zelf gesteld dat [minderjarige] vanaf [maand] 2013 niet meer naar hen ging en dat zij in de periode [maand] 2014 tot en met [maand] 2016 alleen Skype-contact met hem hebben gehad. Inmiddels is er in ieder geval sinds [dag en maand] 2021 geen enkel contact meer. Gelet op het feit dat het contact na [maand] 2013 beperkt was en er met periodes in het geheel geen contact was, is de rechtbank van oordeel dat een eventueel bestaande nauwe persoonlijke betrekking tussen [minderjarige] en de grootouders doorbroken is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de grootouders niet-ontvankelijk verklaren in hun verzoek.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat zij omgang – als er al sprake zou zijn geweest van een nauwe persoonlijke betrekking die niet is verbroken – op dit moment niet in het belang van [minderjarige] acht. In een normale situatie is omgang met grootouders over het algemeen in het belang van kinderen, maar hier is geen sprake van een normale situatie. [minderjarige] is gediagnosticeerd met hechtings- en regulatieproblematiek, [aandoening] en een [aandoening] . Hij blijkt op school niet leerbaar en is beperkt op allerlei gebieden, met name sociaal-emotioneel. Zijn problematiek is fors en maakt dat hij (het opbouwen van) omgang met zijn grootouders en de daarmee gepaard gaande onrust en spanning er simpelweg niet bij kan hebben. [minderjarige] heeft om die reden ook geen omgang meer met zijn moeder. Daar komt nog bij dat de onderlinge verhoudingen tussen de grootouders en de vader en stiefmoeder zijn verstoord, wat maakt dat van onbelast contact geen sprake kan zijn. [minderjarige] heeft behoefte aan rust zodat hij kan toekomen aan zijn behandeling en ontwikkeling.
Zoals ter zitting is besproken, kunnen de grootouders af en toe een kaartje sturen naar [minderjarige] . De vader en stiefmoeder hebben aangegeven dat hij een lade heeft op zijn kamer waarin de kaartjes van grootouders en moeder worden bewaard.
De beslissing
De rechtbank
verklaart de grootouders niet-ontvankelijk in hun verzoek;
compenseert de proceskosten tussen partijen zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.Y. van de Kraats, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 16 maart 2023.
Conc: db
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.