ECLI:NL:RBOBR:2022:6267

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
C/01/337086 / HA ZA 18-523 en C/01/343438 / HA ZA 19-144
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in civiele procedure over schadevergoeding door vergiftiging van paarden met colchicine

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 16 november 2022 een tussenvonnis uitgesproken in een zaak die draait om de schadevergoeding voor vergiftiging van paarden met colchicine. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.Ch.H. Franken, hebben gesteld dat hun paarden zijn vergiftigd door hooi dat vervuild was met herfsttijloos, een plant die colchicine bevat. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.K. Baas, heeft de aansprakelijkheid betwist. De rechtbank heeft eerder een bewijsopdracht gegeven aan de eisers om aan te tonen dat het vervuilde hooi afkomstig was van de gedaagde. In dit tussenvonnis heeft de rechtbank de eisers opnieuw de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren en heeft zij een deskundigenonderzoek aangekondigd. De deskundige, prof. Ingrid Vervuert van de Universiteit Leipzig, zal worden benoemd om vragen te beantwoorden over de relatie tussen de vergiftiging en de gezondheid van de paarden. De rechtbank heeft ook richtlijnen gegeven over de kosten van het deskundigenonderzoek en de verplichtingen van de partijen in deze procedure. De zaak zal op 14 december 2022 opnieuw op de rol komen voor uitlating door de eisers over de bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 16 november 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/01/337086 / HA ZA 18-523 van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
eisers,
advocaat mr. A.Ch.H. Franken te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] , [land] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.K. Baas te Arnhem,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/01/343438 / HA ZA 19-144 van
[eiser in de vrijwaring],
wonende te [woonplaats] , [land] ,
eiser,
advocaat mr. D.K. Baas te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de vrijwaring],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S. Odijk te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eisers in de hoofdzaak] (in vrouwelijk enkelvoud), [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in de vrijwaring] genoemd worden.

