ECLI:NL:RBOBR:2022:5713

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
01/164220-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van straatroof en poging daartoe met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een straatroof en een poging daartoe. De verdachte en zijn mededaders hebben via Marktplaats vijf slachtoffers uitgekozen en naar een locatie gelokt om hen te beroven van hun geld. Bij een van de slachtoffers is de beroving mislukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 mei 2021 in Eindhoven, samen met anderen, met geweld en bedreiging heeft geprobeerd geld af te persen van twee slachtoffers, waarbij hij een mes en een vuurwapen heeft gebruikt. Daarnaast heeft de verdachte op 24 juni 2021 een gasdrukwapen voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de gevolgen voor de slachtoffers. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, maar heeft ook blijk gegeven van spijt en de wens om zijn leven te beteren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.164220.21
Datum uitspraak: 23 december 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1999] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 1 oktober 2021, 28 juni 2022 en 9 december 2022.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23-08-2021. Nadat de tenlastelegging op 28-06-2022 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 6 mei 2021 te Eindhoven tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of
een ander
wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1] (bestuurder) heeft
gedwongen tot de
afgifte van geld (€.2.800,—), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer 2] toebehoorde(n), in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door een mes uit
zijn jas te pakken en/of (vervolgens) dat mes te tonen en/of (vervolgens)
dat mes op die [slachtoffer 1] te richten en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] dat mes
tegen zijn buik aan te drukken en/of (daarbij/ vervolgens) te zeggen
"Geef mij het geld" en/of (daarbij/ vervolgens) een vuurwapen (pistool),
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of
(vervolgens) dat vuurwapen op [slachtoffer 3] (passagier) te richten
en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 1] te richten en/of (daarbij/
vervolgens) (herhaaldelijk) te roepen "Geef dat geld!";
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 6 mei 2021 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld (€.2.400,—), in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die
[slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), die [slachtoffer 4] (direct) bij zijn — [slachtoffer 4] 's - jas heeft
gepakt en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, uit zijn — verdachtes — jas heeft gepakt
en/of (vervolgens) dit vuurwapen heeft getoond aan die [slachtoffer 4] en/of
(vervolgens) dit vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] heeft
geduwd en/of (vervolgens/ daarbij) heeft geroepen "Geld, geld, geef je
geld!" en/of (daarbij/ vervolgens) een mes heeft getrokken en/of
(vervolgens) met dat mes heeft gestoken richting die [slachtoffer 4] en/of
(vervolgens) achter de vluchtende [slachtoffer 4] is aangerend, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 24 juni 2021 te Eindhoven een wapen van categorie I,
onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister
van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige
bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een
gasdrukwapen (merk CLOCK type 17 Gen 4)
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De rechtbank zal een opgave doen van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
Opgave bewijsmiddelen
T.a.v. de feiten 1 en 2:
1
. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 28 juni 2022;
2.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer -104 (nagekomen proces-verbaal), inhoudende de bekennende verklaring van verdachte d.d. 11 april 2022.
3.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2021097683-2 (pagina 254-257), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] d.d. 06-05-2021;
4.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2021097691-2 (pagina 258-261), inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] d.d. 06-05-2021;
5.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2021097705-2 (pagina 251-253), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 4] d.d. 06-05-2021.
