ECLI:NL:RBOBR:2022:856

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
01-993303-20, 01-993202-20 +
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake verzoeken in het kader van opsporingsonderzoek 26DelRio met betrekking tot Encrochatdata en dossier Smeerkaas

Op 10 maart 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen naar aanleiding van een regiezitting in het kader van het opsporingsonderzoek 26DelRio. De rechtbank heeft verschillende verzoeken van de verdediging behandeld, waaronder verzoeken om toevoeging van bewijsstukken en inzage in gegevens met betrekking tot Encrochatdata. De rechtbank heeft de verzoeken om de EOB's en de JIT-overeenkomst afgewijzen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren en in strijd met het internationale vertrouwensbeginsel. Daarnaast is het verzoek om het dossier Smeerkaas toe te voegen aan het onderhavige dossier afgewezen, maar de raadslieden zijn wel in de gelegenheid gesteld om het dossier in te zien. De rechtbank benadrukt dat alle beslissingen voorlopig zijn, gezien de fase van de strafzaken. De rechtbank heeft ook de voortgang van het verhoor van getuige [getuige] besproken, die momenteel in Marokko gedetineerd is, en de rechter-commissaris zal de voortgang van het rechtshulpverzoek in de gaten houden. De rechtbank heeft de zaak terugverwezen naar de rechter-commissaris voor verdere behandeling van de lopende onderzoeken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Beslissing van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van de op 10 februari 2022 gehouden regiezitting in het kader van het opsporingsonderzoek 26DelRio inzake de verdachten:
verdachte [verdachte 1]
parketnummer 01/993303-20
geboren [geboortejaar 1] 1980
adres [adres 1]
raadsman mr. E.M.J. Thomas
verdachte [verdachte 2]
parketnummer 01/993202-20
geboren [geboortejaar 2] 1984
adres [adres 2]
raadsman mr. E.M.J. Thomas
verdachte [verdachte 3]
parketnummer 01/993227-20
geboren [geboortejaar 3] 1997
adres zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
raadsman mr. R.B.M. Poppelaars
verdachte [verdachte 4]
parketnummer 01/993216-20
geboren [geboortejaar 4] 1997
adres [adres 3]
raadsman mr. A.W.A.P. Doesburg
verdachte [verdachte 5]
parketnummer 01/993359-20
geboren [geboortejaar 5] 1974
adres [adres 4]
raadsman mr. C.C. Polat
verdachte [verdachte 6]
parketnummer 01/993232-20
geboren [geboortejaar 6] 1996
adres [adres 5]
raadsman mr. G.J. Woodrow
verdachte [verdachte 7]
parketnummer 01/993300-20
geboren [geboortejaar 7] 1979
adres [adres 6]
raadsman mr. R.J.M. Oerlemans
verdachte [verdachte 8]
parketnummer 01/993244-20
geboren [geboortejaar 8] 1962
adres [adres 7]
raadsman mr. M.F.J. Martens
verdachte [verdachte 9]
parketnummer 01/993296-20
geboren [geboortejaar 9] 1977
adres [adres 8]
raadsman mr. M.F.J. Martens
verdachte [verdachte 10]
parketnummer 01/993238-21
geboren [geboortejaar 10] 1991
adres [adres 9]
raadsman mr. M.F.J. Martens
verdachte [verdachte 11]
parketnummer 01/993239-21
geboren [geboortejaar 11] 2000
adres [adres 10]
raadsman mr. O.N.J. Maatje
De rechtbank merkt op voorhand op dat alle overwegingen en daaraan gekoppelde beslissingen die hierna volgen naar hun aard en inhoud – en gelet op de fase waarin de behandeling van de strafzaken zich bevindt – vooralsnog een voorlopig karakter hebben.

