ECLI:NL:RBOBR:2022:6226

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
C/01/380701 / FA RK 22-1385
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing adoptie van een meerderjarige wegens zeer bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 november 2022 een beschikking gegeven over de adoptie van een meerderjarige, aangeduid als [X], door de verzoekers, [naam verzoeker] en [naam verzoekster]. De verzoekers hebben een adoptieverzoek ingediend, waarbij zij de rechtbank vroegen om de adoptie van [X] uit te spreken en vast te stellen dat haar geslachtsnaam zal blijven luiden als [huidige achternaam]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de biologische ouders van [X], [naam vader] en [naam moeder], niet ter zitting zijn verschenen en geen verweer hebben gevoerd tegen het verzoek.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de adoptie beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat [X] op het moment van indiening van het verzoek 24 jaar oud was en dus meerderjarig. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de zeer bijzondere omstandigheden die de verzoekers hebben aangevoerd, waaronder de hechtingsproblemen van [X] en haar trauma's als gevolg van de onveilige hechting met haar biologische ouders. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de adoptie in het kennelijk belang van [X] is en dat er geen ongeoorloofde inbreuk op haar rechten zou zijn door de adoptie toe te staan.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat aan de voorwaarden voor adoptie is voldaan, ondanks het feit dat [X] meerderjarig is. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en gelast dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaatsnaam] een latere vermelding van de adoptie aan de geboorteakte van [X] toevoegt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/380701 / FA RK 22-1385
Uitspraak : 15 november 2022
Beschikking van de meervoudige kamer over adoptie in de zaak van

[naam verzoeker],

en
[naam verzoekster],
beiden wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat mr. E.P.J. Appelman.
Het verzoekschrift strekt tot adoptie van de meerderjarige:
[naam meerderjarige]
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: [X] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
en
[naam moeder]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.

De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift met bijlagen van verzoekers, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 30 maart 2022;
  • een F9-formulier met bijlage van mr. Appelman, ingediend op 25 mei 2022;
  • een F9-formulier van mr. Appelman, ingediend op 10 oktober 2022.
De zaak is door de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld ter zitting van 18 oktober 2022. Verschenen zijn:
  • verzoekers, bijgestaan door mr. Appelman;
  • [X] .
De vader en de moeder zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Het verzoek
Verzoekers verzoeken de rechtbank om de adoptie uit te spreken van [X] door hen en vast te stellen dat de geslachtsnaam van [X] zal blijven luiden: [huidige achternaam] .

De feiten

[X] heette voorheen [oude voor- en achternaam] . Bij beschikking van deze rechtbank van 21 mei 2021 zijn haar voornamen gewijzigd in ‘ [X] ’. Bij koninklijk besluit van [datum] 2022 is de geslachtsnaam van [X] gewijzigd van ‘ [oude achternaam] ’ in ‘ [huidige achternaam] ’, de geslachtsnaam van een van de verzoekers.
[X] is de dochter van [naam vader] (de vader) en [naam moeder] (de moeder).
De vader heeft [X] , met haar toestemming, erkend op [datum].
De moeder heeft gedurende de minderjarigheid van [X] het eenhoofdig gezag over haar uitgeoefend.
Verzoekers zijn op [huwelijksdatum] met elkaar in het huwelijk getreden.