T.a.v. feit 3:
6
. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 28 juni 2022;
7.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2021097683-27 (pagina 487-495), inhoudende de bevindingen van de verbalisant.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien, en op grond van de inhoud van het vorenoverwogene, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
T.a.v. feit 1:
hij op 6 mei 2021 te Eindhoven tezamen en in vereniging
met anderen, met het oogmerk om zich een ander
wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1] (bestuurder) heeft
gedwongen tot de
afgifte van geld (€ 2.800,-), dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde,
door een mes uit
zijn jas te pakken en vervolgens dat mes te tonen en vervolgens
dat mes op die [slachtoffer 1] te richten en vervolgens die [slachtoffer 1] dat mes
tegen zijn buik aan te drukken en daarbij vervolgens te zeggen
"Geef mij het geld" en daarbij vervolgens een vuurwapen (pistool),
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en
vervolgens dat vuurwapen op [slachtoffer 3] (passagier) te richten
en vervolgens op die [slachtoffer 1] te richten en daarbij
vervolgens herhaaldelijk te roepen "Geef dat geld!";
T.a.v. feit 2:
hij op 6 mei 2021 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
anderen, met het oogmerk om zich en een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld (€ 2.400,-),
toebehorende aan die [slachtoffer 4] ,
die [slachtoffer 4] bij zijn - [slachtoffer 4] 's - jas heeft
gepakt en vervolgens een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, uit zijn - verdachtes - jas heeft gepakt
en vervolgens dit vuurwapen heeft getoond aan die [slachtoffer 4] en
vervolgens dit vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] heeft
geduwd en vervolgens daarbij heeft geroepen "Geld, geld, geef je
geld!" en daarbij vervolgens een mes heeft getrokken en
vervolgens met dat mes heeft gestoken richting die [slachtoffer 4] en
vervolgens achter de vluchtende [slachtoffer 4] is aangerend, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 3:
hij op 24 juni 2021 te Eindhoven een wapen van categorie I,
onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister
van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige
bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een
gasdrukwapen (merk CLOCK type 17 Gen 4)
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden geëist.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd waarvan de duur gelijk is aan het voorarrest, met in aanvulling daarop een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van een straatroof en een poging daartoe. Verdachte en zijn mededaders hebben telkens via Marktplaats gericht slachtoffers uitgekozen en naar een plek gelokt om ze vervolgens te beroven van hun geld. Dat in één geval geen geld buit is gemaakt, is niet aan verdachte of zijn mededaders te danken. Verdachte en zijn mededaders hebben voorts niet geschuwd om geweld te gebruiken, dan wel daarmee te dreigen. Ter afdreiging zijn vuurwapens (althans daarop gelijkende voorwerpen) gebruikt en is in beide gevallen een mes getrokken.
De gevolgen van dergelijke overvallen zijn in het algemeen zeer traumatiserend voor de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat veel slachtoffers van dergelijke delicten nog langdurig de psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Op geen enkele wijze heeft verdachte zich bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers, hij heeft alleen gehandeld voor geldelijk gewin. Dit rekent de rechtbank verdachte zeer aan. Daarnaast worden door feiten als de onderhavige de algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot.
Voorts heeft verdachte een gasdrukwapen voorhanden gehad dat voor bedreiging of afdreiging geschikt is. Hoewel niet is komen vast te staan dat dit wapen bij de straatroven is gebruikt, is het wel een voorwerp dat daar bij uitstek geschikt voor is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 mei 2022 omtrent verdachte, waaruit blijkt dat hij in 2022 onherroepelijk is veroordeeld voor heling (gepleegd in juni 2021) en in 2021 onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal in vereniging met braak (gepleegd in april 2020). Bij afzonderlijk vonnis van heden heeft de rechtbank verdachte ook veroordeeld wegens tal van oplichtingen en een opzetheling (in de periode van april 2021 tot en met november 2021). Uit alle verdenkingen en veroordelingen volgt dat de thans bewezenverklaarde feiten niet op zichzelf staan. Verdachte is een tijd lang niets ontziend zijn gang gegaan.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte op enig moment openheid van zaken is gaan geven, heeft meegewerkt aan het (nader) onderzoek en zijn rol nader heeft geduid, zonder die te bagatelliseren. Hij heeft, naar de inschatting van de rechtbank: oprecht, spijt betuigd en richt zich naar eigen zeggen thans op een positieve toekomst, waarin werk, religie en terugbetaling van schade die hij heeft veroorzaakt centraal staan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een straatroof met licht geweld geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden onvoorwaardelijk. Voor een poging daartoe geldt doorgaans dat een derde op de straf in mindering wordt gebracht. Voor het aanwezig hebben van een gasdrukwapen geldt als oriëntatiepunt een geldboete.
Gelet op de ernst van de feiten, de rol van verdachte, het geweld en de mate van veronachtzaming van de belangen van de slachtoffers, komt - niettegenstaande de hiervoor genoemde strafmatigende omstandigheden - alleen een vrijheidsbenemende straf, van langere duur dan het reeds ondergane voorarrest, in aanmerking. De rechtbank weegt deze strafmatigende omstandigheden wel zwaarder dan de officier van justitie kennelijk heeft gedaan..
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen, waarvan een gedeelte voorwaardelijk om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen. De rechtbank vindt het niet passend om daarnaast nog een geldboete op te leggen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 63, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht,
13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3
Een gevangenisstrafvoor de duur van 10 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27, Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. R. van den Munckhof, leden,
in tegenwoordigheid van G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 23 december 2022.