ECLI:NL:RBOBR:2022:568

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
C/01/357869 / HA ZA 20-293
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over verbouwingswerkzaamheden en betaling van facturen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 februari 2022 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een aannemer en twee gedaagden, die eigenaar zijn van een woning. De eiser, een aannemersbedrijf, heeft de gedaagden aangeklaagd voor betaling van een openstaande factuur van € 42.865,52 voor verbouwingswerkzaamheden aan hun woning. De gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de prijs en dat zij niet meer dan € 50.000,00 willen betalen voor de werkzaamheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de gedaagden opdrachtgever zijn van de eiser en dat er werkzaamheden zijn uitgevoerd, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de gemaakte prijsafspraken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen vaste prijs is afgesproken en dat de gedaagden een redelijke prijs verschuldigd zijn voor de werkzaamheden. De rechtbank heeft besloten dat er een deskundigenbericht moet worden ingewonnen om de redelijke prijs voor de uitgevoerde werkzaamheden vast te stellen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over het deskundigenbericht naar voren te brengen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/357869 / HA ZA 20-293
Vonnis van 23 februari 2022
in de zaak van
[eiser] ,
h.o.d.n. [eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. D.J.J. Folgering te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. E.A.S. van Spanje te Bussum.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd worden. Gedaagden afzonderlijk zullen worden aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 juli 2020
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 oktober 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een aannemersbedrijf.
2.2.
[gedaagden] is eigenaar van een woonhuis aan de [adres] te [plaats] , hierna: de woning. Begin 2019 heeft [gedaagden] contact opgenomen met [eiser] met het verzoek de woning te verbouwen.
2.3.
Partijen hebben overleg met elkaar gevoerd en [eiser] is op enig moment in 2019 begonnen met de verbouwingswerkzaamheden. Tussen het moment van aanvang van de werkzaamheden en het moment van oplevering zijn er meerdere keren wijzigingen met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden afgesproken.
2.4.
Naast de ten behoeve van de verbouwing van de woning van [gedaagden] uitgevoerde werkzaamheden heeft [eiser] ook werkzaamheden ten behoeve van [naam] B.V. gedaan. [naam] B.V. is de onderneming van de vader van [gedaagde 1] , waar ook [gedaagde 1] zelf werkzaam is.
2.5.
Door [eiser] zijn in eerste instantie de volgende facturen gestuurd:
  • factuur van 24 april 2019 ad € 18.859,89 (incl. BTW) o.v.v. “verbouwing kantoor, afgesproken bedrag” aan [naam] B.V.
  • factuur van 29 april 2019 ad € 10.000,00 (incl. BTW) o.v.v. “verbouwing woonhuis, afgesproken bedrag” aan [gedaagde 1] ;
  • factuur van 28 mei 2019 ad € 5.000,00 (incl. BTW) o.v.v. “verbouwing woonhuis, afgesproken bedrag” aan [gedaagde 1] .
In totaal is er voor € 33.859,89 gefactureerd. Daarvan is een bedrag van € 18.859,89 in rekening gebracht bij [naam] B.V. en € 15.000,00 bij [gedaagden]
2.6.
Door [gedaagden] en/of [naam] B.V. zijn de volgende bedragen betaald:
  • op 24 april 2019: € 15.000,00;
  • op 25 april 2019: € 10.000,00 contant;
  • op 29 april 2019: € 10.000,00;
  • op 17 mei 2019: € 10.000,00 contant;
  • op 28 mei 2019: € 5.000,00;
  • op 6 september 2019: € 5.000,00 contant;
In totaal is er € 45.000,00 betaald, waarvan € 25.000,00 contant en € 30.000,00 per bank.
2.7.
Vervolgens heeft [eiser] op 21 oktober 2019 aan [gedaagden] een factuur gestuurd ter hoogte van € 42.865,52 (incl. BTW) o.v.v. “verbouwing woonhuis, resterend bedrag”. Deze factuur is door [gedaagden] onbetaald gelaten.
2.8.
