Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
in elk geval een (totale) hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
zijnde hennep en hashish (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De formele voorvragen.
Bewijs.
Ten aanzien van feit 1.
Ten aanzien van feit 3.
De bewezenverklaring.
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De strafbaarheid van de feiten.
De strafbaarheid van de verdachte.
Oplegging van straf.
De motivering met betrekking tot de in beslag genomen goederen.
- een geldbedrag van € 3.525, - (goednummer 1818346);
- een geldbedrag van € 1.003.150,- (goednummer 1820164);
- een geldbedrag van € 96.500,- (goednummer 1820165).
Toepasselijke wetsartikelen.
De uitspraak.
straf:
* een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
bijkomende straf:
* verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten:
- een geldbedrag van € 3.525, - (goednummer 1818346);
- een geldbedrag van € 1.003.150,- (goednummer 1820164);
- een geldbedrag van € 96.500,- (goednummer 1820165).