In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en de Stichting Jeugdbescherming Brabant over de uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige]. De vader verzocht om beëindiging van de uithuisplaatsing en terugplaatsing van [minderjarige] bij hem, terwijl de GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek en heeft het perspectiefbesluit van de GI van 28 april 2022 als vervallen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de zorgen over het alcoholgebruik van de vader onvoldoende onderbouwd waren en dat de vader in het verleden een positieve invloed op [minderjarige] had. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een maand, met de verwachting dat de vader zich zal inzetten voor hulpverlening en een stabiele opvoedomgeving zal creëren. De overige verzoeken van de GI en de vader zijn afgewezen.