Partijen zijn het niet eens kunnen worden over de tussen hen gemaakte afspraken met betrekking tot de door [gedaagden] te betalen vergoeding voor de verbouwingswerkzaamheden.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. veroordeling van [gedaagden] tot betaling van de openstaande factuur met factuurnummer 2019025 .d.d. 21 oktober 2019 met een bedrag van € 42.865,52 en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 4 november 2019, althans 3 januari 2020, althans vanaf een door de rechtbank vast te stellen datum tot aan de dag van algehele voldoening;
II. veroordeling van [gedaagden] tot betaling van een vergoeding op basis van het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.456,42;
III. veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten en de nakosten en daarbij te bepalen dat de proces- en nakosten binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis door [gedaagden] dienen te zijn voldaan, bij gebreke waarvan de proceskosten en de nakosten met ingang van de 15e dag na dagtekening vonnis worden vermeerderd met de wettelijke rente, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] heeft tijdens de mondelinge behandeling haar onvoorwaardelijk ingestelde vorderingen met betrekking tot de industriële glazen deuren en de sleutels (inclusief de acces-tag) ingetrokken.
3.5.
[gedaagden] vordert thans nog samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in voorwaardelijke reconventie:
voor het geval dat de rechtbank van oordeel is dat [gedaagden] nog enig bedrag verschuldigd is aan [eiser] :
[eiser] te veroordelen tot reparatie van de onder randnummers 56 tot en met 66 van de conclusie van antwoord in conventie / voorwaardelijke eis in reconventie genoemde gebreken, binnen veertien dagen na het door uw rechtbank te wijzen vonnis, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, waarop [eiser] aan deze veroordeling niet voldoet, met een maximum van € 50.000,00;
Met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, ten aanzien van zowel de heer [gedaagde 2] als [gedaagde 1] , daaronder begrepen de nakosten, forfaitair begroot op € 157,00 (of € 246,00 in geval van conventie en reconventie samen) verhoogd met € 82,00.
3.6.
[eiser] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
contractspartijen.
4.1.
Partijen zijn het er inmiddels over eens dat zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] opdrachtgever zijn van [eiser] met betrekking tot de verbouwingswerkzaamheden van hun woning. Daarnaast zijn partijen het er over eens dat er ook werkzaamheden ten behoeve van [naam] B.V. zijn uitgevoerd.
in conventie
De gemaakte afspraken over de voor de verbouwingswerkzaamheden te betalen vergoeding.
4.2.
Zoals hiervoor bij de feiten al vermeld, zijn partijen het niet eens over de tussen hen gemaakte afspraken over de door [gedaagden] aan [eiser] te betalen vergoeding voor de verbouwwerkzaamheden.
De gang van zaken.
4.3.
De gang van zaken waar partijen het wel over eens zijn is als volgt.
Nadat [gedaagden] aan [eiser] had gevraagd om de verbouwing van de woning op zich te nemen, hebben partijen samen de woning bekeken en is besproken wat de wensen van [gedaagden] waren. Vervolgens heeft [gedaagden] een lijst van uit te voeren werkzaamheden gemaakt en deze via Whatsapp (zie productie 2 bij dagvaarding) aan [eiser] gestuurd. Partijen hebben elkaar daarna weer ontmoet in ’s-Hertogenbosch. Tijdens die bespreking in ’s-Hertogenbosch heeft [eiser] gezegd dat de gewenste werkzaamheden minimaal € 80.000,00 zouden kosten. [gedaagden] heeft gezegd dat het budget maximaal € 50.000,00 was.
4.4.
Volgens [eiser] heeft hij tijdens de bespreking in ’s-Hertogenbosch gezegd dat als [gedaagden] het bedrag van € 80.000,00 te hoog zou vinden, er dan het een en ander zou moeten vervallen of versimpeld zou moeten worden
.Dat vonden [gedaagden] een goed idee, aldus [eiser] .