1.De procedures

1.1.
De rechtbank heeft bij het maken van het tussenvonnis van 16 maart 2022 en dit vonnis kennis genomen van de volgende stukken in de hoofdzaak:
  • het tussenvonnis van 20 november 2019,
  • de akte zijdens [eisers in de hoofdzaak] voor de comparitie van 5 januari 2021 met productie 58,
  • de akte zijdens [eisers in de hoofdzaak] voor de comparitie van 5 januari 2021 met productie 59,
  • de akte zijdens [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] voor de comparitie van 5 januari 2021 met productie 14,
  • het proces-verbaal van comparitie in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak van 5 januari 2021, waarin de zaak is verwezen naar de rolzitting van 20 januari 2021 voor het verzenden van een regiebrief naar partijen, met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van [eisers in de hoofdzaak] , [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in de vrijwaring] ,
  • de akte zijdens [eisers in de hoofdzaak] van 10 februari 2021 met producties 60 t/m 67,
  • de akte zijdens [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] van 10 februari 2021 met producties 15 t/m 19,
  • de akte zijdens [eisers in de hoofdzaak] van 10 maart 2021 met producties 68 en 69,
  • de akte van [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] van 10 maart 2021,
  • het tussenvonnis van 16 maart 2022,
  • de akte zijdens [eisers in de hoofdzaak] van 14 september 2022,
  • de akte zijdens [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] van 14 september 2022.
1.2.
De rechtbank heeft bij het maken van het tussenvonnis van 16 maart 2022 en dit vonnis kennis genomen van de volgende stukken in vrijwaring:
  • het tussenvonnis van 20 november 2019,
  • de akte zijdens [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] van 20 november 2019 met producties 9 t/m 11,
  • de akte zijdens [gedaagde in de vrijwaring] van 18 december 2019,
  • de akte zijdens [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] voor de comparitie van 5 januari 2021 met productie 12,
  • de akte zijdens [gedaagde in de vrijwaring] voor de comparitie van 5 januari 2021 met productie 5,
  • het proces-verbaal van comparitie in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak van 5 januari 2021, waarin de zaak is verwezen naar de rolzitting van 20 januari 2021 voor het verzenden van een regiebrief naar partijen, met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van [eisers in de hoofdzaak] , [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [gedaagde in de vrijwaring] ,
  • de akte zijdens [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] van 10 februari 2021 met producties 15 t/m 19,
  • de akte zijdens [gedaagde in de vrijwaring] van 10 februari 2021,
  • de akte van [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] van 10 maart 2021,
  • de akte van [gedaagde in de vrijwaring] van 10 maart 2022,
  • het tussenvonnis van 16 maart 2022.
1.3.
Ten slotte is in beide zaken vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in de hoofdzaak
voor wat betreft de bewijsopdracht aan [eisers in de hoofdzaak]
2.1.
In het eerdere tussenvonnis heeft de rechtbank [eisers in de hoofdzaak] opgedragen te bewijzen dat het met herfsttijloos vervuilde hooi dat haar paarden hebben gegeten afkomstig was van [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] . Tot nu toe heeft [eisers in de hoofdzaak] zich nog niet bij akte uitgelaten hoe zij dit bewijs wil leveren (zie rov 5.2. van het tussenvonnis van 16 maart 2022). De rechtbank zal de zaak daarvoor (opnieuw) naar de rol verwijzen van 14 december 2022. Voor het overige verwijst zij naar hetgeen in het tussenvonnis van 16 maart 2022 is bepaald in rov. 5.3. t/m 5.6.
voor wat betreft de aangekondigde deskundigenrapportage
2.2.
In het tussenvonnis van 16 maart 2022 heeft de rechtbank een deskundigenbericht aangekondigd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de aangekondigde deskundigenrapportage en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Het aangekondigde deskundigenbericht zal nu worden bevolen.
2.3.
Partijen hebben overeenstemming bereikt omtrent de persoon van de te benoemen deskundige, te weten prof. Ingrid Vervuert, verbonden aan Universiteit Leipzig. De rechtbank zal partijen hierin volgen. De rechtbank zal haar dan ook vragen of zij bereid en in staat is om in deze procedure als deskundige op te treden. Deze deskundige zal bij afzonderlijk vonnis worden benoemd.
2.4.
In het tussenvonnis van 16 maart 2022 is al aangekondigd dat [eisers in de hoofdzaak] het voorschot op de kosten van de deskundige moet betalen.
2.5.
Omdat [eisers in de hoofdzaak] haar procesdossier aan de deskundige ter beschikking moet stellen, zal [eisers in de hoofdzaak] ervoor moeten zorgen dat haar procesdossier in de Duitse taal, of een andere in overleg met de deskundige te bepalen taal wordt vertaald, alvorens dit aan de deskundige te sturen. De rechtbank geeft daarbij [eisers in de hoofdzaak] in overweging om met [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in overleg te treden over de vraag of er stukken uit het aan de deskundige te overhandigen procesdossier kunnen worden verwijderd ter beperking van de vertaalkosten. Het is namelijk niet ondenkbaar dat partijen tot de conclusie komen dat kennisneming van bepaalde stukken uit het procesdossier door de deskundige in het kader van het te verrichten onderzoek en de beantwoording van de vragen niet noodzakelijk is. De rechtbank merkt hierbij op dat de door [eisers in de hoofdzaak] in deze te maken vertaalkosten te zijner tijd zullen worden meegenomen bij de proceskosten.
2.6.
De rechtbank gaat ervan uit dat het rapport van de deskundige in de Nederlandse of Engelse taal zal worden opgesteld, dan wel dat dit rapport, met inachtneming van wat hiervoor is overwogen, wordt vertaald naar de Nederlandse of Engelse taal.
2.7.
De rechtbank heeft in 4.45. van het tussenvonnis van 16 maart 2022 de vragen weergegeven die zij voornemens is aan de deskundige te stellen. Partijen konden zich hierover uitlaten.
2.8.
[eisers in de hoofdzaak] heeft als aanvullende vraag voorgesteld: “Is het aannemelijk dat de collectieve achteruitgang van de paarden van [eisers in de hoofdzaak] te wijten is aan een colchicineintoxicatie?” De rechtbank neemt deze suggestie van [eisers in de hoofdzaak] niet over, omdat deze vraag al besloten ligt in de door de rechtbank geformuleerde vragen 4 en 5.
2.9.
[gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft voorgesteld om de door de rechtbank geformuleerde vragen 4 en 5 te wijzigen in die zin dat het woord ‘intoxicatie’ wordt voorafgegaan door het woord ‘chronische’, omdat de bewijsopdracht ziet op chronische vergiftiging met colchicine. De rechtbank neemt deze suggestie over en zal de vragen 4 en 5 op de voorgestelde wijze wijzigen.
2.10.
Vervolgens heeft [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] voorgesteld om bij de door de rechtbank geformuleerde vraag 4 aanvullend als (sub)vraag op te nemen of chronische intoxicatie met colchicine überhaupt bestaat volgens de huidige stand van de wetenschap. De rechtbank ziet geen bezwaren tegen deze aanvulling en zal deze dan ook overnemen, met dien verstande dat de vraag niet als subvraag bij vraag 4 wordt opgenomen maar als aparte vraag onder het algemene kopje ‘algemeen’.
2.11.
Daarnaast heeft [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] voorgesteld om bij de door de rechtbank geformuleerde vraag 6 aanvullend de volgende (sub)vraag op te nemen: “Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de ziekteverschijnselen die zijn opgetreden bij de betreffende paarden van [eisers in de hoofdzaak] (wiens staartharen zijn onderzocht) alsmede tot de resultaten van de verschillende klinische onderzoeken bij deze paarden (de anamneses, de bloedonderzoeken, de weefselonderzoeken en de secties)?”. De rechtbank ziet geen bezwaren tegen deze aanvulling en zal deze dan ook overnemen.
2.12.
Met inachtneming van het bovenstaande zullen de vragen worden voorgelegd aan de deskundige die hierna in de beslissing zijn opgesomd.
2.13.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.14.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.15.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de deskundige nog zaken mede te delen of te benadrukken zoals [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in haar akte van 14 september 2022 verzoekt in randnummers 2.8 en 2.9, omdat het een en ander blijkt uit hetgeen is overwogen in dit vonnis en het tussenvonnis van 16 maart 2022.
2.16.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing in de hoofdzaak aan.
in de vrijwaringszaak
2.17.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing in de vrijwaring aan.