1.Inleiding

De rechtbank heeft op 19 mei 2021 een regiezitting gehouden in de aanhangig gemaakte strafzaken tegen de hiervoor genoemde verdachten. Op die zitting hebben verschillende raadslieden diverse onderzoekswensen ingediend en heeft de officier van justitie ter zake daarvan een standpunt ingenomen. De rechtbank heeft op 8 juli 2021 een beslissing genomen op die onderzoekswensen. De rechtbank heeft – voor zover hier relevant – onder meer beslist dat de officier van justitie van het landelijk parket [hierna: [alias] ] bij de rechter-commissaris als getuige gehoord zal worden.
De rechter-commissaris heeft op 4 november 2021 een aanvang genomen met het verhoor van [alias] . Dit verhoor is op 5 november 2021 voortijdig door de rechter-commissaris beëindigd om de redenen, zoals die door de rechter-commissaris zijn neergelegd in het door haar opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 23 november 2021. Door de rechter-commissaris zijn de stukken vervolgens weer in handen gesteld van de rechtbank.
De rechtbank heeft op 10 februari 2022 wederom een regiezitting gehouden. Op deze
zitting is met de raadslieden en de officieren van justitie de voortgang van het onderhavige proces – en in het bijzonder het verdere verloop van het verhoor van [alias] – besproken en zijn door verschillende raadslieden diverse (aanvullende) verzoeken gedaan. De rechtbank zal hierna allereerst ingaan op de vraag hoe het verdere verloop van het verhoor van [alias] vormgegeven zal moeten worden. Daarna zal de rechtbank bespreken wat er zal moeten gebeuren met de (nog) niet gehoorde getuige [getuige] . Tot slot zal de rechtbank ingaan op de diverse (aanvullende) verzoeken.

2.Het verhoor van [alias]

De rechtbank merkt op voorhand op dat zij bij haar beslissing van 8 juli 2021 er voor heeft gekozen om geen kaders te stellen voor het verhoor van [alias] . Niet ten aanzien van de inhoud en ook niet ten aanzien van de eventuele beperkende maatregelen waaronder [alias] gehoord zou worden. Gebleken is dat het verhoor van [alias] tot dusverre een stroperig verloop kent. De lange aanloop bij het stellen van vragen, het dicteren van de vragen en antwoorden, de vele interrupties en bezwaren hebben de voortgang van het verhoor van deze (rechtmatigheids)getuige in dit proces vertraagd. Dit vormt voor de rechtbank geen aanleiding om alsnog kaders te stellen voor de inhoud van het verhoor. De regie daarover berust onverminderd bij de rechter-commissaris. De rechtbank ziet wel aanleiding om enkele nadere regels te stellen over de wijze waarop het verhoor moet plaatsvinden, uitsluitend om het proces van het verhoor te bespoedigen.
De rechtbank bepaalt dat de raadslieden – binnen een door de rechter-commissaris te bepalen termijn – de (nog resterende) vragen aan [alias] schriftelijk indienen bij de rechter-commissaris. De rechter-commissaris zal op geen enkele wijze de door de raadslieden ingezonden schriftelijke vragen delen met het openbaar ministerie. De rechter-commissaris bepaalt vervolgens een datum en tijdstip voor het verdere verhoor van [alias] . Het verhoor van [alias] vindt plaats in een door de rechter-commissaris te bepalen ruimte. Het verhoor van [alias] geschiedt in beginsel aan de hand van de door de raadslieden ingezonden schriftelijke vragen en wordt auditief opgenomen. De rechter-commissaris bewaart na afloop van het verhoor van [alias] de geluidsopname van dat verhoor in een kluis op het kabinet van de rechter-commissaris.
Indien en voor zover [alias] tijdens het verhoor verklaart antwoorden op gestelde vragen pas te kunnen geven nadat zij dat heeft opgezocht, geeft [alias] na afloop van het verhoor en binnen een door de rechter-commissaris te bepalen termijn het antwoord op die vragen schriftelijk door aan de rechter-commissaris. Zij houdt over de beantwoording geen ruggespraak met anderen.
De rechter-commissaris stelt vervolgens een conceptproces-verbaal op van het verhoor en stuurt dat naar de raadslieden en de officieren van justitie. Partijen worden na ontvangst van het conceptproces-verbaal in de gelegenheid gesteld om de geluidsopname van het verhoor van [alias] – op een door de rechter-commissaris te bepalen tijdstip, ruimte en voorwaarden – te beluisteren en te vergelijken met de inhoud van het door de rechter-commissaris opgemaakt conceptproces-verbaal. Zij melden zich met eventuele opmerkingen over de onjuistheid van het conceptproces-verbaal bij de rechter-commissaris.
Bij die gelegenheid geven partijen aan of zij, en zo ja, over welke antwoorden die [alias] buiten het verhoor schriftelijk heeft gegeven, aanvullende vragen willen stellen. Partijen formuleren hun vragen en brengen deze in bij de rechter-commissaris. De rechter-commissaris legt deze vragen vervolgens voor aan [alias] , die hierop haar antwoorden zonder ruggespraak met anderen schriftelijk aan de rechter-commissaris zal mededelen. De rechter-commissaris stelt vervolgens het definitieve proces-verbaal van het verhoor van [alias] op en verwerkt hierin de eventuele opmerkingen van de raadslieden en de officieren van justitie en alle antwoorden van [alias] die door haar buiten het verhoor om zijn gegeven. De rechter-commissaris verspreidt daarna het definitieve proces-verbaal van het verhoor van [alias] aan de raadslieden, de officieren van justitie en de rechtbank. De rechter-commissaris vernietigt vervolgens de geluidsopname van het verhoor van [alias] .