In de visie van [eiser] heeft hij vervolgens voorgesteld dat hij op regiebasis zou gaan werken omdat hij nog te weinig informatie had om een duidelijke prijs vast te stellen en omdat niet duidelijk was wat de werkzaamheden precies zouden inhouden. Over een uurtarief is niet gesproken. Snel na de aanvang van de werkzaamheden kreeg [eiser] extra opdrachten. Deze extra opdrachten leidden er toe dat uiteindelijk toch nagenoeg het hele lijstje werd uitgevoerd. Er was uiteindelijk geen sprake van eenvoudiger materiaal of versimpelingen, wel van meerwerkopdrachten. [gedaagden] zal dan ook voor de gewerkte uren en de gebruikte materialen moeten betalen, aldus [eiser] .
4.5.
[gedaagden] stelt het volgende. Omdat het door [eiser] genoemde bedrag van € 80.000,00 te veel voor [gedaagden] was, is gekeken hoe zo veel mogelijk werk voor maximaal € 50.000,00 zou kunnen worden gedaan. Een deel van de werkzaamheden zou gefactureerd worden via [naam] B.V. en een deel van de werkzaamheden zou zwart uitgevoerd worden. Voor de zwart uitgevoerde en contant te betalen werkzaamheden is een bedrag van € 25.000,00 geleend bij de vader van [gedaagde 2]
.
Verder zouden de werkzaamheden voor de keuken komen te vervallen en zouden de werkzaamheden op de zolder en in de bijkeuken vereenvoudigd worden.
De loodgieter adviseerde in de loop van de verbouwing het uitvoeren van extra loodgieterswerkzaamheden, te weten het plaatsen van nieuwe radiatoren. Dit zou € 5.000,00 extra kosten. Voor deze extra werkzaamheden hebben [gedaagden] een lening bij de ouders van [gedaagde 2] kunnen afsluiten. Deze kosten vallen buiten de huidige discussie.
In totaal, zo stelt [gedaagden] , zou er (exclusief de betaling van € 5.000,00 voor de loodgieterswerkzaamheden) aan [eiser] maximaal € 50.000,00 betaald worden. Het had dan op de weg van [eiser] gelegen om, als dit bedrag na aanvang van de werkzaamheden overschreden zou worden door extra of gewijzigde werkzaamheden, duidelijk kenbaar te maken dat en hoeveel dit meer zou gaan kosten, aldus [gedaagden]
voegt daar nog aan toe dat er uiteindelijk wel een nieuwe keuken is geplaatst, maar dat dit een cadeau was van de (schoon)ouders, die daarvoor de factuur hebben ontvangen en hebben betaald. Ook deze kosten vallen buiten de huidige discussie.
In totaal zou [gedaagde 1] € 50.000,00 voor de overeengekomen werkzaamheden moeten betalen en daarnaast € 5.000,00 voor de nieuwe radiatoren. De (schoon)ouders van [gedaagden] zouden de keuken betalen. Van [gedaagden] kan niet worden verwacht dat zij meer dan het maximaal beschikbare budget van € 50.000,00 moeten betalen. Zij hadden van tevoren duidelijk aangegeven welk bedrag zij beschikbaar hadden en zijn er nooit op gewezen dat dit bedrag overschreden zou worden.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de stellingen van beide partijen volgt dat er tijdens het 2e gesprek dat in ’s-Hertogenbosch plaats vond op 13 februari 2019 is besproken dat [gedaagden] beschikte over een budget van € 50.000,00. Daar is later nog een bedrag van € 5.000,00 bijgekomen voor bepaalde specifieke loodgieterswerkzaamheden. Het voor deze werkzaamheden betaalde bedrag van € 5.000,00 valt buiten de huidige discussie. De kosten verbonden aan de werkzaamheden ten behoeve van de installatie van een keuken zijn door de (schoon)ouders voor hun rekening genomen en vallen eveneens buiten de huidige discussie.
Geen regie.
4.7.