3.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
voor wat betreft de bewijsopdracht aan [eisers in de hoofdzaak]
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
14 december 2022voor uitlating door [eisers in de hoofdzaak] of zij het bewijs (zie rov. 2.1.) wil leveren door het horen van één of meerdere
getuigen, door het overleggen van nadere stukken en/of met (een) ander(e)
bewijsmiddel(len),
voor wat betreft de aangekondigde deskundigenrapportage
3.2.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
ALGEMEEN
Kunt u aangeven in hoeverre het eten van met herfsttijloos (colchicine) vervuild hooi door een paard leidt tot gezondheidsproblemen?
Zo ja, kunt u aangeven welke (soorten) gezondheidsproblemen zich naar uw verwachting bij deze paarden zullen voordoen?
Indien zich door het eten van colchicine door een paard inderdaad gezondheidsproblemen voordoen: kunt u aangeven of er een relatie bestaat tussen de ernst van de gezondheidsproblemen en:
a. de periode waarin een paard blootgesteld is geweest aan colchicine en/of
b. de hoeveelheid colchicine die door het paard is opgenomen?
4. Bestaat volgens de huidige stand van de wetenschap chronische intoxicatie met colchicine?
IN DE SITUATIE VAN [eisers in de hoofdzaak]
5. In hoeverre passen de resultaten van de verschillende klinische onderzoeken bij de paarden van [eisers in de hoofdzaak] (de anamneses, de bloedonderzoeken, de weefselonderzoeken, de secties, het staarthaaronderzoek) en de foto's die van de paarden zijn gemaakt, bij een chronische intoxicatie met colchicine?
6. In hoeverre passen de ziekteverschijnselen die zijn opgetreden bij de paarden van [eisers in de hoofdzaak] (zowel in het algemeen als bekeken per individueel paard) bij een chronische intoxicatie met colchicine? Zijn er andere oorzaken waaruit de ziekteverschijnselen van de paarden ook of mede kunnen worden verklaard (zijn er differentiaaldiagnosen) en zo ja, welke?
7. Kan uit de omstandigheid dat in het staarthaar van een aantal paarden colchicine is aangetroffen worden afgeleid dat er (op enig moment) colchicine in het bloed van de betreffende paarden moet hebben gezeten? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de ziekteverschijnselen die zijn opgetreden bij de betreffende paarden van [eisers in de hoofdzaak] (wiens staartharen zijn onderzocht) alsmede tot de resultaten van de verschillende klinische onderzoeken bij deze paarden (de anamneses, de bloedonderzoeken, de weefselonderzoeken en de secties)?
8. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.3.
bepaalt dat de deskundige bij afzonderlijk vonnis zal worden benoemd,
het voorschot
3.4.
bepaalt het volgende met betrekking tot de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige:
  • de deskundige dient,
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen;
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige worden vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag;
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechter worden vastgesteld,
3.5.
bepaalt dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [eisers in de hoofdzaak] moet worden betaald,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat [eisers in de hoofdzaak]
binnen zes wekenna een verzoek van de deskundige een afschrift van zijn volledige procesdossier, rekening houdend met hetgeen is overwogen in rov. 2.5., aan de deskundige moet opsturen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige erop dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
  • de deskundige pas met het onderzoek kan beginnen ná het bericht van de griffier over de betaling van het voorschot, en dat een eerder begin van het onderzoek voor eigen rekening en risico van de deskundige geschiedt;
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn. Laat de deskundige dit na, dan geschiedt dit voor eigen rekening en risico,
3.9.
bepaalt dat partijen:
  • nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken indien deze daarom verzoekt. Partijen moeten de eventueel aan de deskundige te verschaffen gegevens ook in afschrift aan elkaar toesturen;
  • de deskundige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om, binnen een nader vast te stellen termijn, een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud bij de griffie van de rechtbank in te leveren, met daarbij een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige erop dat:
  • uit het schriftelijke rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, en partijen de gelegenheid moet geven om binnen vier weken na verzending van het rapport daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden. Dit met het oog op het fundamentele recht van hoor en wederhoor,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken nadat het conceptrapport van de deskundige aan hen is toegezonden, daarop schriftelijk kunnen reageren, en dat zij elkaar een afschrift van deze reactie moeten toezenden. Partijen krijgen bij de deskundige geen gelegenheid om op elkaars vragen en opmerkingen naar aanleiding van het conceptrapport te reageren. Deze gelegenheid krijgen zij bij de conclusie na deskundigenbericht,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de zaak in vrijwaring
3.14.
houdt de beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels, mr. K.A. Maarschalkerweerd en mr. I.L.P. Crombeen en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.