Bewijs
Inleiding.
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen dan wel schuldwitwassen van een hoeveelheid geld door - als bestuurder van [bedrijf] - die BV, inclusief die hoeveelheid geld op de bankrekening, aan [medeverdachte 1] over te dragen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het impliciet primair tenlastegelegde feit, te weten het witwassen, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het impliciet primair tenlastegelegde witwassen, nu niet bewezen kan worden dat verdachte wist van de criminele herkomst van het geldbedrag. De raadsman heeft verder bepleit dat het schuldwitwassen bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
1. Een proces-verbaal van aangifte van [persoon 1] namens [bedrijf 2] en [slachtoffer] van 2 februari 2015, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 1] alsmede als aanvullende verklaring van verbalisant [verbalisant 1] (p. 258 t/m 260):
In juli 2014 waren twee facturen ontvangen van [bedrijf 2] met factuurdatum 30 juni 2014. Op deze twee facturen was sprake van een ander rekeningnummer van [bedrijf 2] dan in het crediteurenbestand voorkwam. Omdat het hier eveneens om een andere inhoud ging dan gebruikelijk, werd verondersteld dat [bedrijf 2] hiervoor een afzonderlijk bankrekeningnummer hanteert en is dat rekeningnummer [nummer 1] toegevoegd aan het crediteurenbestand. Op 24 december 2014 is door [slachtoffer] het voornoemde bedrag overgemaakt op rekeningnummer [nummer 1] . Op 26 januari 2015 bleek dat het bankrekeningnummer [nummer 1] niet het rekeningnummer van [bedrijf 2] betrof en dat daarom het geld ook niet was ontvangen bij [bedrijf 2] .
Er is met een vervalste factuur een bedrag van € 433.182,40 overgemaakt op een vals rekeningnummer.
2. Een proces-verbaal van verstrekking gevorderde identificerende gegevens (ex artikel 126nc Sv) van verbalisant [verbalisant 2] van 19 maart 2015, incl. bijlagen, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 2] (p. 310, 313, 316, 320 en 321):
De bankrekening [nummer 1] is geadministreerd op: [bedrijf] .
Bedrijfsprofiel – [bedrijf] , Kamer van Koophandel Uittreksel
Enig aandeelhouder
Naam [stichting]
Ingeschreven onder KvK-nummer [nummer 2]
Enig aandeelhouder sedert 26-03-2007
Naam [verdachte]
Geboortedatum en -plaats [geboortejaar 1] 1953, Nieuwer-Amstel
Infunctietreding 01-03-2012
Titel Directeur
Bevoegdheid Alleen/zelfstandig bevoegd
Uit functie 19-12-2014
Naam [medeverdachte 1]
Geboortedatum en -plaats [geboortejaar 2] 1949, Nijmegen
Infunctietreding 19-12-2014
Titel Directeur
Bevoegdheid Alleen/zelfstandig bevoegd
Uit functie 01-01-2015
Bedrijfsprofiel – [stichting] , Kamer van Koophandel Uittreksel ( [nummer 2] )
Naam [verdachte]
Geboortedatum en -plaats [geboortejaar 1] 1953, Nieuwer-Amstel
Infunctietreding 01-03-2012
Bevoegdheid Alleen/zelfstandig bevoegd
Uit functie 19-12-2014
Naam [medeverdachte 1]
Geboortedatum en -plaats [geboortejaar 2] 1949, Nijmegen
Infunctietreding 19-12-2014
Titel Directeur
Bevoegdheid Alleen/zelfstandig bevoegd
Uit functie 14-01-2015
3. Een proces-verbaal van analyse bankafschriften [nummer 1] ( [bedrijf] ) van verbalisant [verbalisant 2] van 9 september 2015, incl. bijlage, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 2]
(p. 338, 339 en p. 341):
Op 5 juni 2015 ontving ik van de ING bank de gevorderde bankmutaties van de bankrekening [nummer 1] op naam van [bedrijf] . Zichtbaar is de overboeking van € 433.182,40 op 24 december 2014 vanuit de bankrekening [nummer 3] op naam van [slachtoffer] .
4. Een proces-verbaal van analyse schaduwdossier KvK [bedrijf] van verbalisant [verbalisant 2] van 1 december 2015, incl. bijlagen, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 2] (p. 445 t/m 446 en p. 452 t/m 453):
Op 27 november 2015 ontving het onderzoeksteam het gevorderde schaduwdossier vanuit de registers van de Kamer van Koophandel. Dit betrof het schaduwdossier van de verdachte onderneming [bedrijf] .
Er is een rapportage identiteitscontrole aanwezig d.d. 8 januari 2015. Dit betreft de identiteitscontrole van de verdachte [verdachte] , ingevoerd door de Kamer van Koophandel te Arnhem. Tevens is er een rapportage identiteitscontrole aanwezig d.d. 8 januari 2015. Dit betreft de identiteitscontrole van de verdachte [medeverdachte 1] , ingevoerd door de Kamer van Koophandel te Arnhem.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 mei 2018 maart 2021, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte (p. 235 en 240):
Ik zag dat er op 24 december 2014 een groot bedrag op kwam. Ik wilde toen van het bedrijf af. Ik ben toen met [medeverdachte 1] overeen gekomen dat ik met terugwerkende kracht het bedrijf aan hem overhandigde. Ik legde hem uit dat er een bedrag op stond waar ik niets mee kon. Hij zei dat hij er wel iets mee kon. Ik wilde van het bedrijf af voor de datum dat het bedrag op de rekening werd gestort. Ik was op 24 december 2014 als bevoegde geregistreerd voor de bankrekening [nummer 1] , maar ik was geen eigenaar meer. Dat is namelijk met terugwerkende kracht over gegaan naar [medeverdachte 1] .
6. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] van 22 mei 2018 maart 2021, inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van Koppers
(p. 121):
Ik zag het grote bedrag op de rekening van de B.V. staan.
Op 4 december 2014 ontvangt [slachtoffer] (hierna: het [slachtoffer] ) een valse factuur ter hoogte van € 433.182,40 van het bedrijf [bedrijf 2] . Op deze valse factuur staat het bankrekeningnummer van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) vermeld - te weten [nummer 1] - in plaats van het rekeningnummer van [bedrijf 2] . Vervolgens voldoet het [slachtoffer] op 24 december 2014 de factuur en boekt een bedrag van € 433.182,40 over op de rekening van [bedrijf] . Verdachte was ten tijde van de ontvangst van dit bedrag enig bestuurder van [bedrijf] en was als bevoegde geregistreerd voor de bankrekening van [bedrijf] . Verdachte heeft verklaard dat hij op 24 december 2014 een groot bedrag op de rekening van [bedrijf] zag binnenkomen. Verdachte heeft verklaard dat hij hiervan schrok, er niets mee kon en van het bedrijf af wilde. Verdachte heeft verklaard dat hij het bedrijf heeft overgedragen. De rechtbank legt deze verklaring aldus uit dat hij het bestuurderschap van het bedrijf met terugwerkende kracht heeft overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ).
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat verdachte op 19 december 2014 als directeur uit dienst is getreden en dat de infunctietreding van [medeverdachte 1] als directeur op diezelfde datum plaats heeft gevonden. Uit het schaduwdossier van de Kamer van Koophandel te Arnhem volgt dat daar op 8 januari 2015 een identiteitscontrole van verdachte en van [medeverdachte 1] heeft plaatsgevonden. [medeverdachte 1] verklaart dat hij het bedrag op de rekening van de B.V. heeft zien staan.
Sinds 2007 is [stichting] enig aandeelhouder van [bedrijf] . Verdachte en zijn medeverdachten zijn afwisselend bestuurder (geweest) van die Stichting.
Als bestuurder van [bedrijf] was verdachte, en ook zijn opvolgers, alleen/zelfstandig bevoegd.
Het was dan ook verdachte, opgevolgd door [medeverdachte 1] en snel daarna door [medeverdachte 2] , die bevoegd waren te beslissen wat er met het gestorte bedrag zou moeten gebeuren.
De rechtbank overweegt dat het geld op de rekening van [bedrijf] een criminele herkomst had, nu dat geldbedrag op de rekening van [bedrijf] is gekomen naar aanleiding van een factuur met daarop een vervalst rekeningnummer. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van het geldbedrag. De rechtbank neemt daarbij de volgende omstandigheden in aanmerking.
Verdachte was bestuurder en zag het geld binnenkomen op de rekening van [bedrijf] . Verdachte moet hebben gezien dat de betaling afkomstig was van het [slachtoffer] . Als bestuurder van [bedrijf] moet verdachte bovendien hebben geweten dat de vennootschap geen recht had op (enige) betaling van het [slachtoffer] . Verdachte heeft in deze strafprocedure immers geen enkele verklaring gegeven omtrent enige rechtsgrond tot betaling door het [slachtoffer] aan [bedrijf] . Verdachte verklaart daarentegen dat hij zich ‘rot is geschrokken’ toen hij het geldbedrag bijgeschreven zag op de bankrekening van de B.V. Hij heeft meteen contact gezocht met medeverdachte [medeverdachte 1] , omdat hij (met terugwerkende kracht) van zijn functie als bestuurder af wilde.
Verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben elkaar in hoog tempo opgevolgd als bestuurder van [bedrijf] . Immers, [verdachte] was bestuurder van maart 2012 tot 19 december 2014. Per 19 december 2014 tot 1 januari 2015 was [medeverdachte 1] bestuurder van [bedrijf] . [medeverdachte 2] was bestuurder van die vennootschap van 14 januari 2015 tot 30 november 2016. Dit volgt uit de bij de Kamer van Koophandel geregistreerde gegevens. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij met terugwerkende kracht vanaf 8 januari 2015 bestuurder was.
In genoemde perioden waren [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook bestuurder van de enig aandeelhoudster van de vennootschap, De [stichting] .
Uit het proces-verbaal analyse schaduwdossier KvK [bedrijf] d.d. 1 december 2015, incl. bijlagen [p. 445-456] volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] allebei op 8 januari 2015 bij de Kamer van Koophandel waren voor identiteitscontrole. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren daar op 14 januari 2015 voor identiteitscontrole.
In korte tijd is daarmee tot twee keer toe een bedrijf met een actief van zo’n € 430.000,-- om niet overgedragen aan een ander. Toen verdachte als bestuurder van [bedrijf] het geld van het [slachtoffer] bijgeschreven zag op de bankrekening van de vennootschap, had hij ervoor kunnen kiezen om het bedrag terug te storten aan het [slachtoffer] , nu er geen rechtsgrond was voor betaling aan [bedrijf] . Hoewel terugstorting een voor de hand liggende keuze was geweest, heeft verdachte bewust anders gehandeld. Zijn bestuurderschap en de daarmee gepaard gaande bevoegdheden heeft hij overgedragen aan [medeverdachte 1] . Dat heeft hij, blijkens zijn eigen verklaring, gedaan door middel van antedatering. De overdracht van het bestuurderschap van [bedrijf] is gerealiseerd tot een datum die is gelegen vóór de datum waarop de betaling van het [slachtoffer] op de rekening van [bedrijf] binnenkwam. Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het redelijkerwijs niet anders kan dan dat verdachte wist dat het geldbedrag dat hij als bestuurder van [bedrijf] onder zich had middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig was.
De rechtbank zal hierom wettig en overtuigend bewezen verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.