Het standpunt van [eiser] dat er uiteindelijk is afgesproken dat er
op regiebasiszou worden gedeclareerd, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Op regiebasis declareren houdt in, zo overweegt de rechtbank, dat er per gewerkt uur wordt afgerekend en dat er daarnaast voor materiaalkosten moet worden betaald. [eiser] heeft echter tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat er door partijen niet is gesproken over een uurtarief, terwijl het uurtarief toch een belangrijke afspraak is als gedeclareerd moet worden op regiebasis. Daarnaast volgt uit de feitelijke gang van zaken evenmin dat er op regiebasis zou worden gewerkt. Als per gewerkt uur moet worden betaald, is het gebruikelijk en zelfs noodzakelijk dat wordt bijgehouden hoeveel uren er wordt gewerkt. Hiervan is niets gebleken. De conclusie is dan ook dat [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat er is afgesproken dat op regiebasis zou worden gewerkt. Aan het geven van een bewijsopdracht op dit punt komt de rechtbank dan ook niet toe.
Geen vaste prijs.
4.8.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of partijen dan
een vaste prijsvan € 50.000,00 hebben afgesproken. Ook die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Beide partijen verklaren weliswaar dat er is gesproken over een maximaal budget van
€ 50.000,00 (naast de loodgieterswerkzaamheden en de kosten verbonden aan het plaatsen van een nieuwe keuken – welke buiten de discussie vallen), maar ook dat er is gesproken over mogelijkheden om toch zoveel mogelijk werkzaamheden binnen het bedrag van € 50.000,00 te laten vallen en over het laten vervallen of vereenvoudigen van bepaalde werkzaamheden. Duidelijke afspraken over welke werkzaamheden voor het genoemde bedrag van € 50.000,00 zouden worden uitgevoerd, zijn niet gemaakt. Ook is onduidelijk wat het declareren van werkzaamheden voor [gedaagden] via [naam] B.V. en het deels contant betalen voor werkzaamheden zou betekenen voor de omvang van de binnen het bedrag van € 50.000,00 vallende werkzaamheden. Uit de stellingen van partijen begrijpt de rechtbank dat het de bedoeling was dat op deze wijze meer werkzaamheden voor hetzelfde geld zouden kunnen worden uitgevoerd. Ook daarover zeggen partijen niets. Dit leidt er toe dat het ook niet goed mogelijk is om te bepalen welke werkzaamheden tot de opgedragen werkzaamheden behoren en welke tot het meer- of minderwerk moeten worden gerekend.
Redelijke prijs of een richtprijs?
4.9.
Indien geen vaste prijs is overeengekomen, is de opdrachtgever, op grond van het bepaalde in het eerste lid van artikel 7:752 BW,
een redelijke prijsverschuldigd.
Op deze hoofdregel is een uitzondering van toepassing (zie het tweede lid van voormeld artikel), namelijk als de aannemer
een richtprijsheeft gegeven. Een dergelijke richtprijs mag met maximaal 10% worden overschreden, tenzij de aannemer de opdrachtgever tijdig heeft gewaarschuwd zodat de opdrachtgever in de gelegenheid is het werk te vereenvoudigen of te beperken.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van
een richtprijsin de zin van lid 2 van artikel 7:752 BW. [eiser] heeft, naar aanleiding van het eerste overleg over de uit te voeren werkzaamheden en de daarna door [gedaagden] verzonden Whatsapp bericht met nader geconcretiseerde wensen, gezegd dat de kosten op ongeveer € 80.000,00 zouden uitkomen. Daarop heeft [gedaagden] aan [eiser] laten weten dat het budget maximaal € 50.000,00 was. Partijen hebben toen vervolgens, tijdens een tweede mondelinge bespreking, onduidelijke afspraken met elkaar gemaakt die er op neerkwamen dat een deel van de werkzaamheden zou komen te vervallen of zou worden vereenvoudigd en dat daarnaast geprobeerd zou worden om fiscaal zo gunstig mogelijk te declareren door facturen op naam van de onderneming van de vader van [gedaagde 1] te zetten en door een deel van de werkzaamheden zwart te laten betalen. Concrete afspraken hebben partijen echter (kennelijk) niet gemaakt. Partijen zijn feitelijk gewoon begonnen, hebben gaande de verbouwing over wijzigingen, meerwerk en minderwerk gesproken en hebben niet meer over de totale kosten gesproken.
Ook is er geen sprake van uitlatingen van de zijde van [eiser] die bij [gedaagden] het vertrouwen konden wekken dat de kosten ongeveer € 50.000,00 zouden zijn. Integendeel, [eiser] heeft gezegd dat de kosten op ruim € 80.000,00 zouden uitkomen.