3.Het verhoor van getuige [getuige]

De rechtbank heeft op 8 juli 2021 toewijzend beslist op het verzoek tot het horen van getuige [getuige] in de strafzaken van de verdachten [verdachte 4] , [verdachte 2] , [verdachte 1] en [verdachte 6] .
Het is de rechter-commissaris echter (nog) niet gelukt om deze getuige te horen, omdat deze thans in Marokko gedetineerd is en aan het rechtshulpverzoek door de Marokkaanse autoriteiten nog geen uitvoering is gegeven. De rechter-commissaris verwacht niet dat de Marokkaanse autoriteiten op korte termijn uitvoering zullen geven aan het rechtshulp-verzoek en dat het verhoor van getuige [getuige] niet binnen afzienbare tijd kan plaatsvinden.
Een datum waarop deze strafzaak inhoudelijk zal worden behandeld is nog niet bekend. Gelet daarop staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast dat de getuige niet binnen een aanvaardbare termijn gehoord kan worden. De rechtbank ziet wel aanleiding om te bepalen dat de rechter-commissaris een vinger aan de pols houdt bij de voortgang van het rechtshulpverzoek en bij nieuwe ontwikkelingen hetzij overgaat tot het verhoor van deze getuige, hetzij de rechtbank hierover informeert.

4.De overige (aanvullende) verzoeken.

