ECLI:NL:RBOBR:2022:621

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
SHE 21/3153 en SHE 22/5
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunningen voor zonnepark in Mill

Op 25 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaken SHE 21/3153 en SHE 22/5, waarin verzoekster, het college van gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, om schorsing van omgevingsvergunningen voor een zonnepark heeft verzocht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de uitvoering van de verleende vergunningen tot moeilijk omkeerbare gevolgen zou leiden en dat de belangen van verzoekster bij schorsing zwaarder wegen dan die van de vergunninghouders, die de realisatie van het zonnepark pas na de zomer 2022 willen uitvoeren. De voorzieningenrechter heeft eerder in de zaak SHE 21/3153 al een schorsing uitgesproken en heeft nu ook in de zaak SHE 22/5 de schorsing van het bestreden besluit opgelegd. De rechtbank heeft bepaald dat de door verzoekster betaalde griffierechten aan haar moeten worden vergoed, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding omdat er geen sprake was van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 21/3153
SHE 22/5
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 februari 2022 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

het college van gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, verzoekster

(gemachtigden: mr. G. Toenbreker, drs. T. Jongen, ing. J. Fendhammer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk [1] , verweerder
(gemachtigden: mr. B.A.A. Lucas-Jaspersen en M. Goeman MSc).
Als derde-partijen (vergunninghouders) nemen aan het geding deel: [bedrijf] B.V., te [vestigingsplaats] en de gemeente Land van Cuijk [2] .

Procesverloop

In de afzonderlijke besluiten van 1 oktober 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder omgevingsvergunningen (M16244/Z21/274510 en M16243/Z/21/274506) verleend voor het realiseren van een zonnepark op het perceel [adres] en Groespeelweg ongenummerd te Mill, kadastraal bekend sectie [letter] [nummer] . De besluiten zijn op
26 november 2021 in het Gemeenteblad gepubliceerd.
Verzoekster heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. De beroepen zijn bij de rechtbank geregistreerd onder SHE 21/3154 en SHE 22/6. Verzoekster heeft ook verzoeken ingediend om een voorlopige voorziening te treffen. De verzoeken zijn geregistreerd onder SHE 21/3153 en SHE 22/5.
Bij uitspraak van 20 december 2021 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit in de zaak SHE 21/3153 geschorst. Daarbij is bepaald dat partijen worden opgeroepen om op een nader te bepalen datum en tijdstip ter zitting te verschijnen om te beoordelen of toepassing moet worden gegeven aan artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op de zitting van 31 januari 2022 gevoegd behandeld. De gemachtigden van verzoekster zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens [bedrijf] B.V is verschenen [naam] .

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
2. Verweerder heeft aan de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor zonnepark A en aan [bedrijf] B.V. voor zonnepark B. De zonneparken vormen samen één geheel. De verzoeken om een voorlopige voorziening strekken tot schorsing van de verleende omgevingsvergunningen. In de zaak SHE 21/3153 is dat verzoek al toegewezen en is het bestreden besluit geschorst. In die zaak gaat het om de vraag of er aanleiding bestaat om de schorsing met toepassing van artikel 8:87, eerste lid, van de Awb op te heffen. In de zaak SHE 22/5 is het verzoek om schorsing nog niet eerder beoordeeld.
3. De voorzieningenrechter zal in deze zaak geen voorlopig rechtmatigheidsoordeel geven. Zij ziet evenmin aanleiding om de beroepszaken met toepassing van artikel 8:86 van de Awb af te doen. De reden daarvoor is dat de rechtsvragen die in deze zaken aan de orde zijn, zich in de visie van de voorzieningenrechter niet voor beantwoording door één rechter lenen. De behandeling van de beroepszaken (SHE 21/3154 en SHE 22/6) wordt dan ook verwezen naar een meervoudige kamer van de rechtbank. Er zal zo spoedig mogelijk een zitting van de meervoudige kamer worden gepland.
4. De voorzieningenrechter zal de verzoeken om een voorlopige voorziening beoordelen op grond van een belangenafweging. Daarbij worden het belang van verzoekster dat hangende de beroepen geen uitvoering wordt gegeven aan de bestreden besluiten afgewogen tegen de belangen die zijn gediend met onmiddellijke uitvoering van de bestreden besluiten. De voorzieningenrechter weegt die belangen als volgt.
5. Als de zonneparken zouden worden gerealiseerd, is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter moeilijk om de gevolgen daarvan terug te draaien. Verzoekster heeft dan ook een spoedeisend belang bij schorsing van de bestreden besluiten. Tijdens de zitting is gebleken dat de vergunninghouders niet streven naar een onmiddellijke realisatie van de zonneparken. Zij zijn voornemens de zonneparken pas na de zomer 2022 te realiseren. De realisatie van de zonneparken is nog niet ingepland. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van verzoekster dat geen uitvoering wordt gegeven aan de bestreden besluiten zwaarder wegen dan de belangen van vergunninghouders bij een onmiddellijke uitvoering van de bestreden besluiten.
6. De voorzieningenrechter acht het, gelet op alle betrokken belangen, aangewezen om het bestreden besluit in de zaak SHE 22/5 te schorsen. In de zaak SHE 21/3153 is het bestreden besluit al geschorst. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om die schorsing op te heffen. Zij zal dit voor de duidelijkheid ook in het dictum van deze uitspraak vermelden.
7. De voorzieningenrechter zal bepalen dat verweerder de door verzoekster betaalde griffierechten aan haar moet vergoeden.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding nu geen sprake is geweest van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit in zaak SHE 22/5;
  • verstaat dat de schorsing van het bestreden besluit in zaak SHE 21/3153 niet wordt opgeheven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht in de zaken SHE 21/3153 en SHE 22/5 van in totaal € 720,00 (€ 360,00 per zaak) aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Hutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
25 februari 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid
om de uitspraak te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Sinds 1 januari 2022 rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mill en Sint Hubert. Hierna wordt met verweerder het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mill en Sint Hubert bedoeld voor zover het gaat om besluiten en handelingen die vóór 1 januari 2022 plaatsvonden.
2.Als rechtsopvolger van de gemeente Mill en Sint Hubert. Zie de vorige noot.