Dat partijen vervolgens met elkaar in overleg zijn gegaan over het onderwerp “meer werkzaamheden voor dezelfde prijs” leidt er niet toe dat [gedaagden] er vervolgens op mocht vertrouwen dat zij maximaal € 50.000,00 zou moeten betalen. Uit de stellingen van [gedaagden] volgt in ieder geval niet dat [eiser] daar nog iets over heeft gezegd. Beide partijen hebben eenvoudigweg geaccepteerd dat er is begonnen met de werkzaamheden zonder dat concrete duidelijke prijsafspraken zijn gemaakt.
Het standpunt van [gedaagden] dat zij er van uit kon gaan dat zij € 50.000,00 vermeerderd met maximaal 10% diende te betalen, wordt alleen al om die reden niet gevolgd.
Een redelijke prijs voor de werkzaamheden.
4.11.
De hoofdregel van het eerste lid van artikel 7:752 BW is dan ook van toepassing. [gedaagden] is
een redelijke prijsvoor de werkzaamheden verschuldigd. Bij de bepaling van een redelijke prijs wordt rekening gehouden met de door de aannemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door hem ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen.
4.12.
Wat betreft de gewoonlijk bedongen prijzen en de gewekte verwachtingen hebben partijen het volgende aangevoerd.
4.13.
[eiser] wijst op de volgende feiten en omstandigheden.
Als een redelijk bedrag moet worden betaald, betreft dit de al betaalde bedragen van in totaal € 45.000,00 vermeerderd met de gevorderde hoofdsom van € 42.865,52 (incl. BTW).
[eiser] heeft tijdens het eerste gesprek tussen partijen al aangegeven dat de werkzaamheden in ieder geval € 80.000,00 zouden gaan kosten en dat voor bepaalde onderdelen nog slechts een schatting is gemaakt omdat er te weinig specifieke informatie was. Bij aanvang van de feitelijke werkzaamheden stond nog niet vast welke werkzaamheden zouden moeten worden verricht. En hoewel partijen om de kosten te drukken hebben gesproken over het laten vervallen van de oorspronkelijk beoogde werkzaamheden in de keuken, op de zolder en in het washok, om zo op een lager bedrag uit te komen, is er uiteindelijk toch weer opdracht gegeven voor het uitvoeren van de in alinea 52 van de dagvaarding genoemde werkzaamheden op de zolder en voor het alsnog maken van een meubel voor de wasmachine. Er zijn uiteindelijk ook werkzaamheden in de keuken uitgevoerd, maar die zijn betaald door de (schoon)ouders van [gedaagden] . De op de WhatsApp-lijst vermelde werkzaamheden onder het kopje “keuken” zijn dan ook komen te vervallen. Daarnaast heeft [gedaagden] regelmatig toch gekozen voor duurdere afwerkvarianten, zoals stopcontacten, deurklinken, het wegwerken van verwarmingsbuizen, aldus [eiser] . [gedaagden] had er dan ook rekening mee moeten houden dat de kosten hoger zouden zijn dan € 50.000,00 en tenminste € 80.000,00 zouden bedragen.
[eiser] heeft zijn eigen uren, 342 in totaal, gedeclareerd tegen een uurtarief van € 30.00. Dat is twee keer zo laag als zijn gebruikelijke uurtarief. De externe kosten (materialen en onderaannemers) waren al € 70.000,00. Voor de kosten van de materialen en de door hem ingeschakelde onderaannemers verwijst [eiser] naar productie 7 bij dagvaarding.
4.14.
[gedaagden] verklaart dat, om de kosten te drukken, is afgesproken dat er geen nieuwe keuken zou worden geplaatst en dat de zolder en de keuken vereenvoudigd zouden worden uitgevoerd, zoals geen inloopkast en geen supersonisch washok in de bijkeuken. Er zijn geen grote extra werkzaamheden uitgevoerd, slechts kleine dingetjes.
Daarnaast is een deel van de werkzaamheden via [naam] B.V. gedeclareerd, dan wel zwart betaald. [gedaagden] mocht dan ook uitgaan van een bedrag van ongeveer € 50.000,00.