4.1
Verzoeken in verband met Encrochatdata
Door mr. Poppelaars is – mede in de zaken van de verdachten [verdachte 4] , [verdachte 1] en [verdachte 2] – verzocht om:
de EOB’s die vanuit het onderzoek Bismarck zijn verstuurd aan Frankrijk ten behoeve van de verkrijging van de images van de server aan het dossier te voegen;
inzage in de images van de servers die zijn verkregen vanwege de EOB’s;
de JIT-overeenkomst, zoals getekend na de start van de interceptie, alsmede de verlenging daarvan aan het dossier te voegen;
het toevoegen van de navolgende stukken aan het dossier:
a. de schriftelijke vastlegging van het doel van het verwerken, bewaren en gebruiken van de bulk Encrochat- en Skydata, waarin zich ook alle Encrochat- en Skydata bevond die onderdeel uitmaakt van onderhavig dossier, ook voordat deze formeel aan het onderhavig dossier werd toegevoegd, waaronder alle Encrochat- en Skydata die wordt toegeschreven aan verdachten, als genoemd in artikel 9, tweede lid, van de Wet politiegegevens (Wpg);
b. de gegevensbeschermingseffectbeoordeling(en) die ex artikel 4c van de Wpg is/zijn opgemaakt, betreffende de data als genoemd onder 4a;
c. het/de register(s) dat/die ex. artikel 31d, eerste lid, van de Wpg is/zijn opgemaakt door de verwerkingsverantwoordelijke in verband met de onder 4a genoemde data;
d. alle registers die ex artikel 31d, tweede lid, van de Wpg zijn opgemaakt, in verband met de onder 4a genoemde data;
e. alle documentatie als genoemd in artikel 32 van de Wpg, in verband met de onder 4a genoemde data.
De rechtbank overweegt als volgt.
Toevoegen van de EOB’s/images
In aanloop naar de zitting hebbenen de officieren van justitie als reactie op het verzoek van
mr. Poppelaars het aanvraag proces-verbaal 126uba Sv en de machtiging van de rechter-commissaris overgelegd. Gelet op deze stukken oordeelt de rechtbank dat het verzoek om het toevoegen van de EOB’s en (inzage in) de images thans onvoldoende onderbouwd is.
Toevoegen JIT-overeenkomst
Het verzoek de JIT-overeenkomst toe te voegen is inmiddels gedaan in diverse onderzoeken. Het openbaar ministerie heeft zich daarbij steeds op het standpunt gesteld dat de verzoeken moeten worden afgewezen omdat – kort gezegd – het in het internationale rechtshulpverkeer geldende vertrouwensbeginsel met zich brengt dat er – ook bij het sluiten van een JIT-overeenkomst – vanuit mag worden gegaan dat de informatie die de Franse justitiële autoriteiten binnen de voor hen geldende kaders aan het openbaar ministerie hebben verstrekt, rechtmatig is verkregen. De verzoeken zijn steeds op die grond afgewezen. De rechtbank ziet vooralsnog geen aanleiding om in het kader van het onderzoek 26DelRio anders te oordelen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen. Op dit moment is onvoldoende onderbouwd waarom aan het internationale vertrouwensbeginsel voorbij moet worden gegaan. Evenmin is er een begin van aannemelijkheid dat de wijze waarop de resultaten van voornoemd onderzoek in de strafzaak tegen de verdachten worden gebruikt, een inbreuk maakt op het recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Unierechtelijke verzoeken
De verdediging herhaalt de door haar op basis van het Unierecht geformuleerde verzoeken, die eerder door de rechtbank zijn afgewezen. De thans aangepaste motivering van die verzoeken brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel en zij persisteert bij haar eerdere beslissing. Onverminderd het vorenstaande wijst de rechtbank er bovendien op dat volgens rechtspraak van het Hof van Justitie (onder het regime van de niet van toepassing zijnde databeschermingsverordening 2016/679) het recht op bescherming van persoonsgegevens geen absolute gelding heeft, maar contextueel moet worden beschouwd, in relatie tot zijn functie in de samenleving (zie onder meer HvJ EU 24 september 2019, zaak C-507-17, ECLI:EU:C:2019:772, (Google LLC t. CNIL), par. 60). Tot dusverre is er geen begin van aannemelijkheid dat het bewaren en gebruiken van de Encrochatgegevens onrechtmatig zou zijn, nog afgezien van de vraag, indien wel aannemelijk, wat daarvan het rechtsgevolg zou kunnen zijn.
Alle verzoeken genoemd onder 4.1 zullen door de rechtbank worden afgewezen
4.2
Verzoek tot toevoeging van dossier “Smeerkaas”.
Door mr. Poppelaars is – mede in de zaken van de verdachten [verdachte 4] , [verdachte 1] en [verdachte 2] – primair verzocht om aan het dossier van het onderzoek 26DelRio het gehele dossier in het onderzoek Smeerkaas toe te voegen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat het onderzoek Smeerkaas is gestart naar aanleiding van het aantreffen van een productielocatie in Bergharen, waarvan verdachte [verdachte 3] in onderhavig onderzoek wordt verdacht, en waarin door diverse getuigen reeds verklaringen zijn afgelegd. De bevindingen in onderzoek Smeerkaas kunnen relevant zijn voor enige te nemen beslissing in de zaak van verdachte [verdachte 3] . Subsidiair is verzocht om inzage in het dossier van het onderzoek Smeerkaas, zodat beargumenteerd kan worden welke stukken uit dat dossier dienen te worden toegevoegd aan onderhavig dossier.
De rechtbank ziet, anders dan mr. Poppelaars, de relevantie niet om aan het onderhavige dossier het gehele dossier in onderzoek Smeerkaas toe te voegen. Daartoe overweegt de rechtbank dat blijkens de toelichting van de officier van justitie de voor de verdachte relevante stukken uit dat dossier zijn opgenomen in zaaksdossier Bergharen, dat deel uitmaakt van het onderhavige onderzoek. Verder is de verdediging in de gelegenheid gesteld om bij de rechter-commissaris een viertal getuigen in onderzoek Smeerkaas te horen. Dit betekent dat de rechtbank het primaire verzoek van mr. Poppelaars afwijst. Daarentegen zal de rechtbank wel bepalen dat mr. Poppelaars zal worden toegelaten om het dossier in onderzoek Smeerkaas in te zien. Het subsidiair gedane verzoek wordt toegewezen.
De beslissing.