De beoordeling

Adoptie
Op grond van artikel 1:227, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan zo’n verzoek door twee personen samen worden gedaan als zij tenminste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Aan deze voorwaarde is voldaan en verzoekers kunnen daarom worden ontvangen in hun verzoek.
De wet bepaalt vervolgens in artikel 1:227 en 1:228 BW aan welke voorwaarden moet zijn voldaan, wil de rechtbank de adoptie van [X] door verzoekers kunnen uitspreken.
De rechtbank overweegt dat het verzoek ingevolge artikel 1:227, derde lid, BW alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft en aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan.
Adoptie in het kennelijk belang van het kind
Op basis van wat ter zitting is besproken, de wens van [X] om juridisch gezien tot het gezin van verzoekers te mogen behoren en het ontbreken van een band tussen [X] en haar biologische ouders staat voor de rechtbank vast dat adoptie in het kennelijk belang van [X] is.
Niets meer van ouder in hoedanigheid van ouder te verwachten
[X] heeft verklaard dat zij geen tot nauwelijks contact heeft met haar ouders en dat haar ouders geen interesse in haar tonen. De ouders van [X] spelen geen rol van betekenis in haar leven. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [X] niets meer van haar ouders in de hoedanigheid van ouders heeft te verwachten.
Op grond van artikel 1:228, eerste lid, BW dient verder aan de volgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder is dan het kind;
at geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende tenminste een jaar heft of hebben verzorgd en opgevoed;
dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
Sub a: minderjarigheid kind
Vaststaat dat [X] op het moment van indiening van het verzoekschrift 24 jaar oud was en dus meerderjarig. Hierdoor is niet voldaan aan het minderjarigheidsvereiste zoals vermeld onder a.
Namens verzoekers is gesteld dat het feit dat [X] meerderjarig is niet in de weg kan staan aan adoptie. De weigering een adoptie toe te staan zou volgens hen een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven van verzoekers en/of [X] opleveren, als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Verzoekers hebben onderbouwd dat er zeer bijzondere omstandigheden zijn die ertoe moeten leiden dat de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 1:228, eerste lid, onder a, BW terzijde wordt geschoven.
De rechtbank stelt voorop dat adoptie ingrijpt in het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouders en hun bloed- en aanverwanten enerzijds en het adoptiefkind en zijn eventuele toekomstige echtgenoot en nakomelingen anderzijds. Daarnaast worden de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd. Verder geldt dat betrokkenen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens de meerderjarigheid nog belang kunnen hebben. De wet voorziet echter niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan.
De rechtbank overweegt verder dat volgens vaste rechtspraak aan artikel 8, lid 1, EVRM geen ongeclausuleerd recht op adoptie kan worden ontleend. Dat adoptie slechts mogelijk is indien wordt voldaan aan de door de nationale wet daaraan gestelde eisen, levert dus op zichzelf bezien geen ongeoorloofde inbreuk op een door artikel 8, lid 1, EVRM beschermd recht op. Aan artikel 8 EVRM kan wel het recht op bescherming van het gezinsleven tussen (pleeg)ouders en een door hen in hun gezin opgenomen kind worden ontleend. Dat betekent dat een weigering een adoptie toe te staan onder bijzondere omstandigheden wel een inbreuk kan opleveren op de door artikel 8 EVRM gegarandeerde rechten. In dat geval moet sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke (nationale) bepaling rechtvaardigen.
De rechtbank is van oordeel dat er zeer bijzondere omstandigheden zijn die een terzijdestelling van artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a, BW rechtvaardigen. [X] heeft hechtingsproblemen die ontstaan zijn door de onveilige hechting met haar biologische ouders. Als gevolg hiervan is [X] in haar gehele ontwikkeling belemmerd en heeft zij onder andere weinig vertrouwen in zichzelf en in anderen en vindt zij het moeilijk om zich kwetsbaar op te stellen. [X] is getraumatiseerd geraakt en bij haar is een complexe posttraumatische stressstoornis gediagnosticeerd. In het begin van 2015 heeft [X] verzoekers leren kennen. Verzoekers hebben [X] toen geholpen bij het vinden van huisvesting en hulpverlening. In het voorjaar van 2016 hebben verzoekers [X] in hun gezin opgenomen, zodat [X] eindelijk een vaste woonplek heeft en de kans krijgt zich op een gezonde manier te ontwikkelen. Sindsdien maakt [X] een goede ontwikkeling door. Om de volgende stap te kunnen zetten in haar herstel is het nodig dat zij kan voelen dat zij ergens bij hoort en dat zij altijd kan terugvallen op de mensen om haar heen. Hiervoor is nodig dat de familiebanden met het verleden worden doorgesneden en de familiebetrekkingen met verzoekers en het gezin officieel worden. Het is aannemelijk dat de goede ontwikkeling van [X] zal stagneren als de adoptie niet wordt uitgesproken. Het voorgaande wordt bevestigd in de verklaringen van psycholoog [naam] van [datum] en GZ-psycholoog [naam] van [datum] . De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat het vasthouden aan het bepaalde in artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a, BW een ongeoorloofde inbreuk op artikel 8 EVRM zou opleveren. Dit leidt ertoe dat het bepaalde in artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a, BW terzijde wordt geschoven.
Sub d: ouders spreken het verzoek niet tegen
De ouders zijn niet in de procedure verschenen. Zij hebben geen schriftelijk verweer gevoerd en zijn ook niet ter mondelinge behandeling verschenen. Het standpunt van verzoekers en [X] is daarmee onweersproken gebleven. De rechtbank concludeert daarom dat aan de voorwaarde genoemd onder d is voldaan.
Sub b, c, e, f, g
De rechtbank stelt verder vast dat aan de overige voorwaarden zoals vermeld in artikel 1:228, eerste lid, BW is voldaan.
Gelet op al het voorgaande zal het verzoek tot adoptie worden toegewezen.
De rechtbank zal ingevolge het bepaalde in artikel 1:20, lid 1 en sub a, BW de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaatsnaam] gelasten een latere vermelding van de adoptie aan de geboorteakte van [X] toe te voegen.
Geslachtsnaam
[X] draagt al de geslachtsnaam ‘ [huidige achternaam] ’, zodat het verzoek hiertoe wegens een gebrek aan belang zal worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank:
spreekt de adoptie uit van [naam meerderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], door [naam verzoeker] en [naam verzoekster];
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaatsnaam] een latere vermelding van de adoptie door verzoekers aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking, mits daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaatsnaam];
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Aarts (voorzitter) en mrs. E.M.J. Raeijmaekers en F. Kooijman, rechters, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 15 november 2022.
Conc: MMB
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.