4.15.
De rechtbank overweegt als volgt. Bij het bepalen van een redelijke vergoeding voor de uitgevoerde werkzaamheden moet rekening worden gehouden met de door de aannemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door hem ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen.
4.16.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat bij de bepaling van een redelijke vergoeding voor de uitgevoerde werkzaamheden voorbij moet worden gegaan aan mogelijke belastingvoordelen ten gevolge van de tussen partijen gemaakte afspraken over factureren via [naam] B.V. en over contant betalen. Dergelijke afspraken zijn in strijd met de wet, de goede zeden dan wel de openbare orde en daardoor (zie de artikelen 3:39 en 40 BW) nietig.
Er zal daarom van uitgegaan moeten worden dat alleen aan [gedaagden] in privé is gefactureerd (en dat de BTW om die reden niet aftrekbaar is) en dat alle betalingen (zowel de contante als die via de bank) aan [eiser] worden geregistreerd in de administratie van [eiser] , zodat bij het bepalen van een redelijke vergoeding voor de werkzaamheden rekening moet worden gehouden met belastingafdracht.
4.17.
Voorts zal moeten worden uitgegaan van het door [eiser] naar eigen zeggen gehanteerde uurtarief van € 30,00 (excl. BTW) voor zijn eigen werkzaamheden. Voor de werkzaamheden die door een onderaannemer zijn uitgevoerd dient uitgegaan te worden van in de branche gangbare tarieven. Datzelfde geldt voor de materiaalkosten.
4.18.
Ten slotte moet rekening worden gehouden met de daadwerkelijk door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden.
Omdat partijen veelvuldig via WhatsApp communiceerden (zie de producties 4a tot en met 4d bij dagvaarding) en er om die reden geen schriftelijke overeenkomst is met een totaal overzicht van de opgedragen werkzaamheden, zal de rechtbank allereerst [eiser] in de gelegenheid stellen om een duidelijke lijst van de feitelijk (door [eiser] en/of zijn onderaannemers) uitgevoerde werkzaamheden op te stellen, het daarvoor benodigde materiaal (onder verwijzing naar de als productie 7 bij dagvaarding overgelegde toepasselijke factuur/facturen) en de overige gemaakte kosten (zo mogelijk eveneens onder verwijzing naar deze toepasselijke factuur/facturen). [gedaagde 1] zal hier vervolgens nog op mogen reageren.
De rechtbank verzoekt partijen daarbij, voor de duidelijkheid, de volgorde aan te houden zoals opgenomen in het WhatsApp-bericht (productie 2 bij dagvaarding: “het hele huis, de keuken, beneden, hal, 1ste verdieping, zolder en extra”).
De rechtbank wijst partijen er op dat de op te stellen lijst als doel heeft om de nog te benoemen deskundige in staat te stellen advies uit te brengen over een redelijke prijs voor de uitgevoerde werkzaamheden. [eiser] , die zich als eerste mag uitlaten, dient daarvoor aan te geven welke werkzaamheden zijn uitgevoerd, welk materiaal, als dat relevant is, daarbij is gebruikt en welke overige kosten zijn gemaakt.
[gedaagden] mag daarop vervolgens reageren.
Partijen mogen, voor zover dat voor de vaststelling van een redelijke prijs door de deskundige nodig is, hun stellingen kort toelichten. Het is niet de bedoeling dat partijen hun discussie over de wel of niet gemaakte prijsafspraken voortzetten.
4.19.
Onder verwijzing naar hetgeen hierna nog bij de bespreking van de (voorwaardelijke) vordering in reconventie zal worden overwogen (zie r.o. 4.28), vermeldt de rechtbank hier alvast dat bij de bepaling van een redelijke vergoeding, geen rekening moet worden gehouden met eventuele tekortkomingen bij het uitvoeren van de afgesproken werkzaamheden.
4.20.
De rechtbank zal in een later stadium van deze procedure, dus nadat het deskundigenbericht is uitgebracht, nog ingaan op de vraag of de tijdens de tweede bespreking tussen partijen gemaakte inschatting van [eiser] dat de kosten op ruim
€ 80.000 zouden uitkomen en de reactie van [gedaagde 1] daarop inhoudende dat zij slechts een budget van € 50.000,00 hadden, invloed hebben op de verwachtingen die partijen mochten hebben ten aanzien van de hoogte van een redelijke vergoeding.
4.21.
De rechtbank acht het, voor de vaststelling van een redelijke prijs, voorshands nodig een deskundigenbericht in te winnen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.22.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van kostenbegroting voor bouwprojecten en dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1. Wat is in uw visie een redelijke vergoeding voor de door [eiser] en/of haar onderaannemers uitgevoerde werkzaamheden (zie de lijst xxxx –
toevoeging rb: deze lijst dient nog te worden opgesteld) voor de verbouwing van de woning, staande en gelegen aan de [adres] [postcode] te [plaats] (gemeente ’s-Hertogenbosch)?
a. wilt u er daarbij van uitgaan dat alle facturen voor de uitgevoerde werkzaamheden en de gebruikte materialen in de woning van [gedaagden] ook daadwerkelijk bij [gedaagden] en niet bij [naam] B.V. in rekening zijn gebracht (zodat de BTW niet aftrekbaar is) en dat alle ontvangen betalingen worden/zijn opgenomen in de boekhouding van [eiser] ;
b. Wilt u uitgaan van een uurtarief voor [eiser] van € 30,00 exclusief BTW en van een uurtarief van de door hem ingeschakelde onderaannemers en de materiaalkosten conform de in de branche gangbare tarieven;
c. Wilt u bij de bepaling van een redelijke vergoeding eventuele tekortkomingen bij het uitvoeren van de afgesproken werkzaamheden negeren;
2. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.23.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eiser] moeten worden betaald.
4.24.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor akte uitlating door beide partijen. [eiser] zal als eerste in de gelegenheid zijn zich uit te laten over het voorgenomen deskundigenbericht en het opstellen en het in het geding brengen van de hiervoor in alinea 4.18. genoemde lijst. Vervolgens zal [gedaagden] hierop mogen reageren.
4.25.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
in voorwaardelijke reconventie.
4.26.
[gedaagden] heeft voorwaardelijk (voor het geval dat de rechtbank van oordeel zal zijn dat [gedaagden] nog enig bedrag verschuldigd zal zijn aan [eiser] ) gevorderd dat [eiser] zal worden veroordeeld tot, kort gezegd, reparatie van de in de alinea’s 56 tot en met 66 van de conclusie van antwoord in conventie / eis in reconventie genoemde gebreken.
Het gaat hierbij over de volgende door [gedaagden] genoemde gebreken:
De badkamer:
  • de inbouwthermostaat in de badkamer is verkeerd gedemonteerd;
  • de tegels in de badkamer zijn tot twee keer toe niet netjes/deugdelijk afgewerkt; [gedaagden] heeft voor de nieuwe tegels betaald en daardoor schade geleden.
  • het stucwerk en afwerking van de badkamer zijn niet naar behoren;
Het toilet op de eerste verdieping:
- de vloer in het toilet op de eerste verdieping is niet goed gelegd, deze kunststofvloer bevat inmiddels luchtbubbels en scheuren;
Het toilet op de begane grond:
  • de vloer in het toilet op de begane grond is niet goed gelegd, ook deze kunststofvloer bevat inmiddels luchtbubbels en scheuren;
  • de overgang van de toiletvloer naar de plinten is niet naar behoren;
  • de afzuiging is niet goed doordacht bij het plaatsen van de koof, waardoor er een geïmproviseerd afzuigrooster is gemonteerd.