ten aanzien van het verdere verloop van het verhoor van [alias] in de zaken [verdachte 4] , [verdachte 3] , [verdachte 2] , [verdachte 1] en [verdachte 5] :
De rechtbank:
-
verwijst de zaak terug naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde het lopend onderzoek voort te zetten met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 2 (“het verhoor van [alias] ”) is bepaald;
- stelt de stukken met dat doel in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.

ten aanzien van het verhoor van getuige [getuige] in de zaken [verdachte 4] , [verdachte 2] , [verdachte 1] en [verdachte 6] :
De rechtbank:
-
verwijst de zaak terug naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde het lopend onderzoek voort te zetten met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 3 (“het verhoor van getuige [getuige] ”) is bepaald;
- stelt de stukken met dat doel in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.

ten aanzien van de verzoeken in verband met Encrochatdata in de zaken [verdachte 4] , [verdachte 3] , [verdachte 2] , [verdachte 1] en [verdachte 5] :
De rechtbank:
-
wijst afhet verzoek om de EOB’s die vanuit het onderzoek Bismarck zijn verstuurd aan Frankrijk ten behoeve van de verkrijging van de images van de server aan het dossier toe te voegen;
-
wijst afhet verzoek tot inzage in de images van de servers die zijn verkregen vanwege de EOB’s;
  • wijst afhet verzoek om de JIT-overeenkomst, zoals getekend na de start van de interceptie, alsmede de verlenging daarvan aan het dossier toe te voegen;
  • wijst afhet verzoek tot het toevoegen van de navolgende stukken aan het dossier:
o de schriftelijke vastlegging van het doel van het verwerken, bewaren en gebruiken van de bulk Encrochat- en Skydata, waarin zich ook alle Encrochat- en Skydata bevond die onderdeel uitmaakt van onderhavig dossier, ook voordat deze formeel aan het onderhavig dossier werd toegevoegd, waaronder alle Encrochat- en Skydata die wordt toegeschreven aan verdachten, als genoemd in artikel 9, tweede lid, van de Wet politiegegevens (Wpg);
o de gegevensbeschermingseffectbeoordeling(en) die ex artikel 4c van de Wpg is/zijn opgemaakt, betreffende de data als genoemd onder 4a;
o het/de register(s) dat/die ex. artikel 31d, eerste lid, van de Wpg is/zijn opgemaakt door de verwerkingsverantwoordelijke in verband met de onder 4a genoemde data;
o alle registers die ex artikel 31d, tweede lid, van de Wpg zijn opgemaakt, in verband met de onder 4a genoemde data;
o alle documentatie als genoemd in artikel 32 van de Wpg, in verband met de onder 4a genoemde data.

ten aanzien van het verzoek tot het voegen van het dossier Smeerkaas in de zaken [verdachte 4] , [verdachte 3] , [verdachte 2] en [verdachte 1] :
De rechtbank:
-
wijst afhet verzoek om het gehele dossier in onderzoek Smeerkaas te voegen aan het dossier van het onderhavige onderzoek;
-
bepaaltdat de raadslieden in de gelegenheid zullen worden gesteld om het dossier in onderzoek Smeerkaas in te zien.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. W. Heijninck, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2022.