  • de betonlook op de achterwand is niet goed afgewerkt en er zijn onnodig twee gaten geboord;
De keuken:
  • de plint onder de vaatwasser is niet naar behoren bevestigd;
  • tegels zijn mee geschilderd;
  • de overloop van de keuken naar de eetkamer is amateuristisch te noemen en de overloop naar de vloeren is niet mooi aangebracht;
De slaapkamer:
  • het mechanisme van de zonwering is niet netjes afgewerkt;
  • het schilderwerk van de gordijnkant is niet naar behoren;
Begane grond algemeen:
  • het stucwerk bij de wand aan de tv-zijde is niet goed afgewerkt en beschadigd door de werkzaamheden door [eiser] ;
  • in de nis is voor de vloer verschillende soorten hout gebruikt, met kleurverschil tot gevolg;
  • de afdeklatten bij de plinten op de vloer zijn niet naar behoren gelegd;
  • de afwerking van het kozijn in de woonkamer is onvoldoende;
  • de trappen zijn gefreesd, zodat een antislopstrip op de trede zou kunnen komen te liggen, in plaats daarvan ligt de antislipstrip er nu in;
[gedaagden] vordert, voorwaardelijk, dat [eiser] zal worden veroordeeld om tot herstel over te gaan onder oplegging van een dwangsom.
4.27.
[eiser] wijst er op dat [gedaagden] slechts in algemene zin stelt dat het werk niet conform de opdracht is opgeleverd. Door [gedaagden] wordt dit standpunt niet nader toegelicht, zodat zij niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
Bovendien heeft [gedaagde 1] pas een jaar na de oplevering voor het eerst geklaagd over de door haar gestelde gebreken. Alleen al door het tijdsverloop kan niet meer worden vastgesteld of sprake is van een tekortkoming door [eiser] dan wel of sprake is van gebruikersschade.
Verder wijst [eiser] er op dat het werk op 6 augustus 2019 is opgeleverd (zie ook [gedaagden] in alinea 8 van hun conclusie). Op grond van het derde lid van artikel 7:758 BW geldt dat de aannemer is ontslagen van aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Als [gedaagden] van mening was dat er gebreken waren, dan had zij dit, tenminste voor wat betreft de zichtbare gebreken, bij de oplevering moeten melden. De door [gedaagden] genoemde gebreken zijn allemaal visueel waarneembaar.
Ten slotte wijst [eiser] er op dat [gedaagden] de klachtplicht (artikel 6:89 BW) heeft geschonden door niet binnen bekwame tijd nadat het gebrek is ontdekt of redelijkerwijze had moeten worden ontdekt bij de schuldenaar te klagen. [gedaagden] heeft immers pas na een jaar over de vermeende gebreken geklaagd, zodat zij ook om die reden haar rechten heeft verloren.
4.28.
Vooruitlopend op het antwoord op de vraag of aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingediend is voldaan, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de door [gedaagden] overgelegde foto’s in combinatie met de gegeven omschrijving lijken er op te duiden dat de gestelde gebreken zichtbare gebreken zijn. Dat deze gebreken pas na de oplevering, die op 6 augustus 2019 plaatsvond, zijn ontdekt en ook redelijkerwijs niet eerder konden worden ontdekt volgt niet uit de stellingen van [gedaagden] De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de gestelde gebreken op 6 augustus 2019 al bekend waren bij [gedaagden] Dat betekent dat [gedaagden] gelet op het bepaalde in het derde lid van artikel 7:758 BW, de gebreken op datum oplevering aan [eiser] had moeten melden. [gedaagden] stelt wel dat zij de gebreken heeft genoemd, maar dit wordt door [eiser] betwist. Het had dan op de weg van [gedaagden] om uitleg te geven over de wijze van communicatie met [eiser] over de gestelde gebreken. De enkele stelling dat op enig moment voorafgaand aan de oplevering via Whatsapp zou zijn geklaagd over bepaalde gestelde gebreken is daarvoor niet voldoende, met name niet nu [eiser] stelt dat ver voor de datum van oplevering is geklaagd over gebreken en dat die gebreken voor de oplevering zijn hersteld. [gedaagden] heeft haar vordering inzake de gestelde gebreken dan ook onvoldoende onderbouwd, zodat deze, als al komt vast te staan dat aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingediend is voldaan, bij eindvonnis zal worden afgewezen.
4.29.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 april 2022voor het nemen van een akte door [eiser] , zoals bepaald in r.o. 4.18 en 4.22 en (samenvattend) in 4.24,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in voorwaardelijke reconventie